Vertrouw op Jehovah’s woord
„Ik heb vertrouwd op uw woord.” — Psalm 119:42.
1. Wat valt er te zeggen over de identiteit en de instelling van de schrijver van Psalm 119?
DE DICHTER van Psalm 119 had Jehovah’s woord lief. Die dichter kan prins Hizkia van Juda zijn geweest. De gevoelens die in dit geïnspireerde lied tot uiting komen, passen bij de instelling van Hizkia, die toen hij als koning van Juda regeerde ’aan Jehovah gehecht bleef’ (2 Koningen 18:3-7). Eén ding is zeker: de dichter was zich bewust van zijn geestelijke nood. — Mattheüs 5:3.
2. Wat is het thema van Psalm 119, en hoe is dit lied opgebouwd?
2 Een hoofdpunt van Psalm 119 is de waarde van Gods woord of boodschap.a Waarschijnlijk als geheugensteuntje heeft de schrijver er een alfabetisch lied van gemaakt. De 176 verzen zijn gebaseerd op opeenvolgende letters van het Hebreeuwse alfabet. In het oorspronkelijke Hebreeuws telt elk van de 22 strofen van deze psalm 8 regels, die met dezelfde letter beginnen. De psalm spreekt over Gods woord, wet, vermaningen, wegen, bevelen, voorschriften, geboden, rechterlijke beslissingen, toezeggingen en inzettingen. In dit en het volgende artikel zal Psalm 119 worden besproken aan de hand van een nauwkeurige vertaling van de Hebreeuwse bijbeltekst. Doordat we stil zullen staan bij ervaringen van Jehovah’s dienstknechten uit het verleden en deze tijd, zal ons begrip van dit door God geïnspireerde lied groeien en onze dankbaarheid voor Gods geschreven Woord, de bijbel, toenemen.
Gehoorzaam Gods woord en wees gelukkig
3. Leg uit en illustreer wat het wil zeggen onberispelijk te zijn.
3 We kunnen alleen echt gelukkig zijn als we in Gods wet wandelen (Psalm 119:1-8). Doen we dat, dan zal Jehovah ons als ’onberispelijk in onze weg’ beschouwen (Psalm 119:1). „Onberispelijk” wil dan niet zeggen dat we volmaakt zijn, maar het duidt wel aan dat we ernaar streven Jehovah’s wil te doen. Noach „betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten” als een man die „wandelde met de ware God”. Die getrouwe patriarch en zijn gezin overleefden de Vloed omdat hij de levensweg volgde die Jehovah had uitgestippeld (Genesis 6:9; 1 Petrus 3:20). Zo is ook onze overleving van het einde van deze wereld alleen mogelijk als we ’Gods bevelen zorgvuldig onderhouden’ en dus zijn wil doen. — Psalm 119:4.
4. Waarvan zijn ons geluk en succes afhankelijk?
4 Jehovah zal ons nooit verlaten als we ’hem prijzen in oprechtheid van hart en we zijn voorschriften blijven onderhouden’ (Psalm 119:7, 8). God verliet de Israëlitische leider Jozua niet, die de raad opvolgde ’dag en nacht in het wetboek te lezen opdat hij alles zou doen wat erin geschreven stond’. Dat maakte hem succesvol en stelde hem in staat wijs te handelen (Jozua 1:8). Tegen het einde van zijn leven prees Jozua God nog steeds en kon hij de Israëlieten onder de aandacht brengen: „Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven” (Jozua 23:14). Net als Jozua en de schrijver van Psalm 119 kunnen wij gelukkig en succesvol zijn door Jehovah te loven en op zijn woord te vertrouwen.
Jehovah’s woord houdt ons rein
5. (a) Hoe kunnen we geestelijk rein blijven? (b) Welke hulp is er voor een jongere die een ernstige zonde heeft begaan?
5 We kunnen geestelijk rein zijn als we ’op onze hoede blijven overeenkomstig Gods woord’ (Psalm 119:9-16). Dat is zelfs het geval als onze ouders ons geen goed voorbeeld hebben gegeven. Hoewel Hizkia’s vader een afgodenaanbidder was, ’reinigde Hizkia zijn pad’, mogelijk van heidense invloeden. Stel dat een jongere die God in deze tijd dient, een ernstige zonde begaat. Dan kunnen berouw, gebed, de hulp van zijn ouders en de liefdevolle steun van christelijke ouderlingen hem helpen net als Hizkia te zijn en ’zijn pad te reinigen en op zijn hoede te blijven’. — Jakobus 5:13-15.
6. Welke vrouwen ’reinigden hun pad en bleven op hun hoede overeenkomstig Gods woord’?
6 Hoewel Rachab en Ruth leefden lang voordat Psalm 119 werd geschreven, ’reinigden ze hun pad’. Rachab was een Kanaänitische prostituee, maar ze kwam bekend te staan om haar geloof als aanbidster van Jehovah (Hebreeën 11:30, 31). De Moabitische Ruth zei haar eigen goden vaarwel, diende Jehovah en hield zich aan zijn Wet voor Israël (Ruth 1:14-17; 4:9-13). Deze niet-Israëlitische vrouwen bleven allebei ’op hun hoede overeenkomstig Gods woord’ en hadden het schitterende voorrecht voorouders van Jezus Christus te worden. — Mattheüs 1:1, 4-6.
7. Hoe gaven Daniël en drie andere Hebreeuwse jongeren een schitterend voorbeeld door ervoor te zorgen dat ze geestelijk rein bleven?
7 „De neiging van ’s mensen hart is slecht van zijn jeugd af”, maar jonge mensen kunnen een rein pad bewandelen, zelfs in deze verdorven wereld waarover Satan de scepter zwaait (Genesis 8:21; 1 Johannes 5:19). Als ballingen in Babylon bleven Daniël en nog drie Hebreeuwse jongeren ’op hun hoede overeenkomstig Gods woord’. Ze wilden zich bijvoorbeeld niet verontreinigen „met de lekkernijen van de koning” (Daniël 1:6-10). De Babyloniërs aten onreine dieren, dieren die bij de Mozaïsche wet verboden waren (Leviticus 11:1-31; 20:24-26). Ze hadden niet de gewoonte geslachte dieren te laten uitbloeden, en dat ze niet-uitgebloed vlees aten, was in strijd met Gods wet op bloed (Genesis 9:3, 4). Geen wonder dat de vier Hebreeën niet van de lekkernijen van de koning wilden eten! Die godvrezende jongeren bleven geestelijk rein en gaven zo een schitterend voorbeeld.
Gods woord is een hulp om getrouw te blijven
8. Welke instelling en kennis hebben we nodig om Gods wet te begrijpen en in praktijk te brengen?
8 Liefde voor Gods woord is een grote hulp om Jehovah trouw te blijven (Psalm 119:17-24). Als we net zo zijn als de geïnspireerde psalmist, zal het onze vurige wens zijn „de wonderbare dingen” uit Gods wet te begrijpen. We zullen constant ’verlangen naar Jehovah’s rechterlijke beslissingen’, en ’zijn vermaningen zullen onze lust zijn’ (Psalm 119:18, 20, 24). Hebben we, ook al is het nog maar kort geleden dat we ons aan Jehovah hebben opgedragen, ’een verlangen gevormd naar de onvervalste melk die tot het woord behoort’? (1 Petrus 2:1, 2) We moeten de elementaire bijbelse leerstellingen begrijpen om beter in staat te zijn Gods wet te bevatten en in praktijk te brengen.
9. Hoe moeten we reageren als Gods wet en de eisen van mensen met elkaar in botsing komen?
9 We kunnen wel buitengewoon gesteld zijn op Gods vermaningen, maar als „vorsten” nu om de een of andere reden tegen ons samenspannen? (Psalm 119:23, 24) Tegenwoordig proberen mensen met gezag ons er vaak toe te dwingen menselijke wetten boven de wet van God te laten gaan. Wat zullen we doen als de eisen van mensen en de wil van God met elkaar in botsing komen? Onze liefde voor Gods woord zal ons helpen Jehovah trouw te blijven. Net als de vervolgde apostelen van Jezus Christus zullen we zeggen: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Handelingen 5:29.
10, 11. Illustreer hoe we onder de moeilijkste omstandigheden onze rechtschapenheid tegenover Jehovah kunnen bewaren.
10 Zelfs onder de moeilijkste omstandigheden kunnen we Jehovah trouw blijven (Psalm 119:25-32). Willen we erin slagen onze rechtschapenheid tegenover God te bewaren, dan moeten we bereid zijn ons te laten onderwijzen en vurig om zijn onderricht bidden. Ook moeten we „de weg der getrouwheid” kiezen. — Psalm 119:26, 30.
11 Hizkia, die Psalm 119 geschreven kan hebben, koos „de weg der getrouwheid”, ook al was hij omringd door valse aanbidders en werd hij misschien zelfs bespot door leden van het koninklijk hof. Zeer waarschijnlijk was het aan zulke omstandigheden te wijten dat ’zijn ziel slapeloos van droefheid was’ (Psalm 119:28). Maar Hizkia vertrouwde op God, was een goede koning en deed „wat recht was in Jehovah’s ogen” (2 Koningen 18:1-5). Als wij ons op God verlaten, kunnen ook wij beproevingen verduren en onze rechtschapenheid bewaren. — Jakobus 1:5-8.
Jehovah’s woord schenkt moed
12. Hoe kunnen we Psalm 119:36, 37 persoonlijk in praktijk brengen?
12 Als we ons door Gods woord laten leiden, krijgen we de moed die nodig is om de beproevingen van het leven aan te kunnen (Psalm 119:33-40). Nederig smeken we om Jehovah’s onderricht opdat we zijn wet ’met heel ons hart’ kunnen onderhouden (Psalm 119:33, 34). Net als de psalmist vragen we God: „Neig mijn hart tot uw vermaningen, en niet tot gewin” of „onrechtvaardige winst” (Psalm 119:36; vtn.). Evenals de apostel Paulus ’gedragen we ons in alle dingen eerlijk’ (Hebreeën 13:18). Als een werkgever wil dat we iets doen wat niet eerlijk is, verzamelen we de moed om ons aan Gods richtlijnen te houden — en Jehovah zegent zo’n handelwijze altijd. Hij helpt ons in feite om alle slechte neigingen onder controle te houden. Laten we daarom bidden: „Wend mijn ogen af, opdat ze dat wat waardeloos is niet zien” (Psalm 119:37). Iets waardeloos, iets wat God haat, willen we toch nooit als iets aantrekkelijks beschouwen? (Psalm 97:10) Dat helpt ons om onder andere pornografie en spiritistische praktijken te vermijden. — 1 Korinthiërs 6:9, 10; Openbaring 21:8.
13. Hoe kwamen Jezus’ vervolgde discipelen aan de nodige moed om vrijmoedig te getuigen?
13 Nauwkeurige kennis van Gods woord geeft ons het nodige vertrouwen om moedig getuigenis te geven (Psalm 119:41-48). Het vergt beslist moed om ’iemand die ons smaadt te antwoorden’ (Psalm 119:42). Soms zullen we misschien te vergelijken zijn met Jezus’ vervolgde discipelen, die baden: „Jehovah, . . . geef uw slaven dat zij met alle vrijmoedigheid uw woord blijven spreken.” Het resultaat? „Zij werden allen zonder uitzondering met de heilige geest vervuld en spraken het woord van God met vrijmoedigheid.” Dezelfde Soevereine Heer geeft ons de moed om zijn woord met vrijmoedigheid te spreken. — Handelingen 4:24-31.
14. Wat helpt ons om net als Paulus moedig getuigenis te geven?
14 We zullen de nodige moed hebben om onbeschroomd getuigenis te geven als we „het woord der waarheid” liefhebben en ’Gods wet voortdurend onderhouden’ (Psalm 119:43, 44). Een ijverige studie van Gods geschreven Woord rust ons toe om ’voor koningen over zijn vermaningen te spreken’ (Psalm 119:46). Ook het gebed en Jehovah’s geest zullen ons helpen om de juiste dingen op een gepaste manier te zeggen (Mattheüs 10:16-20; Kolossenzen 4:6). Paulus sprak moedig over Gods vermaningen met eerste-eeuwse regeerders. Hij gaf bijvoorbeeld getuigenis aan de Romeinse stadhouder Felix, die ’hem aanhoorde inzake het geloof in Christus Jezus’ (Handelingen 24:24, 25). Paulus gaf ook getuigenis aan stadhouder Festus en koning Agrippa (Handelingen 25:22–26:32). Met Jehovah’s hulp kunnen ook wij moedige getuigen zijn die ’zich nooit schamen voor het goede nieuws’. — Romeinen 1:16.
Gods Woord geeft ons troost
15. Hoe kan Gods Woord troost bieden als anderen ons bespotten?
15 Jehovah’s Woord is een onfeilbare bron van troost (Psalm 119:49-56). Er zijn tijden dat we er bijzondere behoefte aan hebben getroost te worden. Hoewel we als Getuigen van Jehovah moedig onze stem laten horen, komt het soms voor dat „overmoedigen” — personen die zich overmoedig tegenover God gedragen — ’ons tot het uiterste bespotten’ (Psalm 119:51). Maar als we bidden, kunnen ons positieve dingen te binnen schieten die in Gods Woord staan en ’voelen we ons getroost’ (Psalm 119:52). Tijdens onze smeekbeden zullen we ons misschien een bijbelse wet of een schriftuurlijk beginsel herinneren waaruit we de troost en moed putten die we in een stresssituatie nodig hebben.
16. Wat hebben Gods dienstknechten ondanks vervolging niet gedaan?
16 De overmoedigen die de spot dreven met de psalmist waren Israëlieten — leden van een aan God opgedragen volk. Wat een schande! Laten wij daarentegen vastbesloten zijn nooit van Gods wet af te wijken (Psalm 119:51). Onder de nazivervolging of een soortgelijke behandeling hebben duizenden dienstknechten van God in de loop van de jaren geweigerd af te wijken van de wetten en beginselen in Gods Woord (Johannes 15:18-21). En het is geen zware last om Jehovah te gehoorzamen, want zijn voorschriften zijn voor ons als vertroostende melodieën. — Psalm 119:54; 1 Johannes 5:3.
Wees dankbaar voor Jehovah’s woord
17. Waartoe beweegt waardering voor Gods woord ons?
17 We tonen dat we dankbaar zijn voor Gods woord door ernaar te leven (Psalm 119:57-64). De psalmist ’beloofde Jehovah’s woorden te onderhouden’ en ’stond zelfs te middernacht op om God te danken voor Zijn rechtvaardige rechterlijke beslissingen’. Als wij ’s nachts wakker worden, is dat een prachtige gelegenheid om in gebed onze dankbaarheid aan God kenbaar te maken! (Psalm 119:57, 62) Onze waardering voor Gods woord beweegt ons ertoe Hem om onderricht te vragen en maakt ons tot blijde ’medestanders van hen die Jehovah vrezen’ — personen die een eerbiedig ontzag voor God hebben (Psalm 119:63, 64). Beter gezelschap is er op aarde niet te vinden!
18. Hoe verhoort Jehovah onze gebeden als „de koorden van de goddelozen [ons] omgeven”?
18 Als we met heel ons hart bidden en Jehovah nederig vragen ons te onderrichten, ’vermurwen we zijn aangezicht’ om ons in zijn gunst te verheugen. We moeten vooral bidden als „de koorden van de goddelozen [ons] omgeven” (Psalm 119:58, 61). Jehovah kan de koorden van beperking waarmee vijanden ons binden, doorsnijden zodat we het Koninkrijk kunnen blijven prediken en discipelen kunnen maken (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Dat is herhaaldelijk bewezen in landen waar ons werk verboden was.
Heb geloof in Gods woord
19, 20. In welke zin kan het goed zijn in ellende te verkeren?
19 Geloof in God en zijn woord helpt ons ellende te verduren en zijn wil te doen (Psalm 119:65-72). Hoewel overmoedigen de psalmist „met leugen besmeurd” hadden, zong hij: „Het is goed voor mij dat ik in ellende heb verkeerd” (Psalm 119:66, 69, 71). Hoe kan het voor wie dan ook van Jehovah’s dienstknechten nu goed zijn ellende mee te maken?
20 Als we in ellende verkeren, bidden we ongetwijfeld vurig tot Jehovah, en dat brengt ons nader tot hem. Misschien besteden we meer tijd aan de studie van Gods geschreven Woord en doen we meer moeite om het in praktijk te brengen. Dat leidt tot een gelukkiger leven. Maar stel nu dat er door onze reactie op ellende ongewenste eigenschappen aan het licht komen, zoals ongeduld en trots? Door vurig te bidden en dankzij de hulp van Gods Woord en geest kunnen we zulke zwakheden overwinnen en ons in vollediger mate ’met de nieuwe persoonlijkheid bekleden’ (Kolossenzen 3:9-14). Bovendien wordt ons geloof sterker als we tegenslagen verduren (1 Petrus 1:6, 7). Paulus trok profijt van de beproevingen die hij meemaakte omdat hij zich daardoor sterker op Jehovah ging verlaten (2 Korinthiërs 1:8-10). Laten wij toe dat lijden een goede uitwerking op ons heeft?
Vertrouw altijd op Jehovah
21. Wat gebeurt er als God overmoedigen beschaamd maakt?
21 Gods woord geeft ons een deugdelijke basis voor vertrouwen in Jehovah (Psalm 119:73-80). Als we werkelijk op onze Schepper vertrouwen, zullen we geen reden hebben om ons te schamen. We hebben echter behoefte aan troost wegens dat wat anderen doen en kunnen geneigd zijn te bidden: „Dat de overmoedigen beschaamd worden” (Psalm 119:76-78). Als Jehovah zulke mensen beschaamd maakt, leidt dat ertoe dat hun slechte daden aan de kaak worden gesteld en zijn grote naam wordt geheiligd. We kunnen er zeker van zijn dat vervolgers van Gods volk er echt niets mee winnen. Ze hebben bijvoorbeeld Jehovah’s Getuigen, die met heel hun hart op God vertrouwen, nooit kunnen uitroeien, en dat zal hun ook nooit lukken. — Spreuken 3:5, 6.
22. In welke zin was de psalmist „als een leren zak in de rook”?
22 Gods woord versterkt ons vertrouwen in hem als we vervolgd worden (Psalm 119:81-88). Doordat overmoedigen de psalmist vervolgden, voelde hij zich „als een leren zak in de rook” (Psalm 119:83, 86). In bijbelse tijden werden zakken van dierenhuid gebruikt om er water, wijn en andere vloeistoffen in te doen. Werden deze zakken niet gebruikt, dan zouden ze verschrompelen als ze bij een vuur werden gehangen in een vertrek zonder schoorsteen. Voelen wij ons door grote problemen of vervolging ooit „als een leren zak in de rook”? Vertrouw dan op Jehovah en bid: „Houd mij naar uw liefderijke goedheid in het leven, opdat ik de vermaning van uw mond moge onderhouden.” — Psalm 119:88.
23. Wat is bij onze bespreking van Psalm 119:1-88 gebleken, en wat zouden we ons kunnen afvragen nu we uitzien naar de studie van Psalm 119:89-176?
23 Uit wat we van de eerste helft van Psalm 119 besproken hebben, blijkt dat Jehovah zijn dienstknechten liefderijke goedheid betoont omdat ze op zijn woord vertrouwen en zeer gesteld zijn op zijn inzettingen, vermaningen, geboden en wetten (Psalm 119:16, 47, 64, 70, 77, 88). Het behaagt hem dat degenen die hem toegewijd zijn, op hun hoede blijven overeenkomstig zijn woord (Psalm 119:9, 17, 41, 42). We zien uit naar de studie van de rest van deze prachtige psalm en zouden ons in verband daarmee kunnen afvragen: laat ik mijn pad echt verlichten door Jehovah’s woord?
[Voetnoot]
a Hier wordt gedoeld op Jehovah’s boodschap, niet op de hele inhoud van de bijbel, Gods Woord.
Overzichtsvragen
• Waarvan is waar geluk afhankelijk?
• Hoe houdt Jehovah’s woord ons geestelijk rein?
• Op welke manieren schenkt Gods woord moed en troost?
• Waarom moeten we geloof hebben in Jehovah en zijn woord?
[Illustraties op blz. 11]
Ruth, Rachab en de jonge Hebreeuwse ballingen in Babylon ’bleven op hun hoede overeenkomstig Gods woord’
[Illustratie op blz. 12]
Paulus sprak moedig ’voor koningen over Gods vermaningen’