-
Voor alles is er een tijdDe Wachttoren 2009 | 1 maart
-
-
Na allerlei dingen te hebben opgenoemd die „een vastgestelde tijd” lijken te hebben, schreef Salomo: „Ik heb de bezigheid gezien die God aan de mensenzonen heeft gegeven om daarmee bezig te zijn. Alles heeft hij fraai gemaakt op zijn tijd” (Prediker 3:10, 11).
God heeft de mensheid veel bezigheden gegeven, en Salomo somde er een aantal op. God heeft ons ook de vrijheid gegeven om te kiezen wat we willen doen. Maar voor elk werk is er een geschikte tijd om het beste resultaat te krijgen. Neem bijvoorbeeld Salomo’s woorden „een tijd om te planten en een tijd om het geplante te ontwortelen”, die we in Prediker 3:2 kunnen lezen. Landbouwers weten dat er voor elk gewas een juiste tijd is om het te planten. En als een landbouwer dat simpele feit nu negeert en een gewas op de verkeerde tijd, in het verkeerde jaargetijde, plant? Mag hij er dan het noodlot de schuld van geven dat hij geen goede oogst krijgt, ook al heeft hij er hard aan gewerkt? Natuurlijk niet! Hij heeft het gewas gewoon niet op de juiste tijd geplant. Als hij zich aan de natuurlijke loop der dingen had gehouden zoals die door de Schepper is vastgesteld, had hij een goede oogst kunnen hebben.
God heeft dus niet het lot van afzonderlijke personen of de afloop van alle gebeurtenissen vastgelegd, maar hij heeft bepaalde principes vastgesteld die overeenkomstig zijn voornemen op het doen en laten van de mens van toepassing zijn. Willen mensen resultaat zien van hun bezigheden, dan moeten ze zich van Gods voornemen en Gods tijd bewust zijn en er in overeenstemming mee werken.
-
-
Voor alles is er een tijdDe Wachttoren 2009 | 1 maart
-
-
Gods tijd begrijpen
Salomo gaf ons een aanwijzing. Na gezegd te hebben dat God ’alles fraai heeft gemaakt op zijn tijd’, vervolgde hij: „Zelfs onbepaalde tijd heeft hij in hun hart gelegd, opdat de mensheid het werk dat de ware God heeft gemaakt, nooit van het begin tot het eind kan doorgronden.” Een andere vertaling luidt: „En al heeft Hij ook de eeuwigheid gelegd in het hart van den mens, toch kan de mens de daden van God niet van het begin tot het einde doorgronden” (Prediker 3:11, Petrus Canisiusvertaling).
Er is veel over dit vers geschreven. Maar het simpele feit is dat wij ons allemaal diep in ons hart weleens hebben afgevraagd wat de zin van het leven is en wat onze uiteindelijke bestemming is. Door de eeuwen heen hebben mensen moeilijk kunnen aanvaarden dat het leven uitsluitend bestaat uit hard werken aan noodzakelijke bezigheden, waarna de dood aan alles een eind maakt. Wij mensen zijn de enige schepselen die niet alleen over het hier en nu nadenken maar ook over het einde van het leven en wat daarna komt. We zouden zelfs willen dat we altijd, eeuwig, konden blijven leven. Hoe komt dat? Zoals de Bijbeltekst uitlegt, heeft God ’de eeuwigheid in het hart van de mens gelegd’.
Om dat verlangen te bevredigen, houden mensen zich bezig met de gedachte van leven na de dood. Sommigen komen tot de conclusie dat iets in ons na de dood verder leeft. Anderen geloven dat we steeds opnieuw wedergeboren worden. Weer anderen denken dat alles in het leven door het noodlot of de voorzienigheid bepaald is en dat we daar niets aan kunnen veranderen. Jammer genoeg is geen van die verklaringen volledig bevredigend geweest. Dat komt doordat de mensheid op eigen kracht „het werk dat de ware God heeft gemaakt, nooit van het begin tot het eind kan doorgronden”, zegt de Bijbel.
Het diepgewortelde conflict tussen het verlangen om te weten en het onvermogen om het antwoord te vinden, heeft veel denkers en filosofen door de eeuwen heen gekweld. Maar God heeft dat verlangen in ons hart gelegd. Is het dan niet logisch dat we ons tot hem wenden voor de bevrediging van dat verlangen? De Bijbel zegt tenslotte over Jehovah: „Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Psalm 145:16). Door Gods Woord, de Bijbel, te bestuderen kunnen we bevredigende verklaringen vinden over leven en dood en over Gods eeuwige voornemen in verband met de aarde en de menselijke familie (Efeziërs 3:11).
-
-
Een tijd om te kiezenDe Wachttoren 2009 | 1 maart
-
-
„God ging ertoe over de mens te scheppen naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem; als man en als vrouw schiep hij hen.” — Genesis 1:27.
DIE bekende woorden in het begin van de Bijbel gaan over een van de schitterendste dingen die Jehovah God „fraai gemaakt [heeft] op zijn tijd”: hij bracht een volmaakt mensenpaar, Adam en Eva, tot bestaan (Prediker 3:11).
-