Jonge mensen vragen . . .
Hoe kom ik uit de schaduw van mijn ouders?
„Mijn vader is een bekende ouderling in een gemeente van Jehovah’s Getuigen. Ik heb respect voor hem, maar soms stoor ik me er echt aan dat ik overal waar ik kom als de zoon van Bill bekendsta.” — Larrya.
„Omdat mijn vader een bekende ouderling is, had ik het gevoel dat iedereen heel veel van me verwachtte, en ik vond het erg moeilijk mezelf te zijn.” — Alexander.
ALS je ouder wordt, is het heel gewoon dat je wat meer onafhankelijkheid wilt, zodat je je eigen naam, of reputatie, kunt opbouwen. Bij je geboorte hebben je ouders een naam voor je gekozen die zij mooi vonden. Nu je wat ouder wordt, wil je je eigen „naam” kunnen kiezen; je wilt graag een eigen reputatie hebben.
Koning Salomo schreef: „Een [goede] naam is te verkiezen boven overvloedige rijkdom; gunst is beter dan zelfs zilver en goud” (Spreuken 22:1). Zelfs als je jong bent, wil je waarschijnlijk al je eigen identiteit gaan ontwikkelen.
In hun schaduw staan
Net als Larry en Alexander, hebben sommige jongeren het idee dat ze in de schaduw staan van de naam of prestaties van hun ouders. Misschien zijn hun ouders prominent in de omgeving vanwege hun werk of opleiding. Of ze zijn misschien heel bekend in de christelijke gemeente. Als een van deze dingen voor jouw ouders geldt, kun je soms het gevoel hebben dat je in de picture staat en dat er constant wordt gelet op alles wat je doet. Je ergert je misschien aan de druk die je voelt om je op een bepaalde manier te gedragen, alleen maar om wie je ouders zijn.
Ivans vader bijvoorbeeld dient als ouderling in een plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen. Ivan zegt: „Omdat mijn vader overal bekend was en gerespecteerd werd, had ik altijd het idee dat ik op school en thuis een voorbeeld moest zijn. Ik had het gevoel dat andere ouders naar mij wezen om hun kinderen te laten zien hoe ze zich moesten gedragen. Hoewel ik me natuurlijk gevleid voelde, werd ik hierdoor enorm onder druk gezet om te presteren. Daardoor was ik soms niet bescheiden en zag ik vervelende trekjes bij mezelf niet.” Alexander zegt: „Ik had het gevoel dat ik de hele tijd in de gaten werd gehouden en dat er altijd wel iemand zou zijn die met de vinger naar mij wees als ik iets fout deed.”
Larry, die in de inleiding werd genoemd, probeerde te vermijden dat alle aandacht op hem werd gericht door zijn achternaam niet te noemen. Hij zegt: „Als ik op een gezellig avondje iemand voor het eerst ontmoette, zei ik altijd: ’Hoi, ik ben Larry’, en dat was het — mijn achternaam noemde ik niet. Als het kon, ondertekende ik zelfs alleen met mijn voornaam. Ik was bang dat als mensen wisten wie mijn vader was, ze me anders zouden behandelen. Ik wilde dat andere jongeren me normaal behandelden.”
Het is natuurlijk niet meer dan redelijk dat anderen veel van je verwachten als je vader een christelijke ouderling of dienaar in de bediening is. Tenslotte moeten mannen met zo’n aanstelling „op een voortreffelijke wijze de leiding over kinderen en hun eigen huisgezin hebben” (1 Timotheüs 3:5, 12). Geen wonder dus dat mensen van jou verwachten dat je een voorbeeld bent! Maar is dat alleen maar negatief? Niet als je bedenkt dat de christelijke jongere Timotheüs, toen hij misschien nog een tiener was, door Paulus werd uitgekozen om met hem mee te reizen en aan belangrijk zendingswerk deel te nemen (1 Thessalonicenzen 3:1-3). Je moet dus een voorbeeld proberen te zijn, of je vader nu ouderling is of niet.
Opstandigheid een slechte keus
Toch proberen sommige jongeren uit de schaduw van hun ouders te komen door opstandig te worden. Ivan zegt: „Soms vond ik het irritant dat ik een voorbeeld moest zijn. Ik kwam in opstand door te kijken hoe lang ik mijn haar kon laten groeien voordat iemand er iets van zou zeggen.”
Absalom, een van de zoons van koning David, was ook opstandig. Zijn vader stond bekend om zijn toewijding aan Jehovah en was bij velen in Israël geliefd. Als Davids zoon werd er veel van Absalom verwacht. Maar in plaats van aan redelijke verwachtingen te voldoen, besloot Absalom een naam voor zichzelf te maken door tegen zijn vader in opstand te komen. Omdat David Jehovah’s gezalfde vertegenwoordiger was, kwam Absalom eigenlijk in opstand tegen Jehovah. Zijn gedrag maakte de familie te schande en leidde tot zijn eigen ondergang. — 2 Samuël 15:1-15; 16:20-22; 18:9-15.
Opstandigheid kan voor jou net zulke rampzalige gevolgen hebben. Kijk bijvoorbeeld eens naar wat de bijbel ons over Nehemia vertelt. Een aantal van zijn vijanden probeerde hem tot goddeloos gedrag te verlokken. Waarom? „Dan zouden ze mij een slechte naam kunnen bezorgen en mij in opspraak brengen”, zei Nehemia (Nehemia 6:13, Groot Nieuws Bijbel). Opstandigheid kan je een slechte naam bezorgen — een die mensen misschien niet makkelijk vergeten.
Net zo belangrijk is de invloed die opstandig gedrag op anderen kan hebben. Je zou in ieder geval je ouders onnodig pijn doen (Spreuken 10:1). Je daden kunnen ook een nadelige invloed hebben op andere jongeren. Ivan erkent: „Mijn gedrag had een slechte invloed op mijn broer. Een tijdlang stopte hij helemaal met de waarheid en deed hij alles waarvan hij wist dat het in strijd was met bijbelse beginselen. Gelukkig ging hij inzien dat hij verkeerd bezig was. Nu dient hij Jehovah weer en is hij gelukkig.”
Een betere manier
Absaloms halfbroer Salomo sloeg een andere weg in. Hij was bereid nederig van zijn vader, David, te leren (1 Koningen 2:1-4). In plaats dat Salomo voor zichzelf een naam maakte, probeerde hij een goede naam bij God op te bouwen. Zolang hij dat deed, strekte hij zijn familie tot eer en hij kreeg een reputatie als een van Israëls grootste koningen. — 1 Koningen 3:4-14.
Het goede voorbeeld van Salomo laat twee belangrijke punten uitkomen: ten eerste dat je je eigen identiteit ontwikkelt door van de sterke punten van je familie te leren, en niet door je tegen je familie af te zetten. Het blad Adolescence zegt: „De jeugd moet in geen geval de tijd zijn waarin jongeren zich losmaken van hun ouders om een sterk identiteitsgevoel op te bouwen.” Je vermogen om je eigen identiteit te ontwikkelen „wordt door de steun van ouders niet verstoord,” vervolgt het blad, „maar juist bevorderd”.
Het is interessant dat Salomo zelf de aansporing gaf: „Luister naar uw vader, die uw geboorte veroorzaakt heeft, en veracht uw moeder niet enkel omdat zij oud geworden is” (Spreuken 23:22). Salomo schreef duidelijk niet aan jonge kinderen want tegen de tijd dat ouders ’oud zijn geworden’, is het kind waarschijnlijk al volwassen. Waar gaat het dus om? Zelfs als je wat ouder bent en je eigen huisgezin hebt, kun je nog steeds profiteren van de wijsheid van je ouders. Ivan ging dat ook begrijpen. Hij zegt: „Nu ik ouder word, probeer ik de sterke punten van mijn ouders over te nemen terwijl ik hun fouten probeer te vermijden.”
Een tweede punt om over na te denken is dat Salomo niet het ontwikkelen van zijn eigen „identiteit” het belangrijkste vond, maar het behagen van Jehovah. Natuurlijk werd er als zoon van David veel van hem verwacht. Maar hij kon zijn verantwoordelijkheden aan door op Jehovah te vertrouwen. Alexander denkt er inmiddels net zo over. Hij zegt: „Ik heb nu geaccepteerd dat er over het algemeen meer van kinderen van ouderlingen wordt verwacht. Ik heb besloten dit op een positieve manier te gebruiken en het is een bescherming voor me gebleken. Ik ben me gaan realiseren dat Jehovah’s kijk op mij het belangrijkste is. Hij kent mij als persoon en niet alleen als de zoon van iemand anders.”
Daryn heeft een vader die is afgestudeerd van de Wachttoren-Bijbelschool Gileadb, een school die zendelingen opleidt. Ook hij heeft er mee leren omgaan bekende ouders te hebben. Hij zegt: „Toen ik gedoopt werd, heb ik me aan Jehovah opgedragen en aan niemand anders. Door zo goed als ik kan naar mijn opdracht te leven, heb ik gemoedsrust omdat ik weet dat Jehovah blij met me is, zelfs als ik niet alles kan bereiken wat mijn ouders hebben gedaan.”
Koning Salomo maakte deze opmerking: „Zelfs door zijn handelingen laat een knaap zich kennen, of zijn activiteit zuiver en oprecht is” (Spreuken 20:11). Uiteindelijk zullen mensen zich jou herinneren om wat je zegt en doet. Wees een voorbeeld „in spreken, in gedrag, in liefde, in geloof, in eerbaarheid”. Als je dat doet, zullen mensen van je houden en je respecteren om wie je bent! — 1 Timotheüs 4:12.
Voor andere jongeren is het een probleem uit de schaduw te komen van broers of zussen die goed presteren. Een volgend artikel zal bespreken hoe je met deze uitdaging om kunt gaan.
[Voetnoten]
a Sommige namen zijn veranderd.
b De Gileadschool wordt door Jehovah’s Getuigen geleid.
[Inzet op blz. 26]
Opstandigheid zal je ouders alleen maar pijn doen en je reputatie schaden
[Illustratie op blz. 26]
Anderen kunnen van je goede voorbeeld profiteren