Hoofdstuk zeventien
„Babylon is gevallen!”
1, 2. (a) Wat is het hoofdthema van de bijbel, maar welk belangrijke bijthema wordt in Jesaja geïntroduceerd? (b) Hoe ontvouwt het thema van de val van Babylon zich in de bijbel?
DE BIJBEL is te vergelijken met een groot muziekwerk met een hoofdthema en met bijthema’s die geïntroduceerd zijn als bijdrage tot het specifieke karakter van het geheel. In overeenkomstige zin heeft de bijbel een hoofdthema — de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit door middel van de Messiaanse Koninkrijksregering — en tevens andere belangrijke, steeds terugkerende thema’s. Een daarvan is de val van Babylon.
2 Dat thema wordt geïntroduceerd in Jesaja hoofdstuk 13 en 14. Het komt terug in hoofdstuk 21 en opnieuw in de hoofdstukken 44 en 45. Een eeuw later werkt Jeremia hetzelfde thema verder uit, terwijl het boek Openbaring het tot een machtige finale brengt (Jeremia 51:60-64; Openbaring 18:1–19:4). Iedere serieuze bijbelonderzoeker moet zich bezighouden met dit belangrijke aanvullende thema van Gods Woord. Jesaja hoofdstuk 21 helpt op dat punt, want het verschaft fascinerende details over de voorzegde val van die grote wereldmacht. Later zullen wij zien dat hoofdstuk 21 van Jesaja nog een ander belangrijk bijbelthema beklemtoont — een dat ons helpt vast te stellen hoe het thans met onze waakzaamheid als christenen is gesteld.
„Een hard visioen”
3. Waarom wordt Babylon „de wildernis van de zee” genoemd, en wat voorspelt die benaming in verband met de toekomst van Babylon?
3 Hoofdstuk 21 van Jesaja begint onheilspellend: „De formele uitspraak tegen de wildernis van de zee: Zoals stormwinden in het zuiden komen aangieren, komt het uit de wildernis, uit een vrees inboezemend land” (Jesaja 21:1). Aan weerszijden van de Eufraat ligt Babylon, met zijn oostelijke helft in de streek tussen de twee grote rivieren de Eufraat en de Tigris. Het ligt op enige afstand van de echte zee. Waarom wordt het dan „de wildernis van de zee” genoemd? Omdat het gebied waar Babylon ligt elk jaar blank kwam te staan, waardoor er een uitgestrekte, moerassige „zee” ontstond. De Babyloniërs hebben deze waterige wildernis echter bedwongen met een complex stelsel van dijken, sluizen en kanalen. Zij gebruiken deze wateren ingenieus als onderdeel van het verdedigingsstelsel van de stad. Maar wat mensen ook ondernemen, het zal Babylon niet kunnen behoeden voor het goddelijke oordeel. Een wildernis was het geweest — een wildernis zal het weer worden. Er is rampspoed voor Babylon op til, opstekend als een van de felle stormen die soms over Israël komen aanzetten vanuit de afschrikwekkende wildernis ten zuiden van het land. — Vergelijk Zacharia 9:14.
4. Hoe komen in het visioen van „Babylon de Grote” in Openbaring ook de elementen „wateren” en „een wildernis” voor, en wat betekenen de „wateren”?
4 Zoals wij in hoofdstuk 14 van dit boek hebben gelezen, heeft het oude Babylon een hedendaagse tegenhanger — „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie. In Openbaring wordt Babylon de Grote eveneens afgebeeld in samenhang met „een wildernis” en „wateren”. De apostel Johannes wordt weggevoerd naar een wildernis waar hem Babylon de Grote wordt getoond. Hij krijgt te horen dat ze „op vele wateren zit”, die „volken en scharen en natiën en talen” voorstellen (Openbaring 17:1-3, 5, 15). De steun van het volk is altijd van doorslaggevende betekenis geweest voor het voortbestaan van valse religie, maar die „wateren” zullen haar uiteindelijk niet beschermen. Net als haar tegenhanger in de oudheid zal ze ten slotte leeg, verwaarloosd en verlaten zijn.
5. Hoe verwerft Babylon terecht de reputatie „verraderlijk” te zijn en ’met geweld te plunderen’?
5 In Jesaja’s tijd is Babylon nog niet de overheersende wereldmacht, maar Jehovah voorziet al dat wanneer het zover is, het zijn macht zal misbruiken. Jesaja steekt van wal: „Een hard visioen is mij meegedeeld: De verrader handelt verraderlijk, en degene die met geweld plundert, plundert met geweld” (Jesaja 21:2a). Babylon zal de naties die het overwint inderdaad met geweld plunderen en ze verraderlijk behandelen, ook Juda. De Babyloniërs zullen Jeruzalem plunderen, de tempel leegroven en de bevolking gevankelijk naar Babylon voeren. Daar zullen deze machteloze gevangenen verraderlijk behandeld en om hun geloof bespot worden; hun zal geen hoop op terugkeer naar hun eigen land geboden worden. — 2 Kronieken 36:17-21; Psalm 137:1-4.
6. (a) Aan welk zuchten zal Jehovah een eind maken? (b) Van welke naties wordt voorzegd dat ze Babylon zullen aanvallen, en hoe gaat dit in vervulling?
6 Ja, Babylon verdient dit ’harde visioen’ dubbel en dwars; het betekent dat het zware tijden te wachten staan. Jesaja vervolgt: „Trek op, o Elam! Sla het beleg, o Medië! Al het zuchten ten gevolge van haar heb ik doen ophouden” (Jesaja 21:2b). Voor degenen die door dit verraderlijke rijk onderdrukt worden, zal er bevrijding komen. Eindelijk een eind aan hun zuchten! (Psalm 79:11, 12) Hoe zal deze bevrijding tot stand komen? Jesaja noemt twee naties die Babylon zullen aanvallen: Elam en Medië. Twee eeuwen later, in 539 v.G.T., zal Cyrus de Pers een uit Perzen en Meden bestaande strijdmacht tegen Babylon aanvoeren. Wat Elam betreft, Perzische monarchen zullen vóór 539 v.G.T. op zijn minst een deel van dat land bezitten.a Tot de Perzische strijdkrachten zullen dus ook Elamieten behoren.
7. Welke uitwerking heeft Jesaja’s visioen op hem, wat waarop duidt?
7 Let eens op hoe Jesaja de uitwerking beschrijft die dit visioen op hem heeft: „Daarom zijn mijn heupen vol van hevige smarten geworden. Ja, krampen hebben mij aangegrepen, als de krampen van een barende vrouw. Ik ben ontdaan geworden, zodat ik niet hoor; ik ben ontsteld geraakt, zodat ik niet zie. Mijn hart heeft gedoold; ja, siddering heeft mij verschrikt. De schemering, waaraan ik gehecht was, is mij tot beving gemaakt” (Jesaja 21:3, 4). Blijkbaar geniet de profeet van de schemeruren, een heerlijke tijd voor rustige bezinning. Maar het vallen van de avond heeft nu zijn charme verloren en brengt alleen nog angst, smart en beving. Hij heeft last van krampen zoals die van een vrouw die aan het bevallen is, en zijn hart „heeft gedoold”. Een geleerde geeft deze zinsnede weer met „mijn hart klopt wild” en merkt op dat de uitdrukking duidt op „een koortsachtige en onregelmatige polsslag”. Vanwaar die diepe ontsteltenis? Kennelijk zijn Jesaja’s gevoelens profetisch. Op de avond van 5/6 oktober 539 v.G.T. zullen de Babyloniërs zo’n panische angst voelen.
8. Hoe gedragen de Babyloniërs zich, zoals geprofeteerd, ook al staan hun vijanden voor de muren?
8 Als op die beslissende avond de duisternis invalt, is angst wel het laatste waar de Babyloniërs aan denken. Zo’n twee eeuwen van tevoren voorzegt Jesaja: „Laat de tafel in orde worden gebracht, de plaatsing van de zetels worden geregeld, laat er worden gegeten, gedronken!” (Jesaja 21:5a) Ja, de arrogante koning Belsazar recht een feestmaal aan. Er worden zetels klaargezet voor duizend van zijn rijksgroten en veel vrouwen en bijvrouwen (Daniël 5:1, 2). De feestvierders weten dat er een leger voor de muren staat, maar zij geloven dat hun stad onneembaar is. De zware muren en diepe gracht lijken het innemen van de stad onmogelijk te maken; haar vele goden maken het ondenkbaar. Dus „laat er worden gegeten, gedronken!” Belsazar wordt dronken en hij is waarschijnlijk niet de enige. De benevelde staat van de hoge functionarissen wordt gesuggereerd door de noodzaak hen wakker te schudden, zoals Jesaja’s volgende woorden profetisch te kennen geven.
9. Waarom wordt het nodig ’het schild te zalven’?
9 „Staat op, gij vorsten, zalft het schild” (Jesaja 21:5b). Plotseling is het feest voorbij. De vorsten moeten in actie komen! De bejaarde profeet Daniël is ontboden en hij ziet hoe Jehovah de Babylonische koning Belsazar in een staat van ontzetting brengt zoals Jesaja die heeft beschreven. De rijksgroten van de koning geraken totaal in verwarring als de gecombineerde strijdkrachten van Meden, Perzen en Elamieten door de verdedigingswerken van de stad breken. Babylon valt snel! Wat wil het echter zeggen ’het schild te zalven’? De bijbel duidt de koning van een natie soms als haar schild aan omdat hij de verdediger en beschermer van het land isb (Psalm 89:18). Dit vers in Jesaja voorzegt dus waarschijnlijk dat er een nieuwe koning moet komen. Waarom? Omdat Belsazar „nog in diezelfde nacht” wordt gedood. Het is dus nodig ’het schild te zalven’ of een nieuwe koning aan te stellen. — Daniël 5:1-9, 30.
10. Welke troost kunnen aanbidders van Jehovah putten uit de vervulling van Jesaja’s profetie over de verrader?
10 Iedereen die de ware aanbidding liefheeft, put troost uit dit verslag. Het hedendaagse Babylon, Babylon de Grote, is evenzeer een verrader en gewelddadige plunderaar als haar tegenhanger uit de oudheid. Tot op de huidige dag spannen religieuze leiders samen om te bereiken dat er verboden tegen Jehovah’s Getuigen worden uitgevaardigd, dat zij vervolgd worden of extreem hoge belastingen moeten betalen. Maar zoals deze profetie ons onder de aandacht brengt, ziet Jehovah al die verraderlijke daden, en hij zal ze niet ongestraft laten. Hij zal een eind maken aan alle religies die een verkeerde voorstelling van hem geven en zijn volk slecht behandelen (Openbaring 18:8). Is zoiets mogelijk? Om ons geloof op te bouwen, behoeven wij maar te kijken hoe zijn waarschuwingen in verband met de val van zowel het oude Babylon als zijn hedendaagse tegenhanger reeds zijn uitgekomen.
„Ze is gevallen!”
11. (a) Wat is de verantwoordelijkheid van een wachter, en wie is in deze tijd actief geweest als wachter? (b) Waarvan zijn de strijdwagen met ezels en die met kamelen een afbeelding?
11 Jehovah spreekt nu tot de profeet. Jesaja bericht: „Dit heeft Jehovah tot mij gezegd: ’Ga, stel een uitkijkpost op, opdat hij moge melden wat hij precies ziet’” (Jesaja 21:6). Met deze woorden wordt een ander belangrijk thema van dit hoofdstuk geïntroduceerd — dat van de uitkijkpost of wachter. Dit is van belang voor alle ware christenen in deze tijd, want Jezus drong er bij zijn volgelingen op aan ’voortdurend te waken’. Nooit is „de getrouwe en beleidvolle slaaf” ermee opgehouden te vertellen wat hij ziet met betrekking tot de nabijheid van Gods oordeelsdag en de gevaren van deze verdorven wereld (Mattheüs 24:42, 45-47). Wat ziet de wachter uit Jesaja’s visioen? „Hij zag een strijdwagen met een span rijpaarden, een strijdwagen met ezels, een strijdwagen met kamelen. En hij schonk nauwlettend aandacht, met grote opmerkzaamheid” (Jesaja 21:7). Deze afzonderlijke strijdwagens vertegenwoordigen waarschijnlijk colonnes strijdwagens die met de snelheid van getrainde paarden in slagorde naderen. De strijdwagen met ezels en die met kamelen zijn een passende afbeelding van de twee mogendheden, Medië en Perzië, die gezamenlijk deze aanval zullen uitvoeren. Bovendien bevestigt de geschiedenis dat het Perzische leger zowel ezels als kamelen gebruikte bij de oorlogvoering.
12. Van welke eigenschappen geeft de wachter uit Jesaja’s visioen blijk, en wie hebben deze eigenschappen thans nodig?
12 De wachter is vervolgens verplicht verslag uit te brengen. „Voorts riep hij uit als een leeuw: ’Op de wachttoren, o Jehovah, sta ik onafgebroken bij dag, en op mijn wachtpost heb ik mij gesteld alle nachten. En zie nu, daar komt een strijdwagen met mannen, met een span rijpaarden!’” (Jesaja 21:8, 9a) De wachter uit het visioen verheft moedig, „als een leeuw”, zijn stem. Het vergt moed een oordeelsboodschap uit te roepen tegen een zo geduchte natie als Babylon. En er is nog iets nodig — volharding. De wachter blijft dag en nacht op zijn post, nooit laat hij zijn waakzaamheid verslappen. In dezelfde zin heeft de wachterklasse in deze laatste dagen moed en volharding nodig gehad (Openbaring 14:12). Alle ware christenen hebben deze eigenschappen nodig.
13, 14. (a) Hoe vergaat het het oude Babylon, en in welke zin worden zijn afgoden verbrijzeld? (b) Hoe en wanneer is Babylon de Grote op soortgelijke wijze gevallen?
13 De wachter uit Jesaja’s visioen ziet een strijdwagen naderen. Hoe luidt het nieuws? „Toen hief hij aan en zei: ’Ze is gevallen! Babylon is gevallen, en alle gehouwen beelden van haar goden heeft hij ter aarde verbrijzeld!’” (Jesaja 21:9b) Wat een opwindend bericht! Eindelijk is deze verraderlijke plunderaar van Gods volk gevallen!c Maar in welke zin worden Babylons gehouwen beelden en afgoden verbrijzeld? Zullen de Medo-Perzische invallers Babylons tempels binnenmarcheren en de ontelbare afgoden vernielen? Nee, iets dergelijks is helemaal niet nodig. Babylons afgoden zullen verbrijzeld worden in de zin dat ze aan de kaak worden gesteld als niet bij machte de stad te beschermen. En Babylon zal vallen wanneer het het vermogen kwijtraakt Gods volk nog langer te onderdrukken.
14 Wat valt er over Babylon de Grote te zeggen? Door de onderdrukking van Gods volk tijdens de Eerste Wereldoorlog te beramen, heeft ze hen in feite een tijdlang in ballingschap gehouden. Hun predikingswerk kwam nagenoeg stil te liggen. De president en andere vooraanstaande functionarissen van het Wachttorengenootschap werden op valse beschuldigingen gevangengezet. Maar in 1919 kwam er een verrassende keer in de situatie. De functionarissen werden uit de gevangenis vrijgelaten, het hoofdbureau werd heropend en het predikingswerk werd weer opgenomen. Zo viel Babylon de Grote in de zin dat ze haar greep op Gods volk verloren had.d In Openbaring wordt deze val tweemaal bekendgemaakt door een engel die de woorden van de mededeling in Jesaja 21:9 gebruikt. — Openbaring 14:8; 18:2.
15, 16. In welke zin zijn Jesaja’s landgenoten „gedorsten”, en wat kunnen wij leren van Jesaja’s houding tegenover hen?
15 Jesaja besluit deze profetische boodschap met woorden van mededogen voor zijn eigen volk. Hij zegt: „O mijn gedorsten en de zoon van mijn dorsvloer, wat ik van Jehovah der legerscharen, de God van Israël, heb gehoord, heb ik ulieden meegedeeld” (Jesaja 21:10). In de bijbel symboliseert dorsen vaak het streng onderrichten en louteren van Gods volk. Gods verbondsvolk zal worden tot ’zonen van de dorsvloer’, waar het koren met kracht van het kaf wordt gescheiden, zodat alleen de gelouterde, wenselijke korrels overblijven. Jesaja verkneukelt zich niet over dit strenge onderricht. Hij heeft veeleer mededogen met deze toekomstige ’zonen van de dorsvloer’, van wie sommigen hun hele leven als ballingen in een vreemd land zullen doorbrengen.
16 Dit kan als een nuttige vermaning voor ons allemaal dienen. In de hedendaagse christelijke gemeente kunnen sommigen geneigd zijn hun mededogen met overtreders te verliezen. En degenen die streng onderricht worden, kunnen zich nogal eens beledigd voelen. Maar als wij in gedachte houden dat Jehovah zijn volk streng onderricht om hen te louteren, zullen wij het strenge onderricht en degenen die het nederig ondergaan niet geringschatten en ons er evenmin tegen verzetten wanneer het ons wordt toegediend. Laten wij goddelijk streng onderricht aanvaarden als een uiting van Gods liefde. — Hebreeën 12:6.
Informerend bij de wachter
17. Waarom wordt Edom met recht „Duma” genoemd?
17 In de tweede profetische boodschap in Jesaja hoofdstuk 21 treedt de figuur van de wachter op de voorgrond. Ze begint als volgt: „De formele uitspraak tegen Duma: Tot mij roept iemand uit Seïr: ’Wachter, hoe staat het met de nacht? Wachter, hoe staat het met de nacht?’” (Jesaja 21:11) Waar ligt dit Duma? Er waren kennelijk diverse steden met die naam in bijbelse tijden, maar geen ervan wordt hier bedoeld. Er ligt geen Duma in Seïr, wat een andere naam is voor Edom. „Duma” betekent echter „Stilte”. Blijkbaar krijgt de streek dus, zoals ook in de vorige formele uitspraak het geval was, een naam die duidt op de toekomst die haar wacht. Voor Edom, lang een wraakgierige vijand van Gods volk, zal het uitlopen op stilte — de stilte van de dood. Maar voordat dit gebeurt, zullen sommigen bezorgd informeren naar de toekomst.
18. Hoe gaat de formele uitspraak „De morgen moet komen, en ook de nacht” ten aanzien van het oude Edom in vervulling?
18 In de tijd dat Jesaja schrijft, ligt Edom op het pad van het machtige Assyrische leger. Sommigen in Edom zouden dolgraag weten wanneer er voor hen een eind komt aan de nacht van onderdrukking. Het antwoord? „De wachter zei: ’De morgen moet komen, en ook de nacht’” (Jesaja 21:12a). Dat voorspelt niets goeds voor Edom. Er zal enige morgenschemering aan de horizon te zien zijn, maar die zal van korte duur en bedrieglijk zijn. De nacht — weer een donkere tijd van onderdrukking — zal de morgen op de voet volgen. Wat een treffend beeld van Edoms toekomst! Aan de Assyrische onderdrukking zal een eind komen, maar Babylon zal Assyrië als wereldmacht opvolgen en Edom decimeren (Jeremia 25:17, 21; 27:2-8). Deze cyclus zal zich herhalen. De Babylonische onderdrukking zal gevolgd worden door de Perzische en dan de Griekse onderdrukking. Vervolgens zal er een korte „morgen” zijn in de Romeinse tijd, wanneer de Herodessen — van oorsprong Edomieten — in Jeruzalem aan de macht komen. Maar die „morgen” zal niet lang duren. Uiteindelijk zal Edom voor altijd in stilte wegzinken, uit de geschiedenis verdwijnen. Met de naam Duma zal Edom ten slotte goed gekarakteriseerd zijn.
19. Wat kan de wachter bedoelen als hij zegt: „Wilt gijlieden informeren, informeert. Komt terug!”?
19 De wachter besluit zijn korte boodschap met de woorden: „Wilt gijlieden informeren, informeert. Komt terug!” (Jesaja 21:12b) De uitdrukking „Komt terug!” kan verband houden met de eindeloze opeenvolging van ’nachten’ die Edom voor de boeg heeft. Het kan ook zijn dat de profeet erop wijst dat als er Edomieten aan de ondergang van de natie willen ontsnappen, zij berouw moeten hebben en tot Jehovah moeten terugkeren. In beide gevallen nodigt de wachter uit tot verder informeren.
20. Waarom is de in Jesaja 21:11, 12 opgetekende formele uitspraak van grote betekenis voor Jehovah’s volk in deze tijd?
20 Deze korte formele uitspraak is van grote betekenis geweest voor Jehovah’s volk in deze tijd.e Wij beseffen dat de mensheid zich al ver in de donkere nacht van geestelijke blindheid en vervreemding van God bevindt die tot de vernietiging van dit samenstel van dingen zal leiden (Romeinen 13:12; 2 Korinthiërs 4:4). In deze nacht zijn alle sprankjes hoop op vrede en zekerheid die de mensheid op de een of andere manier teweeg kan brengen, als die bedrieglijke schijnsels van de dageraad waarop slechts nog donkerder tijden volgen. Er nadert een echte dageraad — de dageraad van Christus’ duizendjarige regering over de aarde. Maar zolang de nacht nog duurt, moeten wij de leiding volgen van de wachterklasse door geestelijk waakzaam te blijven en moedig bekend te maken dat het einde van dit verdorven samenstel van dingen nabij is. — 1 Thessalonicenzen 5:6.
De nacht valt over de woestijnvlakte
21. (a) Welke woordspeling kan bedoeld zijn met de zinsnede „de formele uitspraak tegen de woestijnvlakte”? (b) Wat zijn de karavanen der Dedanieten?
21 De laatste formele uitspraak in Jesaja hoofdstuk 21 is gericht tegen „de woestijnvlakte”. Ze begint als volgt: „De formele uitspraak tegen de woestijnvlakte: In het woud in de woestijnvlakte zult gij de nacht doorbrengen, o karavanen der Dedanieten” (Jesaja 21:13). De hier bedoelde woestijnvlakte is kennelijk Arabië, want de formele uitspraak is gericht tot een aantal Arabische stammen. Het woord voor „woestijnvlakte” wordt soms weergegeven met „avond”, een woord dat er zeer veel op lijkt in het Hebreeuws. Sommigen veronderstellen dat dit een woordspeling is, alsof er weldra een donkere avond — een tijd van moeilijkheden — voor dit gebied zal aanbreken. De formele uitspraak begint met een nachtelijk tafereel waarin karavanen van de Dedanieten, een belangrijke Arabische stam, voorkomen. Zulke karavanen volgen handelsroutes van de ene woestijnoase naar de andere en vervoeren specerijen, parels en andere kostbaarheden. Maar hier zien wij dat ze zich gedwongen zien van hun veel bereisde wegen af te wijken om zich ’s nachts verscholen te houden. Waarom?
22, 23. (a) Welke verpletterende druk zal er weldra over de Arabische stammen komen, en welke uitwerking zal dat op hen hebben? (b) Hoe gauw zal die ramp komen, en door wiens hand?
22 Jesaja legt uit: „Brengt de dorstige water tegemoet. O gij bewoners van het land Tema, treedt de vluchtende met brood voor hem tegemoet. Want wegens de zwaarden zijn zij weggevlucht, wegens het getrokken zwaard, en wegens de gespannen boog en wegens de zware druk van de oorlog” (Jesaja 21:14, 15). Ja, de verpletterende druk van de oorlog zal over deze Arabische stammen komen. Van Tema, aan een van de waterrijkste oasen in de streek, wordt verlangd dat het water en brood naar de onfortuinlijke oorlogsvluchtelingen brengt. Wanneer zal deze ellende beginnen?
23 Jesaja vervolgt: „Dit heeft Jehovah tot mij gezegd: ’Binnen nog een jaar, naar de jaren van een loonarbeider, moet aan al de heerlijkheid van Kedar zelfs een eind komen. En degenen die overblijven van het aantal boogschutters, de sterke mannen van de zonen van Kedar, zullen weinigen worden, want Jehovah zelf, de God van Israël, heeft het gesproken’” (Jesaja 21:16, 17). Kedar is zo’n belangrijke stam dat hij soms gebruikt wordt om heel Arabië te vertegenwoordigen. Jehovah heeft bepaald dat de boogschutters en sterke mannen van deze stam in aantal zullen afnemen tot louter een overblijfsel. Wanneer? „Binnen nog een jaar”, niet langer, net zoals een loonarbeider niet langer werkt dan de tijdsduur waarvoor hij wordt betaald. Hoe dit alles precies is vervuld, is onzeker. Twee Assyrische heersers — Sargon II en Sanherib — eisten de eer op voor het onderwerpen van Arabië. Elk van hen kan heel goed deze trotse Arabische stammen, zoals voorzegd, gedecimeerd hebben.
24. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Jesaja’s profetie tegen Arabië is vervuld?
24 Wij kunnen er echter zeker van zijn dat deze profetie tot op de letter vervuld is. Niets kan dat krachtiger onderstrepen dan de slotwoorden van de formele uitspraak: „Jehovah zelf, de God van Israël, heeft het gesproken.” Misschien zal het de mensen in Jesaja’s tijd onwaarschijnlijk toelijken dat Babylon boven Assyrië zal uitstijgen en dan tijdens de losbandige festiviteiten van één enkele avond ten val gebracht zal worden. Het kan even onwaarschijnlijk lijken dat het machtige Edom in de stilte van de dood zal belanden of dat er voor de welvarende Arabische stammen een nacht vol tegenspoed en ontberingen zal aanbreken. Maar Jehovah zegt dat het zal gebeuren en dus gebeurt het ook. Thans vertelt Jehovah ons dat het wereldrijk van valse religie ten onder zal gaan. Dat is niet slechts een mogelijkheid; het is een zekerheid. Jehovah zelf heeft het gesproken!
25. Hoe kunnen wij het voorbeeld van de wachter volgen?
25 Laten wij dus als de wachter zijn. Laten wij waakzaam blijven, alsof wij op een hoge wachttoren staan, de horizon afspeurend naar elk teken van dreigend gevaar. Laten wij ons nauw verenigen met de getrouwe wachterklasse, de nog overgebleven gezalfde christenen op aarde in deze tijd. Laten wij samen met hen moedig uitroepen wat wij precies zien — het overweldigende bewijs dat Christus in de hemel regeert; dat hij spoedig een eind zal maken aan de lange, donkere nacht van het van God vervreemd zijn en dat hij daarna de ware dageraad zal laten aanbreken, de Duizendjarige Regering over een paradijselijke aarde!
[Voetnoten]
a De Perzische koning Cyrus werd soms aangeduid als „koning van Anshan”, omdat Anshan een gebied of stad in Elam was. De Israëlieten uit Jesaja’s tijd — de achtste eeuw v.G.T. — is Perzië misschien onbekend geweest, terwijl Elam hun wel bekend geweest zal zijn. Dat zou kunnen verklaren waarom Jesaja hier Elam in plaats van Perzië noemt.
b Veel bijbelcommentators denken dat de woorden „zalft het schild” slaan op het oude militaire gebruik leren schilden vóór de strijd te oliën zodat de meeste slagen afschampen. Hoewel dat een mogelijke interpretatie is, zij opgemerkt dat op de avond dat de stad viel, de Babyloniërs nauwelijks de tijd kregen om verzet te bieden, laat staan zich op de strijd voor te bereiden door hun schilden in te vetten!
c Jesaja’s profetie over de val van Babylon is zo nauwkeurig dat enkele bijbelcritici de theorie hebben geopperd dat ze geschreven moet zijn nadat het gebeurd was. Maar zoals de hebraïcus F. Delitzsch opmerkt, is een dergelijke speculatie onnodig als wij aanvaarden dat een profeet onder inspiratie gebeurtenissen kan voorzeggen die nog honderden jaren in de toekomst liggen.
e De eerste 59 jaar dat het tijdschrift De Wachttoren (in het Engels) verscheen, stond Jesaja 21:11 op de omslag vermeld. Dezelfde schriftplaats vormde het thema van de laatste preek die Charles T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, schreef. (Zie de illustratie op de vorige bladzijde.)
[Illustratie op blz. 219]
„Laat er worden gegeten, gedronken!”
[Illustratie op blz. 220]
De wachter ’riep voorts als een leeuw’
[Illustratie op blz. 222]
’Ik sta onafgebroken bij dag, en alle nachten’