Jehovah veracht een gebroken hart niet
„De slachtoffers aan God zijn een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart, o God, zult gij niet verachten.” — PSALM 51:17.
1. Hoe beziet Jehovah zijn aanbidders die ernstig zondigen maar berouwvol zijn?
JEHOVAH kan ’de toegang tot zichzelf versperren als met een wolkgevaarte, opdat het gebed niet kan doordringen’ (Klaagliederen 3:44). Maar hij wil te bereiken zijn voor zijn volk. Zelfs als een van zijn aanbidders ernstig zou zondigen maar berouwvol is, denkt onze hemelse Vader aan het goede wat die persoon heeft gedaan. Daarom kon de apostel Paulus tot medechristenen zeggen: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten.” — Hebreeën 6:10.
2, 3. Wat dienen christelijke ouderlingen in aanmerking te nemen wanneer zij met dwalende medegelovigen te maken hebben?
2 Christelijke ouderlingen dienen eveneens de getrouwe dienst die medegelovigen jarenlang voor God hebben verricht, in aanmerking te nemen. Dit omvat ook de heilige dienst die is verricht door berouwvolle personen die een misstap hebben begaan of die zelfs ernstig gezondigd hebben. Christelijke herders hebben het geestelijke welzijn van allen die zich in de kudde Gods bevinden op het oog. — Galaten 6:1, 2.
3 Een berouwvolle kwaaddoener heeft Jehovah’s barmhartigheid nodig. Toch wordt er meer vereist. Dit wordt duidelijk gemaakt door de in Psalm 51:10-19 opgetekende woorden van David.
Een zuiver hart noodzakelijk
4. Waarom bad David om een zuiver hart en een nieuwe geest?
4 Als een opgedragen christen zich vanwege zonde in een slechte geestelijke toestand bevindt, wat zou hij dan behalve Jehovah’s barmhartigheid en vergevensgezindheid nog meer nodig kunnen hebben? Welnu, David smeekte: „Schep in mij zelfs een zuiver hart, o God, en leg in mij een nieuwe, standvastige geest” (Psalm 51:10). David deed dit verzoek kennelijk omdat hij besefte dat de neiging tot het begaan van grove zonde nog steeds in zijn hart aanwezig was. Wellicht zijn wij niet betrokken geraakt in soortgelijke zonden als waarin David in verband met Bathseba en Uria verstrikt was geraakt, maar wij hebben Jehovah’s hulp nodig om niet te zwichten voor de verleiding ons schuldig te maken aan ernstig zondig gedrag van welke aard dan ook. Bovendien kan het zijn dat wij persoonlijk goddelijke hulp nodig hebben om zondige trekken als begerigheid en haat — misdaden die verwant zijn aan diefstal en moord — uit ons hart te verwijderen. — Kolossenzen 3:5, 6; 1 Johannes 3:15.
5. (a) Wat betekent het een zuiver hart te hebben? (b) Waar ging Davids verlangen naar uit toen hij om een nieuwe geest vroeg?
5 Jehovah verlangt dat zijn dienstknechten „een zuiver hart” hebben, dat wil zeggen, zuivere motieven of bedoelingen. In het besef dat hij een dergelijke zuiverheid niet had tentoongespreid, bad David of God zijn hart wilde reinigen en het in harmonie met goddelijke maatstaven wilde brengen. De psalmist wilde ook een nieuwe, oprechte geest, of geestelijke geneigdheid. Hij had een geest nodig die hem zou helpen weerstand te bieden aan verleiding en stevig vast te houden aan Jehovah’s wetten en beginselen.
Heilige geest van levensbelang
6. Waarom smeekte David dat Jehovah zijn heilige geest niet van hem zou wegnemen?
6 Wanneer wij wegens onze fouten of overtredingen wanhopig zijn, zouden wij kunnen denken dat God op het punt staat ons te verwerpen en zijn heilige geest, of werkzame kracht, van ons weg te nemen. David dacht dit, want hij smeekte Jehovah: „Werp mij niet weg van voor uw aangezicht; en uw heilige geest, o neem die niet van mij weg” (Psalm 51:11). De door wroeging gekwelde en nederige David dacht dat zijn zonden hem onwaardig hadden gemaakt Jehovah te dienen. Weggeworpen te worden van voor Gods aangezicht zou betekenen zijn gunst, vertroosting en zegen te verliezen. Wilde David geestelijk hersteld worden, dan had hij Jehovah’s heilige geest nodig. Wanneer die geest op hem rustte, kon de koning gebedsvol goddelijke leiding zoeken teneinde Jehovah te behagen, kon hij zonde vermijden en kon hij met wijsheid regeren. Aangezien David besefte dat hij gezondigd had tegen de Gever van heilige geest, smeekte hij terecht dat Jehovah die geest niet van hem zou wegnemen.
7. Waarom dienen wij om heilige geest te bidden en moeten wij ervoor oppassen die te bedroeven?
7 Hoe staat het met ons? Wij dienen om heilige geest te bidden en moeten ervoor oppassen die te bedroeven door na te laten de leiding ervan te volgen (Lukas 11:13; Efeziërs 4:30). Anders zouden wij de geest kunnen verliezen en zouden wij de door God geschonken vrucht van die geest — liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing — niet kunnen tentoonspreiden. Jehovah God zou vooral zijn heilige geest van ons wegnemen als wij onberouwvol tegen hem zouden blijven zondigen.
Uitbundige vreugde van redding
8. Indien wij zondigen maar graag de vreugde van redding smaken, wat is dan noodzakelijk?
8 Een berouwvolle zondaar die geestelijk hersteld wordt, kan zich weer verheugen in Jehovah’s voorziening van redding. Met een vurig verlangen hiernaar richtte David de volgende smeekbede tot God: „Schenk mij toch weer de uitbundige vreugde van de redding door u, en moogt gij mij ook met een gewillige geest steunen” (Psalm 51:12). Hoe heerlijk was het zich uitbundig te verheugen in de zekere hoop van redding door Jehovah God! (Psalm 3:8) Nadat David tegen God had gezondigd, streefde hij ernaar weer de vreugde van de redding door Hem te smaken. In latere tijden voorzag Jehovah in redding door middel van het loskoopoffer van zijn Zoon, Jezus Christus. Indien wij als Gods opgedragen dienstknechten ernstig zondigen maar graag weer de vreugde van redding smaken, moeten wij een berouwvolle houding hebben om te voorkomen dat wij tegen de heilige geest zondigen. — Mattheüs 12:31, 32; Hebreeën 6:4-6.
9. Wat verzocht David toen hij God vroeg hem „ook met een gewillige geest” te steunen?
9 David vroeg of Jehovah hem „ook met een gewillige geest” wilde steunen. Klaarblijkelijk duidt dit niet op Gods bereidheid om hulp te bieden of op zijn heilige geest, maar op de geestelijke neiging waardoor David werd aangedreven. David wilde dat God hem zou steunen door hem een geest van bereidwilligheid te schenken om te doen wat juist was en niet nog eens in zonde te vervallen. Jehovah God steunt zijn dienstknechten voortdurend en richt degenen op die door verscheidene beproevingen neergebogen zijn (Psalm 145:14). Wat is het vertroostend dit te beseffen, vooral als wij gezondigd hebben maar door wroeging gekweld worden en Jehovah altijd getrouw willen dienen!
Wat moet overtreders geleerd worden?
10, 11. (a) Wat kon David Israëlitische overtreders leren? (b) Wat moest David eerst zelf doen voordat hij zondaars iets kon leren?
10 Indien God het zou toestaan, wilde David onzelfzuchtig iets doen waaruit zijn waardering voor Jehovah’s barmhartigheid zou blijken en waardoor anderen geholpen zouden worden. Met op Jehovah gerichte godvruchtige gevoelens verklaarde de berouwvolle koning vervolgens: „Ik wil overtreders uw wegen leren, opdat zelfs zondaars rechtsomkeert mogen maken tot u” (Psalm 51:13). Hoe kon de zondige David overtreders van Gods Wet iets leren? Wat zou hij hun kunnen vertellen? En wat voor goeds zou hierdoor tot stand gebracht worden?
11 Wanneer David Israëlitische overtreders Jehovah’s wegen zou verklaren in de hoop hen van een slechte weg af te keren, kon hij erop wijzen hoe slecht zonde is, wat berouw inhoudt en wat men moet doen om Gods barmhartigheid te ontvangen. Aangezien David de ondraaglijke pijn van Jehovah’s misnoegen en de kwelling van een schuldig geweten had ervaren, zou hij ongetwijfeld een meedogende leraar van berouwvolle, diepbedroefde zondaars zijn. Natuurlijk kon hij zijn voorbeeld pas tot lering van anderen doen zijn nadat hij zelf Jehovah’s richtlijnen had aanvaard en Zijn vergiffenis had ontvangen, want degenen die weigeren zich aan goddelijke vereisten te onderwerpen, hebben geen recht ’Gods voorschriften op te sommen’. — Psalm 50:16, 17.
12. Hoe trok David profijt van de wetenschap dat God hem van bloedschuld had bevrijd?
12 Zijn intenties in een andere vorm herhalend, zei David: „Bevrijd mij van bloedschuld, o God, de God van mijn redding, opdat mijn tong vreugdevol over uw rechtvaardigheid moge vertellen” (Psalm 51:14). Bloedschuld bracht veroordeling tot de dood met zich (Genesis 9:5, 6). De wetenschap dat de God van zijn redding hem van bloedschuld in verband met Uria had bevrijd, zou David dus vrede des harten en vrede des geestes geven. Zijn tong kon dan vreugdevol over Gods rechtvaardigheid, niet zijn eigen rechtvaardigheid, zingen (Prediker 7:20; Romeinen 3:10). David kon zijn immoraliteit niet ongedaan maken noch Uria uit het graf terugbrengen, evenals het voor een thans levend persoon niet mogelijk is de eerbaarheid van iemand die hij heeft verleid te herstellen of iemand die hij heeft gedood een opstanding te geven. Moeten wij dit niet overdenken wanneer wij met verleiding worden geconfronteerd? En hoezeer dienen wij de barmhartigheid te waarderen die Jehovah ons in rechtvaardigheid betoont! In feite dient waardering ons ertoe aan te zetten anderen de weg te wijzen naar deze Bron van rechtvaardigheid en vergevensgezindheid.
13. Alleen onder welke omstandigheden kan een zondaar zijn lippen terecht openen om Jehovah te loven?
13 Geen enkele zondaar kan zijn lippen terecht openen om Jehovah te loven tenzij God ze als het ware op barmhartige wijze opent om Zijn waarheden te spreken. Derhalve zong David: „O Jehovah, moogt gij deze lippen van mij openen, opdat mijn eigen mond uw lof moge vertellen” (Psalm 51:15). Nadat Davids geweten ontlast was omdat God hem vergiffenis had geschonken, zou hij ertoe aangedreven worden overtreders de wegen van Jehovah te leren en kon hij Hem vrijuit verheerlijken. Allen die net als David vergiffenis van hun zonden hebben ontvangen, dienen waardering te hebben voor de onverdiende goedheid die Jehovah jegens hen heeft getoond, en zij behoren elke gelegenheid aan te grijpen om Gods waarheid bekend te maken en ’zijn lof te vertellen’. — Psalm 43:3.
Aanvaardbare slachtoffers voor God
14. (a) Welke slachtoffers werden volgens het Wetsverbond vereist? (b) Waarom zou het onjuist zijn te denken dat wij voortdurend kwaaddoen kunnen compenseren door enkele goede dingen te doen?
14 Op grond van het diepe inzicht dat David had verworven, kon hij zeggen: „Want gij [Jehovah] schept geen behagen in slachtoffer — anders zou ik het geven; in een volledig brandoffer hebt gij geen welgevallen” (Psalm 51:16). Onder het Wetsverbond moesten er dierenoffers aan God worden gebracht. Maar Davids zonden van overspel en moord, waarop de doodstraf stond, konden niet door zulke offers worden verzoend. Anders zou geen uitgave hem te hoog zijn geweest om dierenoffers aan Jehovah te brengen. Zonder diepgevoeld berouw zijn slachtoffers waardeloos. Het zou daarom onjuist zijn te denken dat wij voortdurend kwaaddoen zouden kunnen compenseren door enkele goede dingen te doen.
15. Wat is de houding van een opgedragen persoon die een gebroken geest heeft?
15 David zei verder: „De slachtoffers aan God zijn een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart, o God, zult gij niet verachten” (Psalm 51:17). In het geval van een berouwvolle zondaar bestaan aanvaardbare ’slachtoffers aan God in een gebroken geest’. Zo iemand legt geen strijdlustige houding aan de dag. Het hart van een opgedragen persoon die een gebroken geest heeft, is diepbedroefd over zijn zonde, is verootmoedigd omdat hij zich bewust is van Gods afkeuring en is bereid om alles te doen teneinde Gods gunst te herwinnen. Wij kunnen God niets waardevols aanbieden tenzij wij berouw hebben van onze zonden en hem met heel ons hart exclusief toegewijd zijn. — Nahum 1:2.
16. Hoe beziet God iemand die diepbedroefd is over zijn zonde?
16 God wijst een slachtoffer in de vorm van een gebroken en verbrijzeld hart niet af. Laten wij ons daarom ondanks elke eventuele moeilijkheid waarmee wij als zijn volk worden geconfronteerd, niet aan wanhoop overgeven. Als wij op het pad des levens zijn gestruikeld op een manier die ons hart doet roepen om goddelijke barmhartigheid, is de situatie niet hopeloos. Zelfs als wij ernstig gezondigd hebben maar berouwvol zijn, zal Jehovah ons niet afwijzen als wij met een gebroken hart tot hem naderen. Hij zal ons op basis van Christus’ loskoopoffer vergeven en zal ons in Zijn gunst herstellen (Jesaja 57:15; Hebreeën 4:16; 1 Johannes 2:1). Evenals David dienen wij echter om herstel in Gods gunst te bidden en niet om ontkoming aan de noodzakelijke terechtwijzing of correctie. God vergaf David, maar hij kastijdde hem ook. — 2 Samuël 12:11-14.
Bezorgdheid voor de zuivere aanbidding
17. Wat moeten zondaars behalve dat zij om Gods vergeving smeken, nog meer doen?
17 Als wij de een of andere ernstige zonde hebben begaan, zal dit ons ongetwijfeld diep verontrusten, en een boetvaardig hart zal ons ertoe aanzetten God om vergiffenis te smeken. Laten wij echter ook voor anderen bidden. Hoewel David ernaar verlangde God weer op aanvaardbare wijze te kunnen aanbidden, werden in zijn psalm anderen niet zelfzuchtig buiten beschouwing gelaten. De volgende smeekbede tot Jehovah is erin opgenomen: „Doe in uw goede wil toch wèl aan Sion; moogt gij de muren van Jeruzalem bouwen.” — Psalm 51:18.
18. Waarom bad de berouwvolle David voor Sion?
18 Ja, David verlangde ernaar in goddelijke gunst hersteld te worden. De nederige psalmist bad echter ook dat ’God in zijn goede wil wèl zou doen aan Sion’, Israëls hoofdstad, Jeruzalem, waar David had gehoopt Gods tempel te bouwen. Davids zware zonden hadden de hele natie in gevaar gebracht, want het gehele volk had schade kunnen lijden wegens het kwaaddoen van de koning. (Vergelijk 2 Samuël hfdst. 24.) In feite hadden zijn zonden „de muren van Jeruzalem” ondermijnd, zodat ze nu herbouwd moesten worden.
19. Waar zouden wij, als wij hebben gezondigd maar ons vergiffenis is geschonken, terecht om kunnen bidden?
19 Indien wij ernstig hebben gezondigd maar Gods vergiffenis hebben ontvangen, zou het passend zijn te bidden dat hij op de een of andere manier de eventuele schade herstelt die door ons gedrag is aangericht. Het kan zijn dat wij smaad over zijn heilige naam hebben gebracht, de gemeente hebben ondermijnd en ons gezin bedroefd hebben. Onze liefdevolle hemelse Vader kan de eventuele smaad die over zijn naam is gebracht, verwijderen, kan de gemeente door middel van zijn heilige geest opbouwen en kan de harten van onze geliefden die hem liefhebben en dienen, vertroosten. Of er nu wel of geen zonde bij betrokken is, wij dienen ons vanzelfsprekend altijd te bekommeren om de heiliging van Jehovah’s naam en het welzijn van zijn volk. — Mattheüs 6:9.
20. Onder welke omstandigheden zou Jehovah behagen hebben in Israëls slachtoffers en offergaven?
20 Wat zou er verder nog gebeuren als Jehovah de muren van Sion zou herbouwen? David zong: „In dat geval zult gij [Jehovah] behagen hebben in slachtoffers van rechtvaardigheid, in brandoffer en volledig offer; in dat geval zullen er stieren worden geofferd op uw eigen altaar” (Psalm 51:19). David verlangde er vurig naar dat Jehovah’s gunst op hem en de natie zou rusten teneinde Hem op aanvaardbare wijze te kunnen aanbidden. Dan zou God behagen hebben in hun brandoffers en volledige offers. Dit zou zo zijn omdat het slachtoffers van rechtvaardigheid zouden zijn die werden gebracht door opgedragen, oprechte en berouwvolle mensen die Gods gunst genoten. Uit dankbaarheid voor Jehovah’s barmhartigheid zouden zij op zijn altaar stieren offeren, de beste en duurste offers. In deze tijd eren wij Jehovah door hem het beste te brengen wat wij hebben. En onze offers omvatten „de jonge stieren van onze lippen”, slachtoffers van lof voor onze barmhartige God, Jehovah. — Hosea 14:2; Hebreeën 13:15.
Jehovah hoort ons hulpgeroep
21, 22. Welke voor ons nuttige lessen staan in Psalm 51?
21 Davids hartgrondige gebed dat in Psalm 51 opgetekend staat, laat ons zien dat wij met een oprecht berouwvolle geest op onze zonde moeten reageren. Deze psalm bevat ook duidelijke lessen waar wij profijt van kunnen trekken. Bijvoorbeeld de les dat wij als wij zondigen maar berouw hebben, op Gods barmhartigheid kunnen vertrouwen. Laten wij ons echter voornamelijk bekommeren om de eventuele smaad die wij misschien over Jehovah’s naam hebben gebracht (vers 1-4). Net als David kunnen wij op grond van onze overgeërfde zondigheid onze hemelse Vader om barmhartigheid smeken (vers 5). Wij dienen eerlijk te zijn en wij moeten van God afkomstige wijsheid zoeken (vers 6). Als wij gezondigd hebben, moeten wij Jehovah smeken of hij ons wil reinigen en ons een zuiver hart en een standvastige geest wil geven. — Vers 7-10.
22 Uit Psalm 51 kunnen wij ook opmaken dat wij het nooit zo ver mogen laten komen dat wij in zonde verharden. Als wij dit zouden doen, zou Jehovah zijn heilige geest, of werkzame kracht, van ons wegnemen. Maar indien Gods geest op ons rust, kunnen wij anderen met succes zijn wegen leren (vers 11-13). Indien wij zondigen maar berouw hebben, zal Jehovah ons vergunnen hem te blijven loven omdat hij een gebroken en verbrijzeld hart nooit veracht (vers 14-17). Deze psalm laat verder zien dat onze gebeden niet alleen op onszelf gericht dienen te zijn. Wij dienen veeleer te bidden om de zegen en het geestelijke welzijn van allen die een aandeel hebben aan de zuivere aanbidding van Jehovah. — Vers 18, 19.
23. Waarom dient Psalm 51 ons ertoe te bewegen moedig en optimistisch te zijn?
23 Deze ontroerende psalm van David dient ons te motiveren moedig en optimistisch te zijn. De psalm helpt ons te beseffen dat wij zelfs als wij in zonde struikelen, niet hoeven te denken dat de situatie hopeloos is. Waarom niet? Omdat indien wij berouwvol zijn, Jehovah’s barmhartigheid ons voor wanhoop kan behoeden. Als wij boetvaardig zijn en volledig toegewijd aan onze liefdevolle hemelse Vader hoort hij onze roep om barmhartigheid. En hoe vertroostend is het te weten dat Jehovah een gebroken hart niet veracht!
Wat zou u antwoorden?
◻ Waarom hebben christenen een zuiver hart en Gods heilige geest nodig?
◻ Wat kan iemand die berouwvol is, aan overtreders van Jehovah’s wet leren?
◻ Hoe beziet Jehovah een gebroken en verbrijzeld hart?
◻ Welke lessen staan in Psalm 51?
[Illustratie op blz. 15]
Bidt u om heilige geest en past u ervoor op die te bedroeven?
[Illustratie op blz. 17]
Geef van waardering voor Jehovah’s onverdiende goedheid blijk door zijn waarheid bekend te maken