Jehovah is onze Helper
„Mijn hulp komt van Jehovah, de Maker van hemel en aarde.” — PSALM 121:2.
1, 2. (a) Waarom kunnen we zeggen dat we allemaal van tijd tot tijd hulp nodig hebben? (b) Wat voor Helper is Jehovah?
WIE van ons heeft nooit behoefte aan een helpende hand? In feite hebben we allemaal van tijd tot tijd hulp nodig — om een ernstig probleem aan te kunnen, een pijnlijk verlies te verwerken of onder een moeilijke beproeving te volharden. Mensen die hulp nodig hebben, wenden zich vaak tot een meelevende vriend of vriendin. Als we onze last met zo iemand kunnen delen, is hij vaak makkelijker te dragen. Maar er is een grens aan de hulp die een medemens kan bieden. Bovendien zijn anderen misschien niet altijd in staat te reageren als er hulp nodig is.
2 Er is echter een Helper die over onbeperkte kracht en middelen beschikt. Die Helper verzekert ons bovendien dat hij ons nooit in de steek zal laten. Hij werd geïdentificeerd door de psalmist, die vol vertrouwen verklaarde: „Mijn hulp komt van Jehovah” (Psalm 121:2). Waarom was deze psalmist ervan overtuigd dat Jehovah hem zou helpen? Laten we voor het antwoord op die vraag Psalm 121 eens onder de loep nemen. Dan zullen we kunnen begrijpen waarom ook wij vol vertrouwen naar Jehovah kunnen opzien als onze Helper.
Een onuitputtelijke Bron van hulp
3. Naar welke bergen heeft de psalmist waarschijnlijk zijn ogen opgeheven, en waarom?
3 Allereerst wees de psalmist erop dat het feit dat Jehovah alles geschapen heeft een basis voor vertrouwen is: „Ik zal mijn ogen opheffen naar de bergen. Vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp komt van Jehovah, de Maker van hemel en aarde” (Psalm 121:1, 2). De psalmist hief zijn ogen niet op naar een willekeurig bergmassief. Toen die woorden werden opgetekend, stond Jehovah’s tempel in Jeruzalem. Die stad, hoog in de bergen van Juda gelegen, was Jehovah’s figuurlijke woonplaats (Psalm 135:21). De psalmist heeft zijn ogen waarschijnlijk opgeheven naar de bergen van Jeruzalem, waar Jehovah’s tempel stond, toen hij vol vertrouwen naar Jehovah opzag voor hulp. Waarom was de psalmist er zo zeker van dat Jehovah hem kon helpen? Omdat Hij „de Maker van hemel en aarde” is. Eigenlijk zei de psalmist: ’Er is toch zeker niets wat de alvermogende Schepper kan beletten mij te helpen?’ — Jesaja 40:26.
4. Hoe maakte de psalmist duidelijk dat Jehovah altijd alert is op de behoeften van zijn volk, en waarom is dat een troostrijke gedachte?
4 De psalmist legde vervolgens uit dat Jehovah altijd alert is op de behoeften van zijn dienstknechten: „Hij kan onmogelijk toelaten dat uw voet wankelt. Degene die u behoedt, kan onmogelijk slaperig zijn. Zie! Hij zal niet slaperig zijn, noch in slaap vallen, hij die Israël behoedt” (Psalm 121:3, 4). God kan onmogelijk toelaten dat degenen die op hem vertrouwen ’wankelen’ of zo’n val maken dat ze niet meer overeind kunnen komen (Spreuken 24:16). Waarom niet? Omdat Jehovah te vergelijken is met een klaarwakkere herder die over zijn schapen waakt. Is dat geen troostrijke gedachte? Nog geen moment zal hij zijn ogen sluiten voor de behoeften van zijn volk. Dag en nacht houdt hij de wacht over hen.
5. Waarom wordt van Jehovah gezegd dat hij zich aan de „rechterhand” bevindt?
5 In het vertrouwen dat Jehovah de loyale Beschermer van zijn volk is, schreef de psalmist: „Jehovah behoedt u. Jehovah is uw schaduw aan uw rechterhand. Overdag zal de zòn u niet steken, noch de maan bij nacht” (Psalm 121:5, 6). Voor iemand die te voet door het Midden-Oosten reisde, zou een schaduwplekje welkome beschutting bieden tegen de brandende zon. Jehovah is als een schaduw voor zijn volk omdat hij hen beschut tegen de verzengende hitte van rampspoed. Merk op dat van Jehovah wordt gezegd dat hij zich aan de „rechterhand” bevindt. Bij de oorlogvoering in de oudheid werd de rechterhand van een soldaat niet helemaal beschermd door het schild, dat hij in zijn linkerhand hield. Een loyale vriend kon dan bescherming bieden door zich in de strijd rechts van de soldaat op te stellen. Net als zo’n vriend staat Jehovah loyaal naast zijn aanbidders, altijd klaar om hen te helpen.
6, 7. (a) Hoe verzekert de psalmist ons dat Jehovah er nooit mee zal ophouden zijn volk te helpen? (b) Waarom kunnen we hetzelfde vertrouwen hebben als de psalmist?
6 Zal Jehovah er ooit mee ophouden zijn volk te helpen? Dat is ondenkbaar. De psalmist zei tot besluit: „Jehovah zelf zal u behoeden voor alle rampspoed. Hij zal uw ziel behoeden. Jehovah zelf zal uw uitgaan en uw ingaan behoeden, van nu aan en tot onbepaalde tijd” (Psalm 121:7, 8). Merk op dat de schrijver hier het accent van de tegenwoordige naar de toekomende tijd verlegt. Eerder, in vers 5, zei de psalmist: „Jehovah behoedt u.” Maar in deze verzen schreef de psalmist: „Jehovah zelf zal u behoeden.” Zo krijgen ware aanbidders de verzekering dat Jehovah’s hulp zich tot in de toekomst zal uitstrekken. Waarheen ze ook gaan, voor welke rampspoed ze ook komen te staan, nooit zullen ze buiten het bereik van zijn helpende hand zijn. — Spreuken 12:21.
7 De schrijver van Psalm 121 had dus het volste vertrouwen dat de almachtige Schepper over zijn dienstknechten waakt met de zachtaardigheid van een zorgzame herder en de oplettendheid van een alerte wachter. We hebben alle reden om hetzelfde vertrouwen te hebben als de psalmist, want Jehovah verandert niet (Maleachi 3:6). Wil dat zeggen dat we altijd lichamelijke bescherming zullen ontvangen? Nee, maar zolang we naar hem opzien als onze Helper, zal hij ons behoeden voor alle dingen die ons geestelijk zouden kunnen schaden. Een logische vraag is nu: hoe helpt Jehovah ons? Laten we vier manieren bekijken waarop Jehovah dat doet. In dit artikel zullen we bespreken hoe hij zijn dienstknechten in bijbelse tijden heeft geholpen. In het volgende artikel zullen we zien hoe hij zijn volk in deze tijd helpt.
Hulp van engelen
8. Waarom is het geen wonder dat de engelen zeer geïnteresseerd zijn in het welzijn van Gods aardse dienstknechten?
8 Jehovah heeft miljoenen en nog eens miljoenen engelen tot zijn beschikking (Daniël 7:9, 10). Deze geestenzonen volbrengen trouw zijn wil (Psalm 103:20). Ze zijn zich er terdege van bewust dat Jehovah grote liefde koestert voor zijn menselijke aanbidders en dat hij hen wil helpen. Het is dan ook geen wonder dat de engelen zeer geïnteresseerd zijn in het welzijn van Gods aardse dienstknechten (Lukas 15:10). Het moet voor de engelen daarom beslist een groot genoegen zijn door Jehovah gebruikt te worden om mensen bij te staan. Op welke manieren heeft Jehovah de engelen in oude tijden gebruikt om zijn menselijke dienstknechten te helpen?
9. Noem een gelegenheid waarbij God één of meer engelen in staat stelde om getrouwe mensen te beschermen.
9 Engelen hebben van God de autoriteit en de macht gekregen om getrouwe mensen te beschermen en te bevrijden. Twee engelen hielpen Lot en zijn dochters om aan de vernietiging van Sodom en Gomorra te ontkomen (Genesis 19:1, 15-17). Eén engel doodde 185.000 Assyrische soldaten die Jeruzalem bedreigden (2 Koningen 19:35). Toen Daniël in een leeuwenkuil werd geworpen, ’stuurde Jehovah zijn engel om de muil van de leeuwen te sluiten’ (Daniël 6:21, 22). Een engel bevrijdde de apostel Petrus uit de gevangenis (Handelingen 12:6-11). De bijbel noemt nog veel meer voorbeelden van bescherming door engelen en bevestigt daarmee wat in Psalm 34:7 staat: „De engel van Jehovah legert zich rondom degenen die hem vrezen, en hij verlost hen.”
10. Hoe gebruikte Jehovah een engel om de profeet Daniël aan te moedigen?
10 Soms gebruikte Jehovah de engelen om getrouwe mensen aan te moedigen en te sterken. Een treffend voorbeeld daarvan staat in Daniël hoofdstuk 10. Daniël zal toen bijna honderd jaar geweest zijn. De profeet was erg ontmoedigd, kennelijk wegens de desolate staat waarin Jeruzalem verkeerde en de vertraging bij de herbouw van de tempel. Hij was ook verontrust geraakt na het zien van een angstaanjagend visioen (Daniël 10:2, 3, 8). God stuurde liefdevol een engel om hem aan te moedigen. Meer dan eens herinnerde de engel Daniël eraan dat hij ’zeer begeerd’ was in Gods ogen. Het resultaat? De bejaarde profeet zei tegen de engel: „Gij hebt mij gesterkt.” — Daniël 10:11, 19.
11. Wat is één voorbeeld van de manier waarop engelen werden gebruikt om leiding te geven aan de prediking van het goede nieuws?
11 Jehovah gebruikte ook engelen om leiding te geven aan de prediking van het goede nieuws. Een engel gaf Filippus opdracht over Christus te prediken tot een Ethiopische eunuch, die daarop gedoopt werd (Handelingen 8:26, 27, 36, 38). Kort daarna was het Gods wil dat het goede nieuws tot onbesneden heidenen werd gepredikt. In een visioen verscheen er aan Cornelius, een godvrezende heiden, een engel die hem opdroeg de apostel Petrus te laten komen. Toen de boodschappers van Cornelius Petrus gevonden hadden, zeiden ze: „Cornelius . . . heeft via een heilige engel goddelijke instructies ontvangen u bij zich thuis te laten komen en te horen wat gij allemaal te zeggen hebt.” Petrus voldeed aan dat verzoek en zo gingen de eerste onbesneden heidenen deel uitmaken van de christelijke gemeente (Handelingen 10:22, 44-48). Hoe zouden wij ons voelen als we wisten dat een engel ons geholpen had om in contact te komen met iemand met de juiste gezindheid?
Hulp door de heilige geest
12, 13. (a) Waarom hadden Jezus’ apostelen alle reden om te geloven dat de heilige geest hen kon helpen? (b) Waartoe stelde de heilige geest de eerste-eeuwse christenen in staat?
12 Kort voordat Jezus stierf, verzekerde hij zijn apostelen dat ze het niet zonder hulp zouden hoeven te stellen. De Vader zou hun een „helper, de heilige geest,” geven (Johannes 14:26). De apostelen hadden alle reden om te geloven dat de heilige geest hen kon helpen. Per slot van rekening staat de geïnspireerde Schrift vol voorbeelden van manieren waarop Jehovah de heilige geest, de sterkste kracht die er is, heeft gebruikt om zijn volk bij te staan.
13 Bij veel gelegenheden werd de heilige geest gebruikt om mensen de autoriteit en de kracht te geven om Jehovah’s wil te doen. De heilige geest stelde de rechters in staat Israël te bevrijden (Rechters 3:9, 10; 6:34). Diezelfde geest stelde de eerste-eeuwse christenen in staat om ondanks allerlei tegenstand vrijmoedig te blijven prediken (Handelingen 1:8; 4:31). Hun succes bij het volbrengen van hun bediening was een overtuigend bewijs van de werking van de heilige geest. Hoe zou de verbreiding van de Koninkrijksboodschap in de hele toen bekende wereld door „ongeletterde en gewone mensen” anders te verklaren zijn? — Handelingen 4:13; Kolossenzen 1:23.
14. Hoe heeft Jehovah zijn heilige geest gebruikt om zijn volk meer inzicht te verschaffen?
14 Jehovah gebruikte zijn heilige geest ook om zijn volk meer inzicht te verschaffen. Met de hulp van Gods geest kon Jozef Farao’s profetische dromen uitleggen (Genesis 41:16, 38, 39). Door middel van zijn geest zorgde Jehovah ervoor dat zijn voornemens aan nederige mensen werden geopenbaard maar voor trotse personen verborgen bleven (Mattheüs 11:25). Over de dingen waarin Jehovah voorziet „voor degenen die hem liefhebben”, zei de apostel Paulus dan ook: „Aan ons heeft God het geopenbaard door middel van zijn geest” (1 Korinthiërs 2:7-10). Alleen met de hulp van de heilige geest kon iemand Gods wil echt begrijpen.
Hulp uit Gods Woord
15, 16. Wat moest Jozua doen om wijs te kunnen handelen?
15 Jehovah’s geïnspireerde Woord is „nuttig om te onderwijzen” en maakt het mogelijk dat Gods dienstknechten „volkomen bekwaam [zijn], volledig toegerust voor ieder goed werk” (2 Timotheüs 3:16, 17). De bijbel bevat veel voorbeelden van de manier waarop Gods volk in oude tijden geholpen werd door gedeelten van zijn Woord die al opgetekend waren.
16 De Schrift heeft bijgedragen tot het verschaffen van deugdelijke leiding aan Gods aanbidders. Toen Jozua de verantwoordelijkheid kreeg toevertrouwd om Israël te leiden, werd hem gezegd: „Dit wetboek [dat door Mozes was opgetekend] dient niet uit uw mond te wijken, en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij zorgvuldig moogt handelen overeenkomstig alles wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen.” Merk op dat God Jozua geen langs bovennatuurlijke weg ingegeven wijsheid beloofde. Nee, als Jozua in het „wetboek” las en erover mediteerde, dan zou hij wijs handelen. — Jozua 1:8; Psalm 1:1-3.
17. Hoe werden Daniël en koning Josia allebei geholpen door de gedeelten van de Schrift die hun ter beschikking stonden?
17 God heeft zijn geschreven Woord ook gebruikt om zijn wil en voornemen te openbaren. Zo onderscheidde Daniël aan de hand van wat Jeremia had geschreven hoe lang Jeruzalem woest zou blijven liggen (Jeremia 25:11; Daniël 9:2). Sta ook eens stil bij wat er tijdens de regering van koning Josia van Juda gebeurde. Tegen die tijd was de natie van Jehovah’s weg afgedwaald, en de koningen hadden kennelijk nagelaten een persoonlijk afschrift van de Wet te maken en zich daaraan te houden (Deuteronomium 17:18-20). Maar tijdens herstelwerkzaamheden aan de tempel werd „het wetboek”, mogelijk van de hand van Mozes, gevonden. Het kan zijn dat dit het oorspronkelijke exemplaar was, dat zo’n achthonderd jaar eerder was voltooid. Nadat Josia de inhoud ervan had horen voorlezen, besefte hij hoe ver de natie van Jehovah’s wil was afgeweken, en de koning trof krachtige maatregelen om te doen wat in het boek geschreven stond (2 Koningen 22:8; 23:1-7). Werd Gods volk in oude tijden niet duidelijk geholpen door de gedeelten van de Heilige Schrift die hun ter beschikking stonden?
Hulp via geloofsgenoten
18. Waarom kunnen we zeggen dat steeds wanneer de ene ware aanbidder de andere helpt, Jehovah daarvoor verantwoordelijk is?
18 De hulp die Jehovah verschaft, komt vaak via geloofsgenoten. Iedere keer dat de ene ware aanbidder de andere helpt, is God daar in feite verantwoordelijk voor. Waarom kunnen we dat zeggen? Om twee redenen. Ten eerste is Gods heilige geest erbij betrokken. Die geest brengt in degenen die zich erdoor laten beïnvloeden vruchten voort, liefde en goedheid onder andere (Galaten 5:22, 23). Wanneer een van Gods dienstknechten ertoe bewogen wordt een ander te helpen, is dat dus een bewijs dat Jehovah’s geest aan het werk is. Ten tweede zijn we naar Gods beeld gemaakt (Genesis 1:26). Dat betekent dat we in staat zijn Gods eigenschappen te weerspiegelen, waaronder zijn vriendelijkheid en mededogen. Iedere keer dat de ene dienstknecht van Jehovah de andere hulp biedt, is de ware Bron van die hulp dus degene wiens gelijkenis weerspiegeld wordt.
19. Hoe voorzag Jehovah volgens het bijbelverslag in hulp via geloofsgenoten?
19 Hoe voorzag Jehovah in bijbelse tijden in hulp via geloofsgenoten? Jehovah zorgde er vaak voor dat een van zijn dienstknechten een ander raad gaf, bijvoorbeeld toen Jeremia Baruch raad gaf die hem het leven redde (Jeremia 45:1-5). Van tijd tot tijd werden ware aanbidders ertoe bewogen geloofsgenoten materiële hulp te bieden, bijvoorbeeld toen christenen in Macedonië en Achaje heel graag hun behoeftige broeders in Jeruzalem wilden helpen. De apostel Paulus merkte dan ook op dat een dergelijke edelmoedigheid „een dankbetuiging aan God” teweegbracht. — 2 Korinthiërs 9:11.
20, 21. Onder welke omstandigheden werd de apostel Paulus gesterkt door broeders uit Rome?
20 Bijzonder ontroerend zijn verslagen over de manier waarop Jehovah’s dienstknechten zich inspanden om elkaar te sterken en aan te moedigen. Neem als voorbeeld wat de apostel Paulus meemaakte. Toen hij als gevangene op weg was naar Rome, voerde zijn reis hem over de Romeinse hoofdweg die bekendstond als de Via Appia. Het laatste traject van de reis was bijzonder onaangenaam, want dat voerde de reizigers door een moerassig laagland.a De broeders van de gemeente in Rome wisten dat Paulus onderweg was. Wat zouden ze doen? Zouden ze in hun comfortabele huizen in de stad wachten tot Paulus gearriveerd was en hem dan gaan begroeten?
21 De bijbelschrijver Lukas, die Paulus op zijn reis vergezelde, vertelt ons wat er gebeurde: „Vandaar [vanuit Rome] kwamen de broeders, toen zij het nieuws omtrent ons hoorden, ons tot aan de Marktplaats van Appius en de Drie Taveernen tegemoet.” Zien we het beeld voor ons? Wetend dat Paulus eraan kwam, reisde een delegatie van broeders hem vanuit Rome tegemoet. Een deel van de delegatie wachtte op hem op de Marktplaats van Appius, het bekende poststation op zo’n 74 kilometer van Rome. De overige broeders wachtten bij de Drie Taveernen, een pleisterplaats die zo’n 58 kilometer buiten de stad lag. Hoe reageerde Paulus? Lukas bericht: „Toen Paulus hen zag, dankte hij God en schepte moed” (Handelingen 28:15). We kunnen ons wel voorstellen dat alleen al de aanblik van die broeders die zich de moeite hadden getroost om dat hele eind te reizen, een bron van sterkte en troost voor Paulus was! En naar wie ging Paulus’ dank voor deze welkome steun uit? Hij dankte degene die er verantwoordelijk voor was, Jehovah God.
22. Wat is onze jaartekst voor 2005, en wat zal in het volgende artikel worden besproken?
22 Het geïnspireerde verslag van Gods bemoeienissen spreekt voor zichzelf: hij is een ongeëvenaard Helper. Het is dan ook terecht dat Jehovah’s Getuigen als hun jaartekst voor 2005 de woorden uit Psalm 121:2 gebruiken: „Mijn hulp komt van Jehovah.” Maar hoe helpt Jehovah ons in deze tijd? Daarop wordt in het volgende artikel ingegaan.
[Voetnoot]
a De Romeinse dichter Horatius (65-8 v.G.T.), die dezelfde reis maakte, beschreef de ongemakken van dit traject van de reis. Hij zei dat de Marktplaats van Appius „stampvol scheepsvolk” was, noemde de herbergiers „spitsboeven” en beklaagde zich over de „vervloekte muggen en kikkers” en het „smerige” water.
Weten we het nog?
Op welke manieren heeft Jehovah in hulp voorzien
• via de engelen?
• via zijn heilige geest?
• via zijn geïnspireerde Woord?
• via geloofsgenoten?
[Inzet op blz. 15]
De jaartekst voor 2005 is: „Mijn hulp komt van Jehovah.” — Psalm 121:2.
[Illustratie op blz. 16]
Paulus dankte God voor de hulp die hij van de broeders in Rome kreeg