Spiritisme
Definitie: Het geloof dat iets onstoffelijks van de mens na de dood van het fysieke lichaam voortleeft en in contact kan treden met de levenden, gewoonlijk via iemand die als medium dienst doet. Sommige mensen geloven dat in elk stoffelijk voorwerp en alle natuurverschijnselen geesten huizen. Tovenarij is het gebruik maken van krachten waarvan wordt erkend dat ze van boze geesten afkomstig zijn. De bijbel veroordeelt alle vormen van spiritisme.
Kunnen mensen werkelijk in contact treden met de „geest” van gestorven geliefden?
Pred. 9:5, 6, 10: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust . . . Ook hun liefde en hun haat en hun jaloezie zijn reeds vergaan, en zij hebben tot onbepaalde tijd geen deel meer aan iets wat onder de zon moet worden gedaan. Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw krácht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool [het graf], de plaats waarheen gij gaat.”
Ezech. 18:4, 20: „De ziel die zondigt, díe zal sterven.” (De ziel is dus niet iets dat na de dood van het lichaam voortleeft en waarmee levende mensen in contact kunnen treden.)
Ps. 146:4: „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” (Wanneer er wordt gezegd dat de geest van het lichaam ’uitgaat’, is dit slechts een andere manier om te zeggen dat de levenskracht niet meer werkzaam is. Nadat iemand is gestorven, leeft zijn geest dus niet voort als een onstoffelijk wezen dat afgescheiden van het lichaam kan denken en plannen kan uitvoeren. De geest is niet iets waarmee de levenden na iemands dood in contact kunnen treden.)
Zie ook blz. 92, 93, onder „Dood”.
Geeft de bijbel niet te kennen dat koning Saul na de dood van de profeet Samuël een gesprek met hem voerde?
Het verslag staat in 1 Samuël 28:3-20. Vers 13 en 14 laten zien dat Saul zelf Samuël niet zag maar slechts op grond van de beschrijving die het geestenmedium gaf, aannam dat zij Samuël zag. Saul wilde in zijn wanhoop maar al te graag geloven dat het Samuël was en liet zich derhalve bedriegen. Vers 3 zegt dat Samuël dood en begraven was. De onder het voorgaande onderkopje aangehaalde schriftplaatsen maken duidelijk dat er niet iets van Samuël was dat in een ander rijk leefde en met Saul in contact kon treden. De stem die voorgaf van Samuël te zijn, was afkomstig van een bedrieger.
Met wie staan degenen die trachten met de doden te spreken, in werkelijkheid in verbinding?
De waarheid omtrent de toestand van de doden wordt in de bijbel duidelijk uiteengezet. Maar wie trachtte het eerste mensenpaar omtrent de dood te misleiden? Satan weersprak Gods waarschuwing dat ongehoorzaamheid de dood tot gevolg zou hebben (Gen. 3:4; Openb. 12:9). Na verloop van tijd werd het natuurlijk duidelijk dat mensen wèl stierven, zoals God had gezegd. Wie moet derhalve op het idee zijn gekomen dat mensen in werkelijkheid niet sterven, maar dat iets onstoffelijks van de mens na de dood van het lichaam voortleeft? Zo’n bedrog past bij Satan de Duivel, die door Jezus beschreven werd als „de vader van de leugen” (Joh. 8:44; zie ook 2 Thessalonicenzen 2:9, 10). Het geloof dat de doden in werkelijkheid in een ander rijk leven en dat wij met hen in contact kunnen treden, is de mensheid niet ten goede gekomen. Integendeel, Openbaring 18:23 zegt dat door de spiritistische praktijken van Babylon de Grote, ’alle natiën werden misleid’. Eén van die spiritistische praktijken, het ’spreken met de doden’, is in werkelijkheid klinkklaar bedrog en mensen kunnen daardoor in contact komen met de demonen (engelen die zelfzuchtige opstandelingen tegen God zijn geworden), terwijl het er vaak toe leidt dat iemand ongewenste stemmen hoort en door die goddeloze geesten wordt gekweld.
Schuilt er kwaad in om voor genezing of bescherming zijn toevlucht te nemen tot spiritistische middelen?
Gal. 5:19-21: „De werken van het vlees nu zijn openbaar, welke zijn hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme . . . Aangaande deze dingen waarschuw ik u van tevoren, zoals ik u reeds van tevoren gewaarschuwd heb, dat wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven.” (Als iemand hulp zoekt en hiervoor zijn toevlucht neemt tot spiritisme, betekent dit dat hij Satans leugens omtrent de dood gelooft; hij zoekt de raad van mensen die kracht trachten te verkrijgen van Satan en zijn demonen. Op die manier identificeert zo’n persoon zich met degenen die openlijke vijanden van Jehovah God zijn. In plaats van werkelijk geholpen te worden, ondervindt iemand die in zo’n handelwijze volhardt, daarvan blijvende schade.)
Luk. 9:24: „Wie zijn ziel [of leven] wil redden, zal ze verliezen; maar wie zijn ziel verliest om mijnentwil [omdat hij een volgeling is van Jezus Christus], die zal ze redden.” (Als iemand opzettelijk Gods geboden overtreedt in een poging zijn huidige leven te behouden, verspeelt hij het vooruitzicht op eeuwig leven. Hoe dwaas!)
2 Kor. 11:14, 15: „Satan zelf blijft zich veranderen in een engel des lichts. Het is daarom niets groots indien ook zijn dienaren zich blijven veranderen in dienaren van rechtvaardigheid.” (Wij dienen ons dus niet te laten misleiden wanneer enkele dingen die met behulp van spiritistische middelen tot stand worden gebracht, tijdelijk nut schijnen af te werpen.)
Zie ook blz. 168-171, onder „Gezondmaking”.
Is het verstandig zijn toevlucht te nemen tot spiritistische middelen om te weten te komen wat de toekomst brengt of om zich van succes te verzekeren?
Jes. 8:19: „Ingeval men tot ulieden zou zeggen: ’Wendt u tot de spiritistische mediums of tot hen die een voorspellende geest hebben, die daar piepen en op gedempte toon iets uitbrengen’ — dient welk volk maar ook zich niet tot zijn God te wenden?”
2 Kon. 21:6: „[Koning Manasse] beoefende magie en zocht voortekens en stelde geestenmediums en beroepsvoorzeggers van gebeurtenissen aan. Hij deed op grote schaal wat kwaad was in Jehovah’s ogen, om hem te krenken.” (Die spiritistische praktijken hielden zelfs in dat hij zich om hulp tot Satan en zijn demonen wendde. Geen wonder dat het „kwaad was in Jehovah’s ogen” en dat hij Manasse er zwaar voor strafte. Maar toen Manasse berouw toonde en deze slechte praktijken liet varen, zegende Jehovah hem.)
Zie ook Leviticus 19:31.
Wat voor kwaad kan er schuilen in spelletjes waaraan een vorm van waarzeggerij te pas komt of in het zoeken naar de betekenis van iets wat een goed voorteken schijnt te zijn?
Deut. 18:10-12: „Er dient onder u niemand te worden gevonden die . . . aan waarzeggerij doet, geen beoefenaar van magie, noch iemand die voortekens zoekt, noch een tovenaar, noch iemand die anderen door een banspreuk bindt, noch iemand die een geestenmedium of beroepsvoorzegger van gebeurtenissen raadpleegt, noch iemand die de doden ondervraagt. Want iedereen die deze dingen doet, is iets verfoeilijks voor Jehovah.” (Door middel van waarzeggerij tracht men verborgen kennis aan het licht te brengen of gebeurtenissen te voorzeggen, niet op grond van onderzoek, maar door het uitleggen van voortekens of met behulp van bovennatuurlijke krachten. Jehovah verbood zulke praktijken onder zijn dienstknechten. Waarom? Door al deze praktijken kan men in contact komen met onreine geesten of demonen, die zelfs bezit van iemand kunnen nemen. Zich met zulke dingen inlaten, betekent grove ontrouw jegens Jehovah.)
Hand. 16:16-18: „Een zeker dienstmeisje met een geest, een waarzeggende demon, [kwam] ons tegemoet . . . Zij verschafte haar meesters groot gewin door de kunst van het voorspellen te beoefenen.” (Het is duidelijk dat niemand die rechtvaardigheid liefheeft, zo’n bron van inlichtingen zou raadplegen, noch met serieuze bedoelingen noch als een soort spel. Haar geroep begon Paulus te vervelen en hij beval de geest, van haar uit te gaan.)
Zijn goddeloze geesten in staat een menselijk lichaam aan te nemen?
In de dagen van Noach namen ongehoorzame engelen inderdaad een menselijk lichaam aan. Zij trouwden zelfs en verwekten kinderen (Gen. 6:1-4). Maar toen de Vloed kwam, werden deze engelen gedwongen naar het geestenrijk terug te keren. Judas 6 zegt met betrekking tot hen: „De engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten, heeft hij met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag.” God heeft hun niet alleen hun vroegere voorrechten in de hemel ontnomen en hen overgeleverd aan dikke duisternis aangaande Jehovah’s voornemens, maar de vermelding van banden geeft te kennen dat hij hun beperkingen heeft opgelegd. Welke beperkingen? Klaarblijkelijk met betrekking tot het aannemen van fysieke lichamen, waardoor het mogelijk zou zijn betrekkingen met vrouwen te hebben zoals zij vóór de Vloed hadden gedaan. De bijbel bericht dat getrouwe engelen, als boodschappers van God, zich tot in de eerste eeuw G.T. bij het volbrengen van hun opdrachten wèl materialiseerden. Maar de engelen die hun gaven hadden misbruikt, werd na de Vloed het vermogen om een menselijk lichaam aan te nemen, ontnomen.
Het is echter van belang dat demonen mensen klaarblijkelijk visioenen kunnen laten zien en dat wat zij te zien krijgen, heel echt kan lijken. Toen de Duivel Jezus in verzoeking trachtte te brengen, maakte hij kennelijk gebruik van zulke middelen om Jezus „alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid” te tonen. — Matth. 4:8.
Hoe kan iemand van spiritistische invloed worden bevrijd?
Spr. 18:10: „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.” (Dit betekent niet dat het gebruiken van Gods persoonlijke naam als een toverformule werkt om kwaad af te wenden. De „naam” Jehovah vertegenwoordigt de Persoon zelf. Wij worden beschermd wanneer wij hem leren kennen en volledig vertrouwen in hem stellen, terwijl wij ons aan zijn autoriteit onderwerpen en zijn geboden gehoorzamen. Als wij dit doen, zal hij wanneer wij hem aanroepen om hulp en daarbij zijn persoonlijke naam gebruiken, de bescherming verschaffen die hij in zijn Woord heeft beloofd.)
Matth. 6:9-13: „Gij dan moet aldus bidden: ’. . . Breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze.’” U moet ook ’aanhouden in gebed’ (Rom. 12:12). (God verhoort zulke gebeden van degenen die werkelijk het verlangen koesteren de waarheid te leren kennen en hem te aanbidden op een wijze die hem welgevallig is.)
1 Kor. 10:21: „Gij kunt niet aan ’de tafel van Jehovah’ en aan de tafel van de demonen deel hebben.” (Wie Jehovah’s vriendschap en bescherming wenst, moet geen enkele spiritistische bijeenkomst meer bijwonen. In overeenstemming met het voorbeeld uit Handelingen 19:19 is het ook belangrijk alle met spiritisme verband houdende voorwerpen die men bezit, te vernietigen of zich er op gepaste wijze van te ontdoen.)
Jak. 4:7: „Onderwerpt u daarom aan God, maar weerstaat de Duivel en hij zal van u wegvluchten.” (Om hiertoe in staat te zijn, dient u er moeite voor te doen Gods wil te leren kennen en die in uw leven toe te passen. Ook moet u zich uit liefde voor God wapenen tegen mensenvrees en vastberaden weigeren aan gebruiken mee te doen die met spiritisme te maken hebben of voorschriften op te volgen die door een spiritist zijn opgelegd.)
Doe „de volledige wapenrusting van God” aan die beschreven staat in Efeziërs 6:10-18 en span u krachtig in om elk onderdeel daarvan in goede conditie te houden.