Hun toevlucht — een leugen!
„Wij hebben leugen tot onze toevlucht gemaakt en in bedrog hebben wij ons verborgen.” — JESAJA 28:15.
1, 2. (a) Welke organisatie in deze tijd dient acht te slaan op wat het oude koninkrijk Juda is overkomen? (b) Welk misplaatst vertrouwen had Juda?
ZIJN die woorden thans op de christenheid van toepassing zoals ze op het oude tweestammenrijk Juda van toepassing waren? Ja, beslist! En die parallel belooft weinig goeds voor de hedendaagse christenheid. Het duidt erop dat die afvallige religieuze organisatie binnenkort door een catastrofe zal worden getroffen.
2 Ten noorden van Juda lag het tienstammenrijk Israël. Toen Israël trouweloos bleek te zijn, liet Jehovah toe dat dit rijk in 740 v.G.T. door Assyrië werd veroverd. Haar zusterkoninkrijk, Juda, was getuige van deze tragische gebeurtenis maar was kennelijk van mening dat haar zoiets nooit zou overkomen. ’Functioneert Jehovah’s tempel niet nog steeds in Jeruzalem?’, zo pochten haar leiders. ’Zijn wij niet het volk dat Gods gunst geniet? Spreken onze priesters en profeten niet in Jehovah’s naam?’ (Vergelijk Jeremia 7:4, 8-11.) Die joodse religieuze leiders waren ervan overtuigd dat zij beschermd zouden worden. Maar daarin vergisten zij zich! Zij waren net zo trouweloos als hun noordelijke verwanten. Wat Samaria overkomen was, zou daarom ook Jeruzalem overkomen.
3. Waarom voelt de christenheid zich zeker ten aanzien van de toekomst, maar is haar vertrouwen terecht?
3 Insgelijks beweert de christenheid in een speciale verhouding tot God te staan. ’Wij hebben immers’, zo pocht ze, ’tienduizenden kerken en een klasse van beroepsgeestelijken alsook honderden miljoenen aanhangers. Wij hebben ook de bijbel, en wij gebruiken de naam van Jezus bij onze aanbidding. Stellig genieten wij Gods gunst!’ Maar wat het oude Jeruzalem is overkomen, vormt een krachtige waarschuwing. Ondanks recente opmerkelijke politieke gebeurtenissen weten wij dat Jehovah binnenkort beslissend gaat optreden tegen de christenheid en alle andere valse religies.
’Een verbond met de Dood’
4. Welk verbond meende Juda te hebben gesloten?
4 In de oudheid ontving het ontrouwe Jeruzalem bij monde van Gods ware profeten vele waarschuwingen, maar ze hechtte er geen geloof aan. In plaats daarvan pochte ze dat de dood haar nooit in Sjeool, het graf, zou doen afdalen, zoals dat met het noordelijke koninkrijk Israël was gebeurd. Onder inspiratie zei de profeet Jesaja tot Juda: „Daarom, hoort het woord van Jehovah, gij snoevers, gij heersers van dit volk dat in Jeruzalem is: Omdat gijlieden hebt gezegd: ’Wij hebben een verbond gesloten met de Dood, en met Sjeool hebben wij een visioen tot stand gebracht; de overstromende stortvloed, ingeval die doortrekt, zal ons niet bereiken, want wij hebben leugen tot onze toevlucht gemaakt en in bedrog hebben wij ons verborgen.’” — Jesaja 28:14, 15.
5. (a) Wat was Juda’s vermeende verbond met de dood? (b) Welke aan koning Asa gegeven waarschuwing was Juda vergeten?
5 Ja, Jeruzalems leiders dachten dat zij als het ware een overeenkomst met de dood en Sjeool hadden zodat hun stad zou blijven bestaan. Maar hield Jeruzalems zogenaamde verbond met de dood in dat ze berouw had van haar zonden en voor redding nu op Jehovah vertrouwde? (Jeremia 8:6, 7) Beslist niet! In plaats daarvan wendde ze zich tot menselijke politieke heersers om hulp. Maar haar vertrouwen op wereldlijke bondgenoten was een misvatting, een leugen. De wereldlingen op wie ze vertrouwde, konden haar niet redden. En omdat ze Jehovah in de steek liet, liet Jehovah Jeruzalem in de steek. Het ging precies zoals de profeet Azarja koning Asa had gewaarschuwd: „Jehovah is met u zolang gij met hem bewijst te zijn; en indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden, maar indien gij hem verlaat, zal hij u verlaten.” — 2 Kronieken 15:2.
6, 7. Welke maatregelen nam Juda om zich veilig te stellen, maar met welk uiteindelijke resultaat?
6 Vol vertrouwen in hun politieke bondgenootschappen waren Jeruzalems leiders er zeker van dat geen „overstromende stortvloed” van binnenvallende legers hun te na zou komen om hun vrede en zekerheid te verstoren. Toen Juda door een alliantie van Israël en Syrië werd bedreigd, wendde ze zich tot Assyrië om hulp (2 Koningen 16:5-9). Toen vervolgens de strijdkrachten van Babylon tegen haar optrokken, deed ze voor steun een beroep op Egypte en Farao reageerde door een leger te hulp te zenden. — Jeremia 37:5-8; Ezechiël 17:11-15.
7 Maar Babylons legers waren te sterk, en Egyptes krijgsmacht moest zich terugtrekken. Dat Jeruzalem haar vertrouwen in Egypte stelde, bleek een vergissing, en in 607 v.G.T. gaf Jehovah haar prijs aan de vernietiging die hij had voorzegd. Jeruzalems heersers en priesters hadden het dus bij het verkeerde eind! Hun vertrouwen dat wereldlijke bondgenootschappen vrede en zekerheid zouden bewerkstelligen, was „een leugen” die door de stortvloed van Babylons legers werd weggevaagd.
Het verwerpen van de „beproefde steen”
8. Hoe heeft de christenheid een standpunt ingenomen dat heel veel op dat van het oude Juda lijkt?
8 Heeft die situatie een parallel in deze tijd? Ja, beslist! De geestelijken van de christenheid zijn eveneens van mening dat geen rampspoed hen zal treffen. In feite zeggen zij, zoals Jesaja voorzei: „Wij hebben een verbond gesloten met de Dood, en met Sjeool hebben wij een visioen tot stand gebracht; de overstromende stortvloed, ingeval die doortrekt, zal ons niet bereiken, want wij hebben leugen tot onze toevlucht gemaakt en in bedrog hebben wij ons verborgen” (Jesaja 28:15). Net als het oude Jeruzalem ziet de christenheid op naar wereldlijke bondgenootschappen voor zekerheid, en weigeren haar geestelijken bij Jehovah hun toevlucht te zoeken. Ja, zij willen niet eens zijn naam gebruiken, en zij bespotten en vervolgen hen die deze naam wel eren. Wat de geestelijken van de christenheid hebben gedaan, is precies wat de joodse overpriesters in de eerste eeuw deden toen zij Christus verwierpen. Zij hebben in feite gezegd: „Wij hebben geen andere koning dan caesar.” — Johannes 19:15.
9. (a) Wie waarschuwt de christenheid in deze tijd op dezelfde manier als Jesaja Juda waarschuwde? (b) Tot wie dient de christenheid zich te wenden?
9 In deze tijd waarschuwen Jehovah’s Getuigen dat een vloedgolf van terechtstellingslegers zich weldra over de christenheid zal uitstorten. Bovendien wijzen zij op het ware toevluchtsoord voor die vloedgolf. Zij halen Jesaja 28:16 aan, waar staat: „[Dit] heeft de Soevereine Heer Jehovah . . . gezegd: ’Ziet, ik leg als fundament in Sion een steen, een beproefde steen, de kostbare hoek van een vast fundament. Niemand die geloof oefent, zal in paniek geraken.’” Wie is die ’kostbare hoeksteen’? De apostel Petrus haalde deze woorden aan en paste ze op Jezus Christus toe (1 Petrus 2:6). Indien de christenheid vrede had gezocht met Jehovah’s Koning, Jezus Christus, zou ze de komende stortvloed vermeden hebben. — Vergelijk Lukas 19:42-44.
10. Welke betrekkingen heeft de christenheid nagestreefd?
10 Maar dat heeft ze niet gedaan. In plaats daarvan streeft ze vrede en zekerheid na door bij de politieke leiders van de natiën in het gevlij te komen — in weerwil van de waarschuwing van de bijbel dat vriendschap met de wereld vijandschap met God is (Jakobus 4:4). Bovendien heeft ze in 1919 krachtig voor de Volkenbond gepleit als ’s mensen grootste hoop op vrede. Sinds 1945 heeft ze haar hoop gesteld op de Verenigde Naties. (Vergelijk Openbaring 17:3, 11.) Hoe ver gaat haar betrokkenheid bij deze organisatie?
11. Hoe sterk is religie bij de VN vertegenwoordigd?
11 Een recent boek geeft hier een idee van wanneer er verklaard wordt: „Niet minder dan 24 katholieke organisaties zijn bij de VN vertegenwoordigd. Verscheidene van de religieuze leiders van de wereld hebben de internationale organisatie bezocht. Het gedenkwaardigst waren de bezoeken van Zijne Heiligheid Paus Paulus VI gedurende de Algemene Assemblée in 1965 en van Paus Johannes Paulus II in 1979. Vele religies hebben speciale invocaties, gebeden, gezangen en diensten voor de Verenigde Naties. De belangrijkste voorbeelden zijn die van het katholieke, het unitarisch-universalistische, het baptistische en het bahai-geloof.”
IJdele hoop op vrede
12, 13. Waarom zijn Jehovah’s Getuigen zo zeker dat hun waarschuwingen terecht zijn, in weerwil van wijdverbreide hoop dat vrede binnen bereik is?
12 Een van de machtigste politieke leiders van de wereld vertolkte de hoop van velen toen hij zei: „Deze generatie van mensen op aarde is wellicht getuige van de komst van een onomkeerbare periode van vrede in de geschiedenis van de beschaving.” Had hij gelijk? Betekenen de recente ontwikkelingen dat de waarschuwingen die Jehovah’s Getuigen hebben laten horen betreffende Jehovah’s voltrekking van een oordeel aan de natiën, niet bewaarheid zullen worden? Hebben Jehovah’s Getuigen ongelijk?
13 Nee, zij hebben geen ongelijk. Zij weten dat zij de waarheid vertellen omdat zij hun vertrouwen stellen op Jehovah en in de bijbel, Gods eigen Woord der waarheid. In Titus 1:2 staat dat ’God niet liegen kan’. Zij hebben daarom het volste vertrouwen dat wanneer een bijbelprofetie zegt dat er iets bepaalds gaat gebeuren, het ook zonder mankeren zal uitkomen. Jehovah zelf verklaart: „Zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept.” — Jesaja 55:11.
14, 15. (a) Wat verkondigden de leiders van Juda vlak voor Jeruzalems vernietiging in 607 v.G.T.? (b) Wat zou er volgens Paulus’ voorspelling aangekondigd worden vlak voordat een plotselinge vernietiging over deze wereld zou komen? (c) Wat kunnen wij verwachten op het hoogtepunt van de in 1 Thessalonicenzen 5:3 geprofeteerde aankondiging?
14 In de jaren vóór de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. berichtte Jeremia dat de leiders riepen: „Er is vrede! Er is vrede!” (Jeremia 8:11) Dat was echter een leugen. Jeruzalem werd verwoest als een vervulling van de geïnspireerde waarschuwingen die door Jehovah’s ware profeten waren gegeven. De apostel Paulus waarschuwde dat er in onze dagen iets soortgelijks zou plaatsvinden. Hij zei dat de mensen „Vrede en zekerheid!” zouden roepen. Maar dan, zo zei hij, zou „een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen”. — 1 Thessalonicenzen 5:3.
15 Toen wij de jaren negentig binnengingen, zeiden kranten en tijdschriften overal dat de Koude Oorlog voorbij is en dat er eindelijk wereldvrede in zicht is. Maar toen brak er in het Midden-Oosten een oorlog uit. Vroeg of laat zal de wereldsituatie zich echter toch ontwikkelen tot het punt dat de roep van „vrede en zekerheid” die in 1 Thessalonicenzen 5:2, 3 is voorzegd, tot een climax zal aanzwellen. Met onze hoop stevig verankerd in Gods Woord, weten wij dat als die climax wordt bereikt, Gods oordelen snel en trefzeker voltrokken zullen worden. Geen samengeflanste aankondigingen van vrede en zekerheid mogen ons doen geloven dat de door God voorzegde vernietiging niet zal komen. Jehovah’s oordelen staan zwart op wit in zijn Woord de Bijbel. De christenheid, te zamen met alle andere valse religie, zal vernietigd worden. En dan zullen Jehovah’s vernietigende oordelen tegen de rest van Satans wereld tot uitdrukking gebracht worden (2 Thessalonicenzen 1:6-8; 2:8; Openbaring 18:21; 19:19-21). Aangezien Jehovah’s Getuigen er zeker van zijn dat Jehovah zijn woord zal houden, zullen zij onder leiding van de getrouwe en beleidvolle slaafklasse waakzaam blijven en nauwlettend gadeslaan hoe de wereldgebeurtenissen zich ontvouwen (Mattheüs 24:45-47). Menselijke inspanningen tot vrede mogen ons stellig niet doen denken dat Jehovah heeft afgezien van zijn voornemen een vloedgolf van vernietiging over de met zonden beladen christenheid te brengen.
’God is onze toevlucht’
16, 17. Wat antwoorden Jehovah’s Getuigen als sommigen aanstoot nemen aan de openhartigheid van hun boodschap?
16 Sommigen nemen wellicht aanstoot aan de openhartigheid waarmee Jehovah’s Getuigen dit bekendmaken. Wanneer zij zeggen dat de religieuze heersers van de christenheid hun toevlucht hebben genomen tot een leugenregeling, vertellen zij slechts wat de bijbel zegt. Wanneer zij zeggen dat de christenheid straf verdient omdat ze een deel van de wereld geworden is, maken zij slechts bekend wat God zelf in de bijbel zegt (Filippenzen 3:18, 19). Bovendien geeft de christenheid, omdat ze haar vertrouwen heeft gesteld in de plannen die door deze wereld worden voorgesteld, in werkelijkheid haar steun aan de god van deze wereld, Satan de Duivel, over wie Jezus zei dat hij de vader van de leugen was. — Johannes 8:44; 2 Korinthiërs 4:4.
17 Jehovah’s Getuigen verklaren derhalve: Wat ons betreft, wij versterken geen valse hoop op wereldvrede omdat de politieke situatie aan het veranderen is. In plaats daarvan herhalen wij de woorden van de psalmist: „God is voor ons een toevlucht. . . . De zonen van de aardse mens zijn een ademtocht, de mensenzonen zijn een leugen. Wanneer zij op de weegschaal worden gelegd, zijn zij allen te zamen lichter dan een ademtocht” (Psalm 62:8, 9). Menselijke plannen om de christenheid en de rest van dit samenstel van dingen te steunen en in stand te houden, zijn bedrieglijk, een leugen! Alle te zamen genomen hebben ze evenmin de kracht om Jehovah’s voornemens te verijdelen als een ademtocht dat kan!
18. Welke waarschuwing van de psalmist is in deze tijd passend?
18 Jehovah’s Getuigen halen ook Psalm 33 vers 17 tot en met 19 aan, waar wordt verklaard: „Voor redding is het paard [van Egypte, als symbool van oorlogvoering] niets dan bedrog, en door de overvloed van zijn vitale kracht verschaft het geen ontkoming. Zie! Het oog van Jehovah is gekeerd naar hen die hem vrezen, naar hen die op zijn liefderijke goedheid wachten, om hun ziel van de dood zelf te bevrijden, en hen tijdens hongersnood in het leven te houden.” In deze tijd vertrouwen ware christenen op Jehovah en op zijn hemelse koninkrijk, de enige regeling die blijvende vrede tot stand kan brengen.
De christenheid „een plaats van vertreding”
19. Waarom is vertrouwen op een wereldvrede door politieke organisaties een illusie?
19 Door vertrouwen te stellen in welk door mensen gemaakt surrogaat voor Gods koninkrijk dan ook, maakt men dat surrogaat tot een beeld, een voorwerp van aanbidding (Openbaring 13:14, 15). Zo is ook de aanmoediging zich voor vrede en zekerheid te verlaten op politieke instellingen zoals de Verenigde Naties een illusie, een leugen. Aangaande zulke voorwerpen van valse hoop zegt Jeremia: „Zijn gegoten beeld is een leugen, en er is geen geest in ze. Ze zijn ijdelheid, een bespottelijk maaksel. Ten tijde dat er aandacht aan ze wordt geschonken, zullen ze vergaan” (Jeremia 10:14, 15). De strijdrossen van het tegenbeeldige Egypte, dat wil zeggen de militair-politieke sterkte van de natiën in deze tijd, zullen het religieuze rijk van de christenheid op de dag van haar crisis dan ook niet beschermen. Het bondgenootschap van de religies der christenheid met deze wereld zal ze beslist niet beschermen.
20, 21. (a) Wat is de Volkenbond overkomen, en waarom zal het de VN niet beter vergaan? (b) Hoe liet Jesaja zien dat de bondgenootschappen van de christenheid met de wereld haar niet zullen redden?
20 De christenheid had haar hoop gesteld op de Volkenbond, maar die werd al omvergeworpen zonder dat Armageddon eraan te pas kwam! Nu heeft ze haar loyaliteit overgedragen op de Verenigde Naties. Maar die organisatie zal spoedig „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” onder de ogen moeten zien, en ze zal die niet overleven (Openbaring 16:14). Zelfs niet als een tot nieuw leven gebrachte organisatie zullen de VN ooit vrede en zekerheid kunnen brengen. Gods profetische Woord toont aan dat de organisatie van de Verenigde Naties met haar lidstaten zal „strijden tegen het Lam [Christus in Koninkrijksmacht], maar het Lam zal hen overwinnen, omdat hij Heer der heren en Koning der koningen is”. — Openbaring 17:14.
21 Jehovah’s Getuigen zeggen vol vertrouwen dat er voor de christenheid geen redding gelegen is in haar bondgenootschappen met Satans wereld. En als zij dat zeggen, vestigen zij alleen maar de aandacht op wat de bijbel zelf zegt. In Jesaja 28:17, 18 lezen wij wat Jehovah zegt: „Ik wil gerechtigheid tot het meetsnoer maken en rechtvaardigheid tot het waterpasinstrument; en de hagel moet de leugentoevlucht wegvagen, en de wateren, die zullen zelfs de schuilplaats wegspoelen. En uw verbond met de Dood zal stellig ontbonden worden, en dat visioen van u met Sjeool zal geen stand houden. De overstromende stortvloed, wanneer die doortrekt — dan moet gij er een plaats van vertreding voor worden.”
22. Wanneer de christenheid in overeenstemming met volmaakte gerechtigheid geoordeeld wordt, wat zal dan het resultaat zijn?
22 Wanneer Jehovah’s rechterlijke beslissing ten uitvoer wordt gelegd, zal dat in overeenstemming zijn met volmaakte gerechtigheid. En de basis voor het vertrouwen van de christenheid, haar „verbond met de Dood”, zal volledig worden weggevaagd als door een overstromende stortvloed. Jesaja zegt verder: „Morgen aan morgen zal hij doortrekken, overdag en ’s nachts; en het moet niets dan een reden tot beven worden ten einde anderen het gehoorde te verstaan te geven” (Jesaja 28:19). Hoe angstaanjagend zal het voor toeschouwers zijn getuige te zijn van de volle kracht van Jehovah’s oordeel! Hoe vreselijk zal het voor de geestelijken van de christenheid en hun volgelingen zijn om te laat tot de ontdekking te komen dat zij hun vertrouwen in een leugen hebben gesteld!
Jehovah’s naam „een sterke toren”
23, 24. Wat zullen Jehovah’s Getuigen doen in plaats van zekerheid te zoeken in deze wereld?
23 Maar hoe staat het met Jehovah’s Getuigen? Zelfs in weerwil van internationale haat en vervolging blijven zij afgescheiden van de wereld. Nooit vergeten zij dat Jezus over zijn volgelingen zei: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Gedurende deze laatste dagen blijven zij hun vertrouwen in Jehovah’s koninkrijk stellen, en niet in menselijke plannen. Daarom zal de rampspoed die de christenheid treft, Jehovah’s Getuigen geen angst aanjagen. Zoals Jesaja voorzei: „Niemand die geloof oefent, zal in paniek geraken.” — Jesaja 28:16.
24 Spreuken 18:10 zegt: „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.” Daarom nodigen wij alle met schapen te vergelijken mensen uit hun toevlucht te nemen tot Jehovah en zijn koninkrijk in handen van Christus. Jehovah als schuilplaats is geen bedrog! Zijn koninkrijk in handen van Christus is geen leugen! De toevlucht van de christenheid is een leugen, maar de toevlucht van ware christenen is de waarheid.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Hoe had het oude Juda haar toevlucht gezocht in een leugen?
◻ In welk opzicht heeft de christenheid geprobeerd zich te verbergen in bedrog?
◻ Hoe waarschuwde Jesaja Juda, en laten Jehovah’s Getuigen in deze tijd een soortgelijke waarschuwing horen?
◻ Hoe zal de christenheid merken dat haar vertrouwen misplaatst is?
◻ Welk standpunt blijven Jehovah’s Getuigen innemen in tegenstelling tot de christenheid?
[Kader op blz. 17]
HOGE VERWACHTINGEN UITGESPROKEN TEN AANZIEN VAN DE VERENIGDE NATIES
„Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog is de internationale gemeenschap verenigd. Het leiderschap van de Verenigde Naties, eens slechts een ideaal waarop gehoopt werd, bevestigt nu het visioen van de stichters. . . . De wereld kan daarom deze gelegenheid aangrijpen om de reeds lang bestaande belofte van een nieuwe wereldorde te verwezenlijken.” — President Bush van de Verenigde Staten in zijn ’State of the Union’-boodschap aan die natie, 29 januari 1991