Hoofdstuk vierentwintig
Geen hulp van deze wereld
1, 2. (a) Waarom zijn de inwoners van Jeruzalem doodsbenauwd? (b) Welke vragen zijn passend gezien de hachelijke situatie waarin Jeruzalem verkeert?
DE INWONERS van Jeruzalem zijn doodsbenauwd — en met reden! Assyrië, het machtigste rijk van die tijd, ’is tegen alle versterkte steden van Juda opgetrokken en heeft ze vervolgens veroverd’. Nu bedreigt Assyriës militaire apparaat de hoofdstad van Juda (2 Koningen 18:13, 17). Wat zullen koning Hizkia en de overige inwoners van Jeruzalem doen?
2 Omdat de andere steden van zijn land reeds gevallen zijn, weet Hizkia dat Jeruzalem niet opgewassen is tegen Assyriës sterke legermacht. Bovendien hebben de Assyriërs de reputatie ongekend wreed en gewelddadig te zijn. Het leger van die natie is zo vrees inboezemend, dat de andere partij soms de vlucht neemt zonder enige strijd te leveren! Tot wie kunnen de inwoners van Jeruzalem zich onder deze hachelijke omstandigheden om hulp wenden? Valt er nog aan het Assyrische leger te ontkomen? En hoe is Gods volk in zo’n situatie beland? Om die vragen te beantwoorden, moeten wij terugkijken om te zien hoe Jehovah in vroeger jaren met zijn verbondsvolk heeft gehandeld.
Afval in Israël
3, 4. (a) Wanneer en hoe viel de natie Israël in twee koninkrijken uiteen? (b) Welke slechte start gaf Jerobeam het noordelijke tienstammenrijk?
3 Vanaf de tijd dat Israël uit Egypte trok tot de dood van Davids zoon Salomo — een periode van iets meer dan 500 jaar — waren de twaalf stammen van Israël in één natie verenigd. Na de dood van Salomo kwamen de tien noordelijke stammen onder leiding van Jerobeam tegen het huis van David in opstand, waarna de natie in twee koninkrijken uiteenviel. Dat gebeurde in het jaar 997 v.G.T.
4 Jerobeam was de eerste koning van het noordelijke koninkrijk Israël en hij bracht zijn onderdanen op het pad van de afval door de Aäronitische priesterschap en de wettige aanbidding van Jehovah te vervangen door een onwettige priesterschap en een stelsel van kalveraanbidding (1 Koningen 12:25-33). Dit was afschuwelijk in Jehovah’s ogen (Jeremia 32:30, 35). Om deze en andere redenen liet hij toe dat Assyrië Israël onderwierp (2 Koningen 15:29). Koning Hosea probeerde het Assyrische juk te verbreken door een samenzwering te smeden met Egypte, maar het plan mislukte. — 2 Koningen 17:4.
Israël wendt zich tot een valse toevlucht
5. Waar zoekt Israël hulp?
5 Jehovah wil de Israëlieten weer tot bezinning brengen.a Daarom stuurt hij de profeet Jesaja met de volgende waarschuwing: „Wee hun die afdalen naar Egypte om hulp, die zich op louter paarden verlaten en die hun vertrouwen stellen in strijdwagens, omdat ze talrijk zijn, en in rijpaarden, omdat ze zeer sterk zijn, maar die hun blik niet hebben gericht op de Heilige Israëls en Jehovah zelf niet hebben gezocht” (Jesaja 31:1). Wat tragisch! Israël stelt meer vertrouwen in paarden en strijdwagens dan in de levende God, Jehovah. In de ogen van Israël, dat vleselijk denkt, zijn de paarden van Egypte talrijk en sterk. Egypte zal beslist een waardevolle bondgenoot zijn tegen het Assyrische leger! Maar de Israëlieten zullen weldra merken dat hun vleselijke bondgenootschap met Egypte zinloos is.
6. Waarom verraadt het feit dat Israël zich tot Egypte wendt een flagrant gebrek aan geloof in Jehovah?
6 Krachtens het Wetsverbond staan de inwoners van zowel Israël als Juda in een opgedragen verhouding tot Jehovah (Exodus 24:3-8; 1 Kronieken 16:15-17). Door zich om hulp tot Egypte te wenden, onthult Israël gebrek aan geloof in Jehovah en minachting voor de wetten die deel uitmaken van dat heilige verbond. Waarom? Omdat tot de bepalingen van het verbond Jehovah’s belofte behoort dat hij zijn volk zal beschermen als het hem exclusieve toewijding schenkt (Leviticus 26:3-8). Trouw aan die belofte is Jehovah herhaaldelijk een „vesting in tijd van nood” gebleken (Psalm 37:39; 2 Kronieken 14:2, 9-12; 17:3-5, 10). Bovendien had Jehovah bij monde van Mozes, de middelaar van het Wetsverbond, tegen toekomstige koningen van Israël gezegd zich geen grote aantallen paarden aan te schaffen (Deuteronomium 17:16). Uit hun gehoorzaamheid aan dit voorschrift zou blijken dat deze koningen hun blik op „de Heilige Israëls” richten voor bescherming. Helaas hebben de heersers van Israël dat soort geloof niet.
7. Wat kunnen hedendaagse christenen van Israëls gebrek aan geloof leren?
7 Daarin ligt een les voor hedendaagse christenen opgesloten. Israël zocht zichtbare steun bij Egypte in plaats van de veel krachtiger steun die Jehovah verschaft. Zo ook kunnen in deze tijd christenen in de verleiding komen hun vertrouwen veeleer in vleselijke bronnen van zekerheid te stellen — in bankrekeningen, maatschappelijk aanzien, connecties — dan op Jehovah. Uiteraard nemen christelijke gezinshoofden hun verantwoordelijkheid om in stoffelijk opzicht voor hun gezin te zorgen ernstig op (1 Timotheüs 5:8). Maar zij stellen hun vertrouwen niet in materiële dingen. En zij hoeden zich voor „elke soort van hebzucht” (Lukas 12:13-21). De enige „veilige hoogte in tijden van nood” is Jehovah God. — Psalm 9:9; 54:7.
8, 9. (a) Waarop zullen Israëls plannen, hoewel ze een goede strategie lijken, uitlopen, en waarom? (b) Wat is het verschil tussen menselijke beloften en Jehovah’s beloften?
8 Jesaja drijft in feite de spot met de Israëlitische leiders die erin geslaagd zijn het verdrag met Egypte te sluiten als hij zegt: „Ook hij is wijs en zal doen komen wat rampspoedig is, en hij heeft zijn eigen woorden niet ingetrokken; en hij zal stellig opstaan tegen het huis van boosdoeners en tegen de hulp van hen die beoefenen wat schadelijk is” (Jesaja 31:2). Israëls leiders mogen dan denken dat zij wijs zijn, maar is de Schepper van het universum niet de allerwijste? Naar het zich laat aanzien is Israëls plan om hulp bij Egypte te zoeken een goede strategie. Toch is het aangaan van een dergelijk politiek bondgenootschap geestelijk overspel in Jehovah’s ogen (Ezechiël 23:1-10). Bijgevolg zal Jehovah, aldus Jesaja, „doen komen wat rampspoedig is”.
9 Menselijke beloften zijn berucht om hun onbetrouwbaarheid en de bescherming door mensen is onzeker. Jehovah daarentegen behoeft ’zijn eigen woorden niet in te trekken’. Hij zal zonder mankeren doen wat hij belooft. Zijn woord keert niet zonder resultaten tot hem terug. — Jesaja 55:10, 11; 14:24.
10. Wat zal zowel Egypte als Israël overkomen?
10 Zullen de Egyptenaren een betrouwbare bescherming voor Israël blijken te zijn? Nee. Jesaja vertelt Israël: „De Egyptenaren evenwel zijn aardse mensen en geen God; en hun paarden zijn vlees en geen geest. En Jehovah zelf zal zijn hand uitstrekken, en de helper zal moeten struikelen en de geholpene zal moeten vallen, en tegelijkertijd zullen zij allen aan hun eind komen” (Jesaja 31:3). Zowel de helper (Egypte) als de geholpene (Israël) zal struikelen, vallen en aan zijn eind komen wanneer Jehovah zijn hand uitstrekt om door middel van Assyrië zijn oordeel te voltrekken.
Samaria’s val
11. Welke zonden heeft Israël allemaal begaan, en wat is het eindresultaat?
11 In zijn barmhartigheid zendt Jehovah herhaaldelijk profeten om Israël aan te moedigen tot berouw te komen en tot de zuivere aanbidding terug te keren (2 Koningen 17:13). Desondanks laat Israël het niet bij zijn zonde van kalveraanbidding maar doet het ook aan waarzeggerij en immorele Baälaanbidding en gebruikt het heilige palen en hoge plaatsen. De Israëlieten laten zelfs ’hun zoons en dochters door het vuur gaan’ en offeren zo de vrucht van hun eigen vlees aan demonengoden (2 Koningen 17:14-17; Psalm 106:36-39; Amos 2:8). Om een eind te maken aan Israëls goddeloosheid verordent Jehovah: „Samaria en haar koning zullen stellig tot zwijgen worden gebracht, als een afgeknapte twijg op het oppervlak van wateren” (Hosea 10:1, 7). In 742 v.G.T. slaan Assyrische strijdkrachten het beleg voor Samaria, de hoofdstad van Israël. Na een belegering van drie jaar valt Samaria en in 740 v.G.T. houdt het tienstammenrijk op te bestaan.
12. Tot welk werk heeft Jehovah in deze tijd opdracht gegeven, en wat gebeurt er met hen die de waarschuwing in de wind slaan?
12 In onze tijd heeft Jehovah opdracht gegeven tot een wereldwijd predikingswerk om de mensen te waarschuwen „dat zij allen overal berouw moeten hebben” (Handelingen 17:30; Mattheüs 24:14). Zij die Gods middel tot redding afwijzen, zullen als „een afgeknapte twijg” worden, vernietigd zoals de afvallige natie Israël. Daarentegen zullen zij die op Jehovah hopen „de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven” (Psalm 37:29). Wat verstandig is het dus, de fouten van het oude koninkrijk Israël te vermijden! Laten wij ons voor redding ten volle op Jehovah verlaten.
Jehovah’s reddende macht
13, 14. Welke vertroostende woorden heeft Jehovah voor Sion?
13 Enkele kilometers van de zuidgrens van Israël ligt Jeruzalem, de hoofdstad van Juda. De inwoners van Jeruzalem zijn zich er maar al te zeer van bewust wat er met Samaria is gebeurd. Nu worden zij door dezelfde angstaanjagende vijand bedreigd die het einde van hun noorderbuur heeft bewerkstelligd. Zullen zij lering trekken uit wat Samaria is overkomen?
14 Jesaja’s volgende woorden zijn vertroostend voor de inwoners van Jeruzalem. Hij verzekert hun dat Jehovah zijn verbondsvolk nog steeds liefheeft als hij zegt: „Dit heeft Jehovah tot mij gezegd: ’Net zoals de leeuw, ja, de jonge leeuw met manen, over zijn prooi gromt, wanneer een volledig aantal herders tegen hem wordt samengeroepen, en hij zich ondanks hun stem niet zal laten verschrikken en ondanks hun tumult niet zal ineenduiken, zo zal Jehovah der legerscharen neerdalen om oorlog te voeren over de berg Sion en over haar heuvel’” (Jesaja 31:4). Net als een jonge leeuw die over zijn prooi staat, zal Jehovah angstvallig zijn heilige stad, Sion, beschermen. Geen gepoch, geen dreigende woorden, noch enig ander tumult door Assyrische troepen zullen Jehovah van zijn voornemen afbrengen.
15. Op welke tedere en meedogende manier gaat Jehovah met de inwoners van Jeruzalem om?
15 Let nu eens op de tedere en meedogende manier waarop Jehovah met de inwoners van Jeruzalem zal omgaan: „Als vliegende vogels, zo zal Jehovah der legerscharen Jeruzalem verdedigen. Haar verdedigend, zal hij haar ook stellig bevrijden. Haar verschonend, moet hij haar ook doen ontkomen” (Jesaja 31:5). Een moedervogel is altijd alert om haar jongen te verdedigen. Met uitgespreide vleugels zweeft ze boven haar broedsel en met waakzame ogen speurt ze naar enig teken van gevaar. Komt er een roofvijand in de buurt, dan duikt ze snel omlaag om haar jongen te verdedigen. Op soortgelijke manier zal Jehovah teder zorg dragen voor de inwoners van Jeruzalem wegens de binnenvallende Assyriërs.
„Keert terug”
16. (a) Welk liefdevolle beroep doet Jehovah op zijn volk? (b) Wanneer wordt de opstand van de inwoners van Juda bijzonder duidelijk? Leg dat uit.
16 Jehovah herinnert zijn volk er nu aan dat zij hebben gezondigd en moedigt hen aan hun dwaalwegen te verlaten: „Keert terug tot Degene tegenover wie de zonen van Israël diep verzonken zijn in hun opstand” (Jesaja 31:6). Het tienstammenrijk Israël stond niet alleen in zijn weerspannigheid. De inwoners van Juda, ook „zonen van Israël”, zijn ’diep verzonken in hun opstand’. Dat zal vooral duidelijk blijken wanneer, kort nadat Jesaja zijn profetische boodschap heeft besloten, Hizkia’s zoon Manasse koning wordt. Volgens het bijbelverslag bleef Manasse „Juda en de inwoners van Jeruzalem verleiden om nog erger te doen dan de natiën die Jehovah . . . verdelgd had” (2 Kronieken 33:9). Onvoorstelbaar! Jehovah verdelgt heidense naties omdat ze walglijk zijn in hun vuiligheid, maar de inwoners van Juda, die in een verbondsverhouding met Jehovah staan, zijn nog erger dan de bevolking van die naties.
17. In welk opzicht zijn de huidige toestanden vergelijkbaar met die in Juda onder Manasse?
17 Nu, in het begin van de 21ste eeuw, lijken de toestanden in veel opzichten op die in Juda in de dagen van Manasse. De wereld raakt steeds sterker gepolariseerd door religieuze, raciale en etnische haat. Miljoenen zijn het slachtoffer geworden van afgrijselijke moorden, martelingen, verkrachtingen en zogeheten etnische zuiveringen. Het lijdt geen twijfel dat mensen en naties — vooral de naties van de christenheid — „diep verzonken zijn in hun opstand”. Wij kunnen er echter zeker van zijn dat Jehovah het kwaad niet oneindig zal laten voortduren. Waarom? Om wat er in Jesaja’s tijd plaatsvond.
Jeruzalem bevrijd
18. Welke waarschuwing geeft Rabsake aan Hizkia?
18 De Assyrische koningen gaven hun goden de eer voor overwinningen op het slagveld. Het boek Ancient Near Eastern Texts bevat geschriften van Assurbanipal, een Assyrisch monarch die beweerde dat hij geleid werd ’door Assur, Bel en Nebo, de grote goden, zijn heren, die (altijd) aan zijn zijde meemarcheerden, toen hij de (in de) strijd (ervaren) soldaten in een grote open veldslag versloeg’. In Jesaja’s tijd geeft Rabsake, die koning Sanherib van Assyrië vertegenwoordigt, van een soortgelijk geloof in de betrokkenheid van goden bij menselijke oorlogen blijk wanneer hij zich tot koning Hizkia richt. Hij waarschuwt de joodse koning zich voor redding niet op Jehovah te verlaten en wijst erop dat de goden van andere naties hun volk niet hebben kunnen beschermen tegen het machtige Assyrische oorlogsapparaat. — 2 Koningen 18:33-35.
19. Hoe reageert Hizkia op Rabsake’s honende woorden?
19 Hoe reageert koning Hizkia daarop? Het bijbelverslag zegt: „Nu geschiedde het dat zodra koning Hizkia het hoorde, hij onmiddellijk zijn klederen scheurde en zich met een zak bedekte en het huis van Jehovah binnenging” (2 Koningen 19:1). Hizkia erkent dat er maar één is die hem in deze beangstigende situatie kan helpen. Hij verootmoedigt zich en wendt zich tot Jehovah om leiding.
20. Hoe zal Jehovah ten behoeve van de inwoners van Juda optreden, en welke lering dienen zij daaruit te trekken?
20 Jehovah geeft de gezochte leiding. Bij monde van de profeet Jesaja zegt hij: „Op die dag zullen zij verwerpen een ieder zijn goden van zilver, die waardeloos zijn, en zijn goden van goud, die niets waard zijn, die uw handen hebben gemaakt, u tot zonde” (Jesaja 31:7). Wanneer Jehovah voor zijn volk strijdt, zullen Sanheribs goden aan de kaak gesteld worden als wat ze zijn — waardeloos. Dat is een les die de inwoners van Juda ter harte moeten nemen. Ondanks de getrouwheid van koning Hizkia is het land Juda, net als Israël, vol afgoden (Jesaja 2:5-8). Voor de inwoners van Juda zal het herstellen van hun band met Jehovah vergen dat zij berouw hebben van hun zonden en ’ieder zijn waardeloze goden verwerpt’. — Zie Exodus 34:14.
21. Hoe beschrijft Jesaja profetisch Jehovah’s oordeelsvoltrekking aan de Assyriër?
21 Jesaja beschrijft nu profetisch Jehovah’s oordeelsvoltrekking aan Juda’s geduchte vijand: „De Assyriër moet vallen door het zwaard, niet dat van een man; en een zwaard, niet dat van de aardse mens, zal hem verslinden. En hij moet vluchten wegens het zwaard, en zijn eigen jonge mannen zullen zelfs tot dwangarbeid vervallen” (Jesaja 31:8). Wanneer de confrontatie daar is, behoeven de inwoners van Jeruzalem niet eens hun zwaard te trekken. Het puikje van Assyriës troepen wordt verslonden, niet door de zwaarden van mensen maar door Jehovah’s zwaard. De Assyrische koning Sanherib zelf „moet vluchten wegens het zwaard”. Na de dood van 185.000 van zijn krijgslieden door de hand van Jehovah’s engel keert hij naar huis terug. Later wordt hij door zijn eigen zoons vermoord terwijl hij zich neerbuigt voor zijn god Nisroch. — 2 Koningen 19:35-37.
22. Wat kunnen christenen thans leren van wat Hizkia en het Assyrische leger is overkomen?
22 Niemand, Hizkia inbegrepen, kon voorzien hoe Jehovah Jeruzalem van het Assyrische leger zou bevrijden. Niettemin vormt de manier waarop Hizkia de crisis aanpakte een uitnemend voorbeeld voor hen die in deze tijd voor beproevingen staan (2 Korinthiërs 4:16-18). Gezien de angstaanjagende reputatie van de Assyriërs die Jeruzalem bedreigden, was het begrijpelijk dat Hizkia bevreesd was (2 Koningen 19:3). Maar hij had geloof in Jehovah en zocht zijn leiding, niet die van mensen. Wat een zegen bleek dat voor Jeruzalem! Godvrezende christenen in deze tijd kunnen in stresssituaties ook hevige emoties ervaren. In veel omstandigheden is angst begrijpelijk. Maar als wij ’al onze bezorgdheid op Jehovah werpen’, zal hij voor ons zorgen (1 Petrus 5:7). Hij zal ons helpen onze angst te overwinnen en zal ons de kracht geven om de stress veroorzakende situatie aan te kunnen.
23. Hoe krijgt Sanherib, niet Hizkia, met angst te kampen?
23 Uiteindelijk is het Sanherib, niet Hizkia, die met angst te kampen krijgt. Tot wie kan hij zich wenden? Jesaja voorzegt: „’Zijn eigen steile rots zal uit louter schrik vergaan, en wegens het signaal moeten zijn vorsten verschrikt worden’, is de uitspraak van Jehovah, wiens licht in Sion en wiens oven in Jeruzalem is” (Jesaja 31:9). Sanheribs goden — zijn „steile rots”, de toevlucht waarop hij zich verlaten heeft — laten hem in de steek. Ze „vergaan” als het ware „uit louter schrik”. Daarbij komt nog dat zelfs Sanheribs vorsten weinig hulp kunnen bieden. Ook zij zijn doodsbenauwd.
24. Welke duidelijke boodschap wordt overgebracht door wat de Assyriër overkwam?
24 Dit deel van Jesaja’s profetie vormt een duidelijke boodschap voor iedereen die erover denkt God tegen te staan. Geen enkel wapen, geen enkele macht, niets kan Jehovah’s voornemens verijdelen (Jesaja 41:11, 12). Tegelijkertijd zullen zij die beweren God te dienen maar zich van hem afwenden om zekerheid te zoeken in vleselijke dingen, teleurgesteld raken. Al wie ’zijn blik niet heeft gericht op de Heilige Israëls’, zal zien dat Jehovah doet „komen wat rampspoedig is” (Jesaja 31:1, 2). De enige echte en blijvende toevlucht is beslist Jehovah God. — Psalm 37:5.
[Voetnoot]
a Waarschijnlijk zijn de eerste drie verzen van Jesaja hoofdstuk 31 voornamelijk tot Israël gericht. De laatste zes verzen schijnen op Juda van toepassing te zijn.
[Illustratie op blz. 319]
Zij die hun vertrouwen in materiële dingen stellen, zullen teleurgesteld raken
[Illustratie op blz. 322]
Als een leeuw die zijn prooi bewaakt, zal Jehovah zijn heilige stad beschermen
[Illustraties op blz. 324]
De wereld wordt gepolariseerd door religieuze, raciale en etnische haat
[Illustratie op blz. 326]
Hizkia ging naar het huis van Jehovah om hulp