Hoofdstuk negen
Vertrouw op Jehovah als er onheil dreigt
1. Waarom zullen hedendaagse christenen gebaat zijn bij een beschouwing van hoofdstuk 7 en 8 van Jesaja?
HOOFDSTUK 7 en 8 van Jesaja zijn een studie in contrasten. Jesaja en Achaz behoorden allebei tot een aan Jehovah opgedragen natie; beiden hadden van God een taak toebedeeld gekregen, de een als profeet, de ander als koning van Juda; en beiden werden met dezelfde bedreiging geconfronteerd — de inval in Juda door veel sterkere vijandelijke legers. Jesaja zag de bedreiging echter onder ogen met vertrouwen in Jehovah, terwijl Achaz zich door angst liet overmannen. Waarom reageerden zij zo verschillend? Daar christenen thans eveneens omringd zijn door vijandelijke krachten, doen zij er goed aan deze twee hoofdstukken van Jesaja te beschouwen om te ontdekken welke lessen ze bevatten.
Voor een beslissing geplaatst
2, 3. Welke samenvatting geeft Jesaja in zijn inleidende woorden?
2 Ongeveer zoals een kunstenaar de contouren van een nieuw schilderij met enkele grove penseelstreken aangeeft, begint Jesaja zijn verslag met enkele algemene opmerkingen die het begin en het eind markeren van de gebeurtenissen die hij gaat verhalen: „Nu geschiedde het in de dagen van Achaz, de zoon van Jotham, de zoon van Uzzia, de koning van Juda, dat Rezin, de koning van Syrië — en Pekah, de zoon van Remalia, de koning van Israël — tegen Jeruzalem ten strijde trok, en hij bleek niet bij machte te zijn ertegen te strijden.” — Jesaja 7:1.
3 Het is de achtste eeuw v.G.T. Achaz is zijn vader, Jotham, opgevolgd als koning over Juda. Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de koning van het noordelijke koninkrijk Israël, vallen Juda binnen en hun legers brengen het land zware verliezen toe. Uiteindelijk zullen zij Jeruzalem zelf belegeren. Maar de belegering zal mislukken (2 Koningen 16:5, 6; 2 Kronieken 28:5-8). Hoe komt dat? Dat zullen wij later vernemen.
4. Waarom slaat Achaz en zijn volk de schrik om het hart?
4 In een vroege fase van de oorlog werd „aan het huis van David . . . gemeld en gezegd: ’Syrië heeft op Efraïm gesteund.’ Toen trilde zijn hart en het hart van zijn volk, gelijk het trillen van de bomen van het woud wegens de wind” (Jesaja 7:2). Ja, het is voor Achaz en zijn volk angstaanjagend te horen dat de Syriërs en de Israëlieten zich verenigd hebben en dat hun strijdkrachten op dit moment op Efraïms (Israëls) bodem gelegerd zijn. Ze bevinden zich op nog maar twee of drie dagmarsen van Jeruzalem!
5. In welk opzicht lijkt Gods volk thans op Jesaja?
5 Jehovah zegt tegen Jesaja: „Ga alstublieft uit, Achaz tegemoet, gij en uw zoon Schear-Jaschub, naar het eind van de waterleiding van de bovenvijver aan de grote weg van het veld van de wasman” (Jesaja 7:3). Bedenk wel, op een tijdstip dat de koning op zoek zou moeten zijn naar Jehovah’s profeet en om leiding zou moeten vragen, moet de profeet de koning gaan zoeken! Desondanks gehoorzaamt Jesaja Jehovah gewillig. Zo ook trekt Gods volk er in deze tijd bereidwillig op uit om mensen te zoeken die bang zijn wegens alle druk van deze wereld (Mattheüs 24:6, 14). Wat schenkt het een voldoening dat jaarlijks honderdduizenden gunstig reageren op de bezoeken van deze predikers van het goede nieuws en Jehovah’s beschermende hand grijpen!
6. (a) Welke bemoedigende boodschap brengt de profeet aan koning Achaz over? (b) Welke situatie bestaat er in deze tijd?
6 Jesaja vindt Achaz buiten de muren van Jeruzalem, waar de koning, ter voorbereiding op de verwachte belegering, de watervoorziening van de stad inspecteert. Jesaja brengt hem Jehovah’s boodschap over: „Neem u in acht en blijf rustig. Wees niet bevreesd, en laat uw hart zelf niet versaagd zijn wegens de twee stompen van deze rokende houtblokken, wegens de laaiende toorn van Rezin en Syrië en de zoon van Remalia” (Jesaja 7:4). Toen de aanvallers Juda eerder teisterden, was hun toorn vlammend heet. Nu zijn zij nog maar ’twee stompen van rokende houtblokken’. Achaz behoeft de Syrische koning Rezin of de Israëlitische koning Pekah, de zoon van Remalia, niet te vrezen. In deze tijd is het net zo. Eeuwenlang hebben de leiders van de christenheid ware christenen hevig vervolgd. Nu lijkt de christenheid echter op een houtblok dat bijna opgebrand is. Haar dagen zijn geteld.
7. Waarom geven Jesaja’s naam en die van zijn zoon reden tot hoop?
7 In Achaz’ tijd is niet alleen Jesaja’s boodschap maar ook de betekenis van Jesaja’s naam en die van zijn zoon een bron van hoop voor hen die op Jehovah vertrouwen. Het is waar dat Juda in gevaar verkeert, maar de naam Jesaja, die „Redding van Jehovah” betekent, is een teken dat Jehovah voor bevrijding zal zorgen. Jehovah zegt Jesaja zijn zoon Schear-Jaschub mee te nemen, wiens naam „Slechts een overblijfsel zal terugkeren” betekent. Zelfs wanneer het koninkrijk Juda ten slotte valt, zal God in zijn barmhartigheid een overblijfsel terugbrengen naar het land.
Meer dan een oorlog tussen naties
8. Waarom is de aanval op Jeruzalem meer dan een oorlog tussen naties?
8 Jehovah onthult bij monde van Jesaja de strategie van Juda’s vijanden. Hun plan ziet er als volgt uit: „Laten wij optrekken tegen Juda en het vaneenscheuren en het door het slaan van bressen voor ons veroveren; en laten wij een andere koning daarin doen regeren, de zoon van Tabeël” (Jesaja 7:5, 6). De Syro-Israëlitische alliantie is van plan Juda te veroveren en Achaz, een zoon van David, te vervangen door hun man. Het is duidelijk dat de aanval op Jeruzalem nu meer is dan een oorlog tussen naties. Het is een strijd tussen Satan en Jehovah geworden. Waarom? Omdat Jehovah God een verbond heeft gesloten met koning David en hem daarmee de verzekering heeft gegeven dat zijn zonen over Jehovah’s volk zouden regeren (2 Samuël 7:11, 16). Wat een triomf zou het zijn voor Satan als hij een andere koninklijke dynastie op de troon in Jeruzalem zou kunnen installeren! Hij zou zelfs Jehovah’s voornemen kunnen dwarsbomen om uit Davids geslachtslijn een blijvende erfgenaam te laten voortkomen, de „Vredevorst”. — Jesaja 9:6, 7.
Jehovah’s liefdevolle verzekeringen
9. Welke verzekeringen moeten zowel Achaz als hedendaagse christenen moed schenken?
9 Zal het plan van Syrië en Israël slagen? Nee. Jehovah verklaart: „Het zal niet bestaan, noch zal het geschieden” (Jesaja 7:7). Niet alleen zal de belegering van Jeruzalem mislukken, zegt Jehovah bij monde van Jesaja, maar „binnen slechts vijfenzestig jaar zal Efraïm verbrijzeld worden zodat het geen volk meer is” (Jesaja 7:8). Ja, binnen 65 jaar zal Israël niet meer bestaan als volk.a Deze verzekering, met haar specifieke tijdsaanduiding, moet Achaz moed schenken. Op dezelfde manier wordt Gods volk in deze tijd gesterkt door de wetenschap dat de tijd die Satans wereld rest ten einde loopt.
10. (a) Hoe kunnen ware christenen Jehovah thans nabootsen? (b) Welk aanbod doet Jehovah Achaz?
10 Misschien staat op Achaz’ gezicht ongeloof te lezen, want Jehovah zegt bij monde van Jesaja: „Indien gijlieden geen geloof hebt, zult gij in dat geval niet lang bestaan.” Geduldig ’ging Jehovah voort nog meer tot Achaz te spreken’ (Jesaja 7:9, 10). Wat een schitterend voorbeeld! Hoewel in deze tijd velen niet openstaan voor de Koninkrijksboodschap, doen wij er goed aan Jehovah na te bootsen door hen steeds opnieuw te bezoeken en dan ’nog meer te spreken’. Jehovah zegt vervolgens tegen Achaz: „Vraag u een teken van Jehovah, uw God, het zo diep makend als Sjeool of het zo hoog makend als de bovenste gewesten” (Jesaja 7:11). Achaz mag om een teken vragen en Jehovah zal het verrichten als waarborg dat hij het huis van David zal beschermen.
11. Welke verzekering ligt opgesloten in Jehovah’s uitdrukking „uw God”?
11 Merk op dat Jehovah zegt: ’Vraag een teken van uw God.’ Jehovah is werkelijk vriendelijk. Naar verluidt aanbidt Achaz al valse goden en houdt hij zich al bezig met walglijke heidense praktijken (2 Koningen 16:3, 4). Desondanks en in weerwil van Achaz’ vreesachtige houding noemt Jehovah zich nog steeds de God van Achaz. Dat geeft ons de zekerheid dat Jehovah mensen niet te snel afwijst. Hij is bereid degenen die dwalen of verzwakt zijn in het geloof de helpende hand te bieden. Zal deze verzekering van Gods liefde Achaz ertoe bewegen Jehovah’s hulp te aanvaarden?
Van twijfel tot ongehoorzaamheid
12. (a) Welke hoogmoedige houding neemt Achaz aan? (b) Aan wie vraagt Achaz hulp in plaats dat hij zich tot Jehovah wendt?
12 Achaz antwoordt uitdagend: „Ik zal niet vragen, noch zal ik Jehovah op de proef stellen” (Jesaja 7:12). Het is niet zo dat Achaz zich hier houdt aan de woorden van de wet: „Gij moogt Jehovah, uw God, niet op de proef stellen” (Deuteronomium 6:16). Eeuwen later citeert Jezus diezelfde wet als Satan hem verzoekt (Mattheüs 4:7). In Achaz’ geval echter nodigt Jehovah hem uit terug te keren tot de ware aanbidding en biedt hij aan zijn geloof te sterken door een teken te verrichten. Maar Achaz geeft er de voorkeur aan elders bescherming te zoeken. Mogelijk is het op dit tijdstip dat de koning een groot bedrag aan geld naar Assyrië zendt met een verzoek om hulp tegen zijn noordelijke vijanden (2 Koningen 16:7, 8). Ondertussen omsingelt het Syro-Israëlitische leger Jeruzalem en neemt de belegering een aanvang.
13. Welke verandering merken wij in vers 13 op, wat waarop duidt?
13 Met het gebrek aan geloof van de koning in gedachten zegt Jesaja: „Luistert alstublieft, o huis van David. Is het u zo iets gerings, mensen moede te maken, dat gij ook mijn God moede dient te maken?” (Jesaja 7:13) Ja, Jehovah kan constante tegendraadsheid moe worden. Merk ook op dat de profeet nu zegt „mijn God”, niet „uw God”. Een onheilspellende verandering! Nu Achaz Jehovah afwijst en zich tot Assyrië wendt, laat hij een schitterende gelegenheid onbenut om zijn band met God te herstellen. Laten wij nooit ten koste van onze band met God onze schriftuurlijke overtuiging geweld aandoen om tijdelijke voordelen te behalen.
Het teken van Immanuël
14. Hoe toont Jehovah zijn trouw aan zijn verbond met David?
14 Jehovah blijft trouw aan zijn verbond met David. Er werd een teken aangeboden, er zal een teken gegeven worden! Jesaja vervolgt: „Jehovah zelf [zal] u een teken geven: Ziet! Het meisje zelf zal werkelijk zwanger worden, en zij baart een zoon, en zij zal hem stellig de naam Immanuël geven. Boter en honing zal hij eten tegen de tijd dat hij het slechte weet te verwerpen en het goede te kiezen. Want voordat de jongen het slechte zal weten te verwerpen en het goede te kiezen, zal de grond van de twee koningen voor wie gij een ziekmakende angst gevoelt, volkomen verlaten zijn.” — Jesaja 7:14-16.
15. Welke twee vragen worden in de profetie over Immanuël beantwoord?
15 Dit is goed nieuws voor al wie vreest dat de indringers een eind zullen maken aan de Davidische lijn van koningen. „Immanuël” betekent „Met ons is God”. God is met Juda en zal niet toelaten dat zijn verbond met David tenietgedaan wordt. Bovendien wordt Achaz en zijn volk niet alleen verteld wat Jehovah zal doen maar ook wanneer hij het zal doen. Voordat de jongen Immanuël oud genoeg is om goed van kwaad te onderscheiden, zullen de vijandelijke naties verdelgd zijn. En dat blijkt inderdaad het geval te zijn!
16. Waarom kan Jehovah de identiteit van Immanuël in Achaz’ tijd in het onzekere hebben gelaten?
16 De bijbel onthult niet wie de ouders van Immanuël zijn. Maar omdat de jonge Immanuël als een teken moet dienen en Jesaja later verklaart dat hij en zijn kinderen „tot tekenen” zijn, kan Immanuël een zoon van de profeet zijn (Jesaja 8:18). Misschien laat Jehovah de identiteit van Immanuël in Achaz’ dagen in het onzekere om de aandacht van latere generaties niet van de Grotere Immanuël af te leiden. Wie is dat?
17. (a) Wie is de Grotere Immanuël, en waarop duidde zijn geboorte? (b) Waarom kan Gods volk thans uitroepen: „Met ons is God”?
17 Buiten het boek Jesaja komt de naam Immanuël maar één keer in de bijbel voor, in Mattheüs 1:23. Jehovah inspireerde Mattheüs ertoe de profetie over Immanuëls geboorte van toepassing te brengen op de geboorte van Jezus, de rechtmatige Erfgenaam van de troon van David (Mattheüs 1:18-23). De geboorte van de eerste Immanuël was een teken dat God het huis van David niet in de steek had gelaten. In dezelfde zin was de geboorte van Jezus, de Grotere Immanuël, een teken dat God de mensheid niet in de steek had gelaten en zijn Koninkrijksverbond met Davids huis niet had verzaakt (Lukas 1:31-33). Nu Jehovah’s voornaamste vertegenwoordiger zich onder de mensheid bevond, kon Mattheüs terecht zeggen: ’Met ons is God.’ Thans regeert Jezus als hemelse Koning en is hij met zijn gemeente op aarde (Mattheüs 28:20). Gods volk heeft nu beslist nog meer reden om vrijmoedig uit te roepen: „Met ons is God!”
Meer consequenties van ontrouw
18. (a) Waarom jagen Jesaja’s volgende woorden zijn luisteraars schrik aan? (b) Welke wending zullen de gebeurtenissen weldra nemen?
18 De voorgaande woorden van Jesaja mogen dan nog zo troostrijk zijn, zijn volgende verklaring jaagt zijn toehoorders schrik aan: „Jehovah zal tegen u en tegen uw volk en tegen het huis van uw vader dagen brengen zoals er niet gekomen zijn sinds de dag dat Efraïm van Juda’s zijde week, namelijk de koning van Assyrië” (Jesaja 7:17). Ja, er is rampspoed op komst, van de kant van de koning van Assyrië. Het vooruitzicht van overheersing door de Assyriërs, die berucht zijn om hun wreedheid, moet Achaz en zijn volk wel menige slapeloze nacht bezorgen. Achaz heeft geredeneerd dat als hij de vriendschap van Assyrië zou zoeken, hij niets meer van Israël en Syrië te duchten zou hebben. De koning van Assyrië zal inderdaad gehoor geven aan Achaz’ dringende verzoek door uiteindelijk Israël en Syrië aan te vallen (2 Koningen 16:9). Waarschijnlijk daarom zullen Pekah en Rezin zich gedwongen zien hun belegering van Jeruzalem op te heffen. De Syro-Israëlitische alliantie zal dus niet bij machte zijn gebleken Jeruzalem in te nemen (Jesaja 7:1). Nu vertelt Jesaja zijn geschokte gehoor echter dat Assyrië, waarvan zij gehoopt hadden dat het hen zou beschermen, hun onderdrukker zal worden! — Vergelijk Spreuken 29:25.
19. Welke waarschuwing bevat dit historische drama voor christenen in deze tijd?
19 Voor christenen in deze tijd bevat dit ware historische verslag een waarschuwing. Onder druk zouden wij in de verleiding kunnen komen het niet zo nauw te nemen met christelijke beginselen, waardoor wij Jehovah’s bescherming zouden afwijzen. Dat is kortzichtig, het staat zelfs gelijk met zelfmoord, zoals duidelijk blijkt uit Jesaja’s verdere woorden. De profeet beschrijft vervolgens wat de Assyrische inval voor het land en zijn bewoners zal betekenen.
20. Wie zijn „de vliegen” en „de bijen”, en wat zullen ze doen?
20 Jesaja splitst zijn uitspraken op in vier delen, die allemaal voorzeggen wat er „op die dag” — dat wil zeggen de dag dat Assyrië Juda aanvalt — zal gebeuren. „Het moet geschieden op die dag dat Jehovah de vliegen zal fluiten die aan het uiteinde van de Nijlkanalen van Egypte zijn, en de bijen die in het land Assyrië zijn, en ze zullen stellig komen en neerstrijken, allemaal, in de steile stroomdalen en in de kloven der rotsen en in alle doornstruiken en op alle drinkplaatsen” (Jesaja 7:18, 19). De aandacht van de legers van Egypte en Assyrië zal — als waren het zwermen vliegen en bijen — gericht worden op het Beloofde Land. Het zal geen kortstondige inval zijn. „De vliegen” en „de bijen” zullen neerstrijken en elk hoekje en gaatje van het land onveilig maken.
21. In welk opzicht zal de Assyrische koning als een scheermes zijn?
21 Jesaja vervolgt: „Op die dag zal Jehovah door middel van een gehuurd scheermes in de streek van de Rivier, ja, door bemiddeling van de koning van Assyrië, het hoofdhaar en het haar van de voeten afscheren, en het zal ook de baard zelf wegvagen” (Jesaja 7:20). Nu wordt alleen Assyrië, de grootste bedreiging, genoemd. Achaz huurt de Assyrische koning om Syrië en Israël te ’scheren’. Maar dit ’gehuurde scheermes’ uit de streek van de Eufraat zal Juda’s ’hoofd’ gaan kaalscheren en zelfs de baard weghalen!
22. Welke voorbeelden gebruikt Jesaja om de consequenties van Assyriës ophanden zijnde inval duidelijk te maken?
22 Wat zal het gevolg zijn? „Het moet geschieden op die dag dat iemand een jonge koe uit het rundvee en twee schapen in het leven zal houden. En het moet geschieden dat hij als gevolg van de overvloed van melk die er wordt geleverd, boter zal eten; want boter en honing zal ieder eten die overblijft in het midden van het land” (Jesaja 7:21, 22). Tegen de tijd dat de Assyriërs het land hebben ’geschoren’, zullen er zo weinig mensen over zijn dat er slechts een klein aantal dieren nodig zal zijn om in voedsel te voorzien. „Boter en honing” zal men eten — niets anders, geen wijn, geen brood, geen ander hoofdvoedsel. En als om te beklemtonen wat een woestenij het land zal worden, zegt Jesaja driemaal dat waar het land doorgaans waardevol en productief was, nu doornbossen en onkruid zullen groeien. Wie zich buiten de stad waagt, zal „pijlen en de boog” nodig hebben ter bescherming tegen wilde dieren die zich in het struikgewas schuilhouden. Voor bebouwing geschikt gemaakte velden zullen vertreden worden door ossen en schapen (Jesaja 7:23-25). Deze profetie begint nog in Achaz’ tijd in vervulling te gaan. — 2 Kronieken 28:20.
Nauwkeurige voorzeggingen
23. (a) Welke opdracht krijgt Jesaja nu? (b) Hoe wordt het teken van de schrijftafel bekrachtigd?
23 Jesaja schakelt nu weer over naar de actuele situatie. Terwijl Jeruzalem nog belegerd wordt door de Syro-Israëlitische alliantie bericht Jesaja: „Jehovah zei nu tot mij: ’Neem u een grote schrijftafel en schrijf daarop met de griffel van een sterfelijk mens: „Maher-Schalal-Chaz-Baz.” En laat mij voor mijzelf een formeel getuigenis hebben door getrouwe getuigen, de priester Uria en Zacharia, de zoon van Jeberechja’” (Jesaja 8:1, 2). De naam Maher-Schalal-Chaz-Baz betekent „Haast u, o buit! Hij heeft zich naar het roofgoed (de roof) gehaast”. Jesaja vraagt twee gerespecteerde mannen uit de gemeenschap officieel als getuige aanwezig te zijn wanneer hij deze naam op een grote schrijftafel schrijft, zodat zij later de authenticiteit van het document kunnen bevestigen. Dit teken moet echter bekrachtigd worden door een tweede teken.
24. Welke uitwerking moet het teken van Maher-Schalal-Chaz-Baz op het volk van Juda hebben?
24 Jesaja zegt: „Toen naderde ik tot de profetes, en zij werd zwanger en baarde mettertijd een zoon. Jehovah zei nu tot mij: ’Geef hem de naam Maher-Schalal-Chaz-Baz, want voordat de jongen zal weten te roepen: „Mijn vader!” en „Mijn moeder!” zal men het vermogen van Damaskus en de buit van Samaria wegdragen voor het aangezicht van de koning van Assyrië’” (Jesaja 8:3, 4). Zowel de grote schrijftafel als de pasgeboren jongen zal als teken dienen dat Assyrië spoedig Juda’s onderdrukkers, Syrië en Israël, zal plunderen. Hoe spoedig? Voordat de jongen de eerste woorden kan zeggen die de meeste baby’s leren — „Papa” en „Mama”. Zo’n exacte voorzegging moet het vertrouwen in Jehovah bij het volk bevorderen. Maar het kan er voor sommigen ook aanleiding toe zijn de spot met Jesaja en zijn zoons te drijven. Hoe dan ook, Jesaja’s profetische woorden komen uit. — 2 Koningen 17:1-6.
25. Welke overeenkomsten zijn er tussen de dagen van Jesaja en onze tijd?
25 Christenen kunnen iets leren van Jesaja’s herhaalde waarschuwingen. De apostel Paulus heeft ons onthuld dat in dit historische drama Jesaja een afbeelding was van Jezus Christus en Jesaja’s zoons een voorafschaduwing van Jezus’ gezalfde discipelen waren (Hebreeën 2:10-13). Jezus heeft ware christenen via zijn gezalfde volgelingen op aarde steeds weer herinnerd aan de noodzaak ’wakker te blijven’ in deze kritieke tijden (Lukas 21:34-36). Tegelijkertijd worden tegenstanders die geen berouw hebben, gewaarschuwd voor hun komende vernietiging, hoewel er vaak spottend op zulke waarschuwingen wordt gereageerd (2 Petrus 3:3, 4). De vervulling van aan tijd gerelateerde profetieën in Jesaja’s tijd vormt een waarborg dat Gods tijdschema voor onze tijd ook „zonder mankeren [zal] uitkomen. Het zal niet te laat komen.” — Habakuk 2:3.
Verwoestende „wateren”
26, 27. (a) Welke gebeurtenissen voorzegt Jesaja? (b) Wat geven Jesaja’s woorden te kennen voor Jehovah’s hedendaagse dienstknechten?
26 Jesaja vervolgt zijn waarschuwingen: „Omdat dit volk de wateren van de Siloah heeft verworpen, die zacht vloeien, en er uitbundige vreugde is over Rezin en de zoon van Remalia, ja daarom, zie! doet Jehovah tegen hen opkomen de machtige en de vele wateren van de Rivier, de koning van Assyrië en al zijn heerlijkheid. En hij zal stellig boven al zijn stroombeddingen uit stijgen en buiten al zijn oevers treden en doortrekken dwars door Juda. Hij zal werkelijk overstromen en overlopen. Tot aan de hals zal hij reiken. En de uitspreiding van zijn vleugels moet geschieden om de breedte van uw land te vullen, o Immanuël!” — Jesaja 8:5-8.
27 „Dit volk”, het noordelijke koninkrijk Israël, verwerpt Jehovah’s verbond met David (2 Koningen 17:16-18). In hun ogen is het zo zwak als de kalmpjes stromende wateren van Siloah, die Jeruzalem van water voorzien. Zij verheugen zich uitbundig over hun oorlog tegen Juda. Maar die minachting zal niet ongestraft blijven. Jehovah zal de Assyriërs toestaan Syrië en Israël te „overstromen” of onder de voet te lopen, ongeveer zoals Jehovah weldra het huidige politieke deel van de wereld zal toestaan het rijk der valse religie te overstromen (Openbaring 17:16; vergelijk Daniël 9:26). Vervolgens, aldus Jesaja, zullen de aanzwellende „wateren” „dwars door Juda” trekken en „tot aan de hals”, tot aan Jeruzalem, reiken, waar Juda’s hoofd (koning) regeert.b In onze tijd zullen de politieke scherprechters van de valse religie eveneens Jehovah’s dienstknechten omsingelen, hen insluiten „tot aan de hals” (Ezechiël 38:2, 10-16). Wat zal de afloop zijn? Nu, wat gebeurt er in Jesaja’s tijd? Slaan de Assyrische wateren over de stadsmuren en vagen ze Gods volk weg? Nee. God is met zijn volk.
Vrees niet — „God is met ons!”
28. Waarvan verzekert Jehovah Juda, ondanks alle inspanningen van hun vijanden?
28 Jesaja waarschuwt: „Richt schade aan, o gij volken [die Gods verbondsvolk vijandig gezind zijt], en wordt verbrijzeld; en leent het oor, gij allen die in afgelegen streken van de aarde zijt! Omgordt u en wordt verbrijzeld! Omgordt u en wordt verbrijzeld! Beraamt een plan en het zal verbroken worden! Spreekt welk woord maar ook en het zal niet tot stand komen, want God is met ons!” (Jesaja 8:9, 10) Enkele jaren later, tijdens de regering van Achaz’ getrouwe zoon Hizkia, komen deze woorden uit. Wanneer de Assyriërs Jeruzalem bedreigen, slaat Jehovah’s engel 185.000 van hen neer. Het is duidelijk dat God met zijn volk en de koninklijke geslachtslijn van David is (Jesaja 37:33-37). Zo ook zal Jehovah tijdens de komende strijd van Armageddon de Grotere Immanuël zenden, niet alleen om Zijn vijanden te verbrijzelen maar ook om allen te redden die op Hem vertrouwen. — Psalm 2:2, 9, 12.
29. (a) Hoe verschillen de joden in Achaz’ tijd van die in de dagen van Hizkia? (b) Waarom gaan Jehovah’s hedendaagse dienstknechten geen religieuze en politieke allianties aan?
29 In tegenstelling tot de joden in Hizkia’s tijd ontbreekt het Achaz’ tijdgenoten aan geloof in Jehovah’s bescherming. Zij geven de voorkeur aan een verbond of „samenzwering” met de Assyriërs als bastion tegen de Syro-Israëlitische alliantie. Maar Jehovah’s „hand” spoort Jesaja aan zich tegen „de weg van dit volk” of de algemene tendens uit te spreken. Hij waarschuwt: „Het voorwerp van hun vrees moogt gijlieden niet vrezen, noch ervoor beven. Jehovah der legerscharen — Hèm dient gij als heilig te beschouwen, en hij dient het voorwerp van uw vrees te zijn, en hij dient het te zijn die u doet beven” (Jesaja 8:11-13). Met dit in gedachten passen Jehovah’s hedendaagse dienstknechten ervoor op samen te spannen met godsdienstige en politieke allianties of daar hun vertrouwen in te stellen. Dienstknechten van Jehovah hebben het volste vertrouwen in Gods beschermende macht. Wat kan, alles welbeschouwd, ’de aardse mens ons doen’ als ’Jehovah aan onze zijde staat’? — Psalm 118:6.
30. Welk lot wacht degenen die niet op Jehovah vertrouwen?
30 Vervolgens herhaalt Jesaja dat Jehovah „een heilige plaats”, een bescherming, zal blijken voor wie op hem vertrouwen. Degenen die hem verwerpen daarentegen „zullen stellig struikelen en vallen en verbroken worden, en verstrikt en gevangen worden” — vijf sprekende werkwoorden die geen twijfel laten bestaan over het lot van hen die niet op Jehovah vertrouwen (Jesaja 8:14, 15). In de eerste eeuw struikelden en vielen degenen die Jezus verwierpen eveneens (Lukas 20:17, 18). Een soortgelijke afloop wacht degenen in deze tijd die niet loyaal zijn aan de op de troon geplaatste hemelse Koning, Jezus. — Psalm 2:5-9.
31. Hoe kunnen ware christenen thans het voorbeeld volgen van Jesaja en van hen die naar zijn onderwijs luisteren?
31 In Jesaja’s tijd wordt niet iedereen tot struikelen gebracht. Jesaja zegt: „Wikkel het formele getuigenis in, doe een zegel om de wet onder mijn discipelen! En ik wil Jehovah blijven verwachten, die zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, en ik wil op hem hopen” (Jesaja 8:16, 17). Jesaja en degenen die acht slaan op zijn onderwijs zullen Gods Wet niet verzaken. Zij blijven op Jehovah vertrouwen, ook al weigeren hun plichtvergeten landgenoten dat en verbergt Jehovah daarom zijn aangezicht voor hen. Laten wij het voorbeeld volgen van hen die op Jehovah vertrouwen en net zo vastbesloten zijn om de zuivere aanbidding trouw te blijven! — Daniël 12:4, 9; Mattheüs 24:45; vergelijk Hebreeën 6:11, 12.
„Tekenen” en „wonderen”
32. (a) Wie dienen nu „tot tekenen en tot wonderen”? (b) Waarom moeten christenen opvallen in de wereld?
32 Jesaja maakt nu bekend: „Zie! Ik en de kinderen die Jehovah mij gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot wonderen in Israël vanwege Jehovah der legerscharen, die verblijf houdt op de berg Sion” (Jesaja 8:18). Ja, Jesaja, Schear-Jaschub en Maher-Schalal-Chaz-Baz zijn tekenen van Jehovah’s voornemens met Juda. In deze tijd dienen Jezus en zijn gezalfde broeders eveneens als tekenen (Hebreeën 2:11-13). En zij worden bij hun werk geassisteerd door „een grote schare” „andere schapen” (Openbaring 7:9, 14; Johannes 10:16). Natuurlijk is een teken alleen waardevol als het opvalt in zijn omgeving. Zo ook kwijten christenen zich alleen van hun opdracht tekenen te zijn wanneer zij opvallen omdat zij anders zijn dan deze wereld, ten volle op Jehovah vertrouwen en vrijmoedig zijn voornemens bekendmaken.
33. (a) Waartoe zijn ware christenen vastbesloten? (b) Waarom zullen ware christenen pal kunnen staan?
33 Laten allen dus Gods maatstaven in acht nemen, niet die van deze wereld. Blijf onbevreesd opvallen — als tekenen — door de opdracht te volbrengen die aan de Grotere Jesaja, Jezus Christus, werd gegeven: ’Roep het jaar van goede wil en de dag der wraak van de zijde van onze God uit’ (Jesaja 61:1, 2; Lukas 4:17-21). Wanneer de Assyrische vloedgolf over de aarde raast — zelfs indien ze ons tot aan de hals reikt — zullen ware christenen niet worden weggevaagd. Wij zullen pal staan, want „God is met ons”.
[Voetnoten]
a Zie voor verdere details over de vervulling van deze profetie Inzicht in de Schrift, Deel 1, bladzijde 50 en 641, uitgegeven door het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap.
b Assyrië wordt ook vergeleken met een vogel waarvan de uitgespreide vleugels ’de breedte van uw land vullen’. Hoe ver het land zich dus ook uitstrekt, het Assyrische leger zal het bestrijken.
[Illustratie op blz. 103]
Jesaja nam Schear-Jaschub mee toen hij Jehovah’s boodschap aan Achaz overbracht
[Illustratie op blz. 111]
Waarom schreef Jesaja op een grote schrijftafel „Maher-Schalal-Chaz-Baz”?