Hoofdstuk zevenentwintig
Jehovah laat de naties zijn verontwaardiging voelen
1, 2. (a) Waarvan kunnen wij met betrekking tot Jehovah’s wraak zeker zijn? (b) Wat bereikt God door wraak te oefenen?
JEHOVAH GOD is niet alleen geduldig met zijn getrouwe dienstknechten maar ook, wanneer zijn voornemen dat toelaat, met zijn vijanden (1 Petrus 3:19, 20; 2 Petrus 3:15). Het kan zijn dat Jehovah’s tegenstanders zijn geduld niet begrijpen en het bezien als onvermogen of tegenzin om handelend op te treden. Toch eist Jehovah, zoals het 34ste hoofdstuk van Jesaja laat zien, ten slotte altijd rekenschap van zijn vijanden (Zefanja 3:8). Een poosje stond God Edom en andere naties toe, zich onbelemmerd tegen zijn volk te keren. Maar Jehovah had zijn eigen bestemde tijd om het hun te vergelden (Deuteronomium 32:35). Evenzo zal Jehovah op zijn bestemde tijd zijn wraak uitstorten over alle elementen van de huidige goddeloze wereld die zijn soevereiniteit trotseren.
2 Het voornaamste doel waarmee God wraak oefent, is het demonstreren van zijn soevereiniteit en de verheerlijking van zijn naam (Psalm 83:13-18). Zijn vergelding bewijst tevens dat zijn dienstknechten werkelijk zijn vertegenwoordigers zijn en bevrijdt hen uit onwenselijke omstandigheden. Bovendien is Jehovah’s wraak altijd volkomen in harmonie met zijn gerechtigheid. — Psalm 58:10, 11.
Schenk aandacht, gij naties
3. Welke uitnodiging richt Jehovah bij monde van Jesaja tot de naties?
3 Voordat Jehovah bij monde van Jesaja de aandacht vestigt op de vergelding tegen Edom, nodigt hij alle naties plechtig uit: „Treedt nader, gij natiën, om te horen; en gij nationale groepen, schenkt aandacht. Laat de aarde en dat wat haar vult, luisteren, het produktieve land en heel zijn opbrengst” (Jesaja 34:1). De profeet heeft herhaaldelijk uitspraken tegen goddeloze naties gedaan. Nu staat hij op het punt Gods tegen hen gerichte openlijke veroordelingen samen te vatten. Hebben deze waarschuwingen enige betekenis voor onze tijd?
4. (a) Waartoe worden de naties opgeroepen, zoals in Jesaja 34:1 opgetekend staat? (b) Bewijst Jehovah’s oordeelsvoltrekking aan de naties dat hij een wrede God is? (Zie het kader op blz. 363.)
4 Ja. De Soeverein van het universum heeft een geschil met alle onderdelen van dit goddeloze samenstel van dingen. Daarom worden de „nationale groepen” en „de aarde” opgeroepen om te luisteren naar de bijbelse boodschap die Jehovah wereldwijd laat verkondigen. In taal die doet denken aan Psalm 24:1 zegt Jesaja dat de hele aarde deze boodschap te horen zal krijgen — een profetie die in onze tijd uitgekomen is, nu Jehovah’s Getuigen prediken „tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). De naties hebben echter niet geluisterd. Ze hebben de waarschuwing over hun komende ondergang niet ernstig opgenomen. Dat zal Jehovah er uiteraard niet van weerhouden zijn woord gestand te doen.
5, 6. (a) Waarvoor worden de naties door God ter verantwoording geroepen? (b) Waarom kan er gezegd worden dat „de bergen moeten smelten van hun bloed”?
5 De profetie beschrijft nu het sombere vooruitzicht voor goddeloze naties, dat zeer sterk afsteekt bij de rooskleurige hoop van Gods volk die later wordt beschreven (Jesaja 35:1-10). De profeet verklaart: „Jehovah koestert verontwaardiging tegen alle natiën en woede tegen heel hun heerleger. Hij moet hen aan de vernietiging prijsgeven; hij moet hen ter slachting overgeven. En hun verslagenen zullen weggeworpen worden; en wat hun lijken betreft, de stank ervan zal opstijgen; en de bergen moeten smelten van hun bloed.” — Jesaja 34:2, 3.
6 De aandacht wordt gevestigd op de bloedschuld van de naties. Thans rust op de naties van de christenheid de meeste bloedschuld van allemaal. In twee wereldoorlogen en in talrijke kleinere conflicten hebben ze de aarde doordrenkt met mensenbloed. Wie is gerechtigd vergelding voor al die bloedschuld te eisen? Niemand minder dan de Schepper, de grote Levengever (Psalm 36:9). In Jehovah’s wet is de norm gesteld: ’Gij moet ziel voor ziel geven’ (Exodus 21:23-25; Genesis 9:4-6). In overeenstemming met deze wet zal hij het bloed van de naties doen vloeien — tot de dood erop volgt. De lucht zal vergeven zijn van de stank van hun onbegraven, dode lichamen — wat een schandelijke dood! (Jeremia 25:33) Het als vergelding opgeëiste bloed zal voldoende zijn om de bergen bij wijze van spreken te laten smelten of op te lossen (Zefanja 1:17). Met de totale vernietiging van hun strijdmacht zullen de wereldse naties hun regeringen zien vallen, die in bijbelse profetieën soms als bergen worden afgebeeld. — Daniël 2:35, 44, 45; Openbaring 17:9.
7. Wat is „de hemel”, en wat is „het heerleger van de hemel”?
7 Jesaja maakt opnieuw gebruik van levendige beeldspraak als hij vervolgt: „Heel het heerleger van de hemel moet wegrotten. En de hemel moet worden opgerold, net als een boekrol; en heel zijn heerleger zal verschrompelen, net als het loof verschrompelt en afvalt van de wijnstok en zoals een verschrompelde vijg van de vijgeboom afvalt” (Jesaja 34:4). Met de uitdrukking „heel het heerleger van de hemel” worden niet de letterlijke sterren en planeten bedoeld. De verzen 5 en 6 spreken van een terechtstellingszwaard dat in die „hemel” in bloed wordt gedrenkt. Dit moet dus een symbool zijn van iets in de mensenwereld (1 Korinthiërs 15:50). Wegens hun verhevenheid als superieure autoriteiten worden menselijke regeringen vergeleken met een hemel die heerst over de aardse mensenmaatschappij (Romeinen 13:1-4). „Het heerleger van de hemel” beeldt dus de gecombineerde legers van die menselijke regeringen af.
8. In welk opzicht blijkt de symbolische hemel „net als een boekrol” te zijn, en wat gebeurt er met de ’heerlegers’ ervan?
8 Dit „heerleger” zal „wegrotten”, vergaan, als iets vergankelijks (Psalm 102:26; Jesaja 51:6). Voor het blote oog is het alsof de letterlijke hemel boven ons gewelfd is, zoals een oude boekrol, die over het algemeen aan de binnenkant beschreven werd. Wanneer de ogen van de lezer over het geschrevene op de binnenkant van een boekrol zijn gegaan, wordt de gelezen rol opgerold en weggelegd. Zo ook ’moet de hemel worden opgerold, net als een boekrol’, in de zin dat menselijke regeringen aan hun eind moeten komen. Op het bereiken van de laatste bladzijde van hun geschiedenis moeten ze in Armageddon uitgeschakeld worden. Hun indrukwekkend ogende ’heerlegers’ zullen vallen zoals verschrompelde bladeren van een wijnstok vallen of „een verschrompelde vijg” van een vijgenboom valt. Ze zullen tot het verleden behoren. — Vergelijk Openbaring 6:12-14.
Een dag van vergelding
9. (a) Wat is de oorsprong van Edom, en welke relatie is er tussen Israël en Edom ontstaan? (b) Wat verordent Jehovah met betrekking tot Edom?
9 Nu richt de profetie zich speciaal op een natie die in Jesaja’s tijd bestaat — Edom. De Edomieten zijn nakomelingen van Esau (Edom), die zijn eerstgeboorterecht voor brood en een linzengerecht aan zijn tweelingbroer, Jakob, verkocht (Genesis 25:24-34). Omdat Jakob het eerstgeboorterecht van hem had overgenomen, raakte Esau van haat voor zijn broer vervuld. Later werden de natie Edom en de natie Israël vijanden, ook al waren zij afstammelingen van tweelingbroers. Wegens deze vijandigheid tegenover Gods volk heeft Edom zich de gramschap op de hals gehaald van Jehovah, die nu zegt: „In de hemel zal mijn zwaard stellig worden gedrenkt. Zie! Op Edom zal het neerdalen en op het volk dat door mij rechtens aan de vernietiging is prijsgegeven. Jehovah heeft een zwaard; het moet vol bloed worden; het moet worden besmeerd met het vet, met het bloed van jonge rammen en bokken, met het vet van de nieren van rammen. Want Jehovah heeft een slachtoffer in Bozra en een grote slachting in het land Edom.” — Jesaja 34:5, 6.
10. (a) Wie worden door Jehovah neergehaald wanneer hij zijn zwaard hanteert „in de hemel”? (b) Hoe stelt Edom zich op wanneer Juda door Babylon wordt aangevallen?
10 Edom bewoont een hooggelegen, bergachtig gebied (Jeremia 49:16; Obadja 8, 9, 19, 21). Toch zullen zelfs die natuurlijke versterkingen van geen enkel nut zijn wanneer Jehovah zijn oordeelszwaard hanteert „in de hemel”, Edoms heersers uit hun verheven positie neerhaalt. Edom is sterk gemilitariseerd en in hoge bergketens beveiligen zijn strijdkrachten het land. Maar het sterke Edom biedt geen hulp wanneer Juda door de legers van Babylon wordt aangevallen. In plaats daarvan is Edom maar wat blij de val van het koninkrijk Juda te zien en moedigt het de overwinnaars aan (Psalm 137:7). Edom jaagt zelfs joden na die vluchten voor hun leven en draagt hen aan de Babyloniërs over (Obadja 11-14). De Edomieten zijn van plan het verlaten land van de Israëlieten over te nemen en zij laten zich pochend tegen Jehovah uit. — Ezechiël 35:10-15.
11. Hoe zal Jehovah de Edomieten hun verraderlijke gedrag vergelden?
11 Ziet Jehovah dit onbroederlijke gedrag van de kant van de Edomieten door de vingers? Nee. In plaats daarvan voorzegt hij over Edom: „De wilde stieren moeten met hen neerstorten, en jonge stieren met de sterken, en hun land moet worden gedrenkt met bloed en zelfs hun stof zal worden besmeerd met het vet” (Jesaja 34:7). Jehovah spreekt over de aanzienlijken en de geringeren in de natie als symbolische wilde stieren en jonge stieren, als jonge rammen en bokken. Het land van deze natie, waarop bloedschuld rust, moet door Jehovah’s terechtstellingszwaard gedrenkt worden met het bloed van de mensen zelf.
12. (a) Wie wordt door Jehovah gebruikt om Edom te straffen? (b) Wat voorzegt de profeet Obadja met betrekking tot Edom?
12 God neemt zich voor Edom te straffen voor wat Zijn aardse organisatie, Sion geheten, boosaardig is aangedaan. De profetie zegt: „Jehovah heeft een dag van wraak, een jaar van vergeldingen voor het rechtsgeding over Sion” (Jesaja 34:8). Niet lang na de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. begint Jehovah zijn rechtvaardige wraak aan de Edomieten te voltrekken via de koning van Babylon, Nebukadnezar (Jeremia 25:15-17, 21). Wanneer Babylons legers tegen Edom optrekken, kan niets de Edomieten redden! Er komt „een jaar van vergeldingen” over dat bergachtige land. Jehovah voorzegt bij monde van de profeet Obadja: „Vanwege de gewelddaad tegenover uw broeder Jakob zal schaamte u bedekken, en gij zult tot onbepaalde tijd afgesneden moeten worden. . . . Zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden. Uw soort van behandeling zal op uw eigen hoofd terugkomen.” — Obadja 10, 15; Ezechiël 25:12-14.
De sombere toekomst van de christenheid
13. Welke nu bestaande organisatie is als Edom, en waarom?
13 In deze tijd bestaat er een organisatie die net zo’n reputatie als Edom heeft. Welke organisatie is dat? Nu, wie heeft in moderne tijden het voortouw genomen bij het beschimpen en vervolgen van Jehovah’s dienstknechten? Is dat niet de christenheid geweest, via haar klasse van geestelijken? Ja! De christenheid heeft zich tot bergachtige hoogten verheven in de aangelegenheden van deze wereld. Ze maakt aanspraak op een hoge positie in het menselijke samenstel van dingen, en haar godsdiensten vormen het overheersende deel van Babylon de Grote. Maar Jehovah heeft „een jaar van vergeldingen” verordend tegen dit hedendaagse Edom omdat het zich schandelijk misdragen heeft tegenover Zijn volk, Zijn Getuigen.
14, 15. (a) Wat zal er met zowel het land van Edom als de christenheid gebeuren? (b) Wat houden de vermeldingen van brandend pek en voor onbepaalde tijd opstijgende rook in, en wat wordt er niet mee bedoeld?
14 Daarom denken wij, als wij de rest van dit deel van Jesaja’s profetie beschouwen, niet alleen aan het oude Edom maar ook aan de christenheid: „Haar stromen moeten veranderd worden in pek, en haar stof in zwavel, en haar land moet worden als brandend pek. Bij nacht noch bij dag zal het worden geblust; tot onbepaalde tijd zal zijn rook blijven opstijgen” (Jesaja 34:9, 10a). Het land van Edom wordt zo verschroeid dat het is alsof het stof zwavel is en de stroomdalen niet vol water maar vol pek staan. Vervolgens worden deze zeer brandbare stoffen aangestoken! — Vergelijk Openbaring 17:16.
15 Sommigen hebben de vermelding van vuur, pek en zwavel als een bewijs beschouwd voor het bestaan van een brandende hel. Maar Edom wordt niet in een mythisch hellevuur geworpen om eeuwig te branden. In plaats daarvan wordt het vernietigd; het verdwijnt van het wereldtoneel alsof het totaal door vuur en zwavel verteerd is. Zoals de profetie verder laat zien, is het eindresultaat niet eeuwige pijniging maar „ledigheid . . . woestheid . . . niets” (Jesaja 34:11, 12). Dat wordt levendig geïllustreerd door de rook die ’tot onbepaalde tijd zal opstijgen’. Wanneer een huis afbrandt, blijft er enige tijd nadat de vlammen gedoofd zijn nog rook uit de as komen, wat voor toeschouwers het bewijs is dat er een grote brand heeft gewoed. Omdat christenen in deze tijd nog iets leren van de vernietiging van Edom, stijgt de rook van Edoms verbranding in zekere zin nog steeds op.
16, 17. Wat zal Edom worden, en hoe lang zal het in die toestand blijven?
16 Jesaja’s profetie gaat verder met de voorzegging dat Edoms menselijke bevolking vervangen zal worden door wilde dieren, wat dus een komende ontvolking impliceert: „Van geslacht tot geslacht zal ze verschroeid zijn, voor altijd en eeuwig zal niemand er doortrekken. En de pelikaan en het stekelvarken moeten haar in bezit nemen, en zelfs ransuilen en raven zullen erin verblijven; en hij moet over haar het meetsnoer der ledigheid spannen en de stenen der woestheid. Haar edelen — er zijn er daar geen die men ook maar tot het koningschap zal roepen, en zelfs haar vorsten zullen allen tot niets worden. Op haar woontorens moeten doornen opschieten, netels en doornachtig onkruid in haar versterkte plaatsen; en ze moet een verblijfplaats van jakhalzen worden, de hof voor de struisvogels. En vaste bezoekers van waterloze streken moeten er huilende dieren ontmoeten, en zelfs de demon in bokkegedaante zal er zijn metgezel toeroepen. Ja, daar zal de nachtzwaluw stellig haar gemak nemen en zich een rustplaats vinden. Daar heeft de pijlslang haar nest gemaakt en legt eieren.” — Jesaja 34:10b-15.a
17 Ja, Edom zal een leeg land worden. Het zal een woestenij worden waarin alleen wilde dieren, vogels en slangen huizen. Deze verschroeide staat van het land zal, zoals vers 10 zegt, „voor altijd en eeuwig” voortduren. Er zal geen herstel plaatsvinden. — Obadja 18.
Vervulling van Jehovah’s woord zeker
18, 19. Wat is „het boek van Jehovah”, en wat is in dit „boek” voor de christenheid weggelegd?
18 Wat een hopeloze toekomst schaduwt dit af voor het hedendaagse equivalent van Edom, de christenheid! Ze heeft zich een onverzoenlijke vijand betoond van Jehovah God, wiens Getuigen ze boosaardig vervolgt. En het lijdt geen twijfel dat Jehovah zijn woord in vervulling zal doen gaan. Telkens wanneer iemand de profetie met de vervulling vergelijkt, zullen de twee overeen blijken te stemmen — even zeker als de dieren die in het ontvolkte Edom huizen elk ’hun eigen partner’ hebben. Jesaja richt zich tot toekomstige studenten van bijbelprofetieën met de woorden: „Zoekt zelf in het boek van Jehovah en leest hardop: niet één ervan heeft ontbroken; in feite mist geen haar partner, want het is de mond van Jehovah die het bevel heeft gegeven en het is zijn geest die ze heeft samengebracht. En Hij is het die voor hen het lot heeft geworpen en zijn eigen hand heeft hun de plaats toebedeeld met het meetsnoer. Tot onbepaalde tijd zullen ze het in bezit nemen, van geslacht tot geslacht zullen ze erin verblijven.” — Jesaja 34:16, 17.
19 De dreigende vernietiging van de christenheid is voorzegd in „het boek van Jehovah”. Dat „boek van Jehovah” vermeldt tot in details de rekeningen die Jehovah zal vereffenen met hen die zijn onverzoenlijke vijanden zijn en zijn volk berouwloos verdrukken. Wat over het oude Edom werd geschreven, is uitgekomen, en dat sterkt ons vertrouwen dat de profetie in haar toepassing op de christenheid, de hedendaagse parallel van Edom, eveneens uit zal komen. „Het meetsnoer”, Jehovah’s gedragsregel, waarborgt dat deze geestelijk zieltogende organisatie een verlaten woestenij zal worden.
20. Wat zal de christenheid, net als het oude Edom, overkomen?
20 De christenheid doet al het mogelijke om het haar politieke vrienden naar de zin te maken, maar tevergeefs! Volgens Openbaring hoofdstuk 17 en 18 zal de Almachtige God, Jehovah, het hun in het hart leggen tegen heel Babylon de Grote, de christenheid inbegrepen, in het geweer te komen, zodat de hele aarde van het namaakchristendom wordt ontdaan. De toestand van de christenheid zal dan beantwoorden aan de sombere beschrijving in Jesaja hoofdstuk 34. Ze zal niet eens aanwezig zijn tijdens de allesbeslissende „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”! (Openbaring 16:14) Net als het oude Edom zal de christenheid totaal van het aardoppervlak weggevaagd zijn, „voor altijd en eeuwig”.
[Voetnoot]
a Tegen de tijd van Maleachi was deze profetie vervuld (Maleachi 1:3). Maleachi bericht dat de Edomieten hun verwoeste land weer in bezit hoopten te nemen (Maleachi 1:4). Dat was echter niet Jehovah’s wil, en later nam een ander volk, de Nabateeën, bezit van wat het land Edom was geweest.
[Kader op blz. 363]
Een toornige God?
Uitdrukkingen zoals die in Jesaja 34:2-7 hebben bij velen de gedachte post doen vatten dat Jehovah, volgens de beschrijving in de Hebreeuwse Geschriften, een wrede, gramstorige God is. Is dat zo?
Nee. Hoewel God soms zijn toorn uit, is die toorn altijd gerechtvaardigd. Hij is altijd gebaseerd op beginselen, niet op onbeheerste emotie. Bovendien wordt hij altijd ingegeven door het recht van de Schepper op exclusieve toewijding en door zijn onwrikbare trouw aan de waarheid. De goddelijke toorn wordt bepaald door zowel Gods liefde voor rechtvaardigheid als zijn liefde voor hen die rechtvaardigheid beoefenen. Jehovah ziet wat er allemaal bij een kwestie betrokken is en heeft een volledig en onbeperkt inzicht in een situatie (Hebreeën 4:13). Hij leest het hart; hij merkt op in hoeverre er sprake is van onwetendheid, nalatigheid of opzettelijke zonde; en hij handelt onpartijdig. — Deuteronomium 10:17, 18; 1 Samuël 16:7; Handelingen 10:34, 35.
Jehovah God is echter „langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid” (Exodus 34:6). Wie hem vrezen en ernaar streven te doen wat rechtvaardig is, wordt barmhartigheid betoond, want de Almachtige erkent de overgeërfde onvolmaaktheid van de mens en betoont hem uit dat oogpunt barmhartigheid. In deze tijd doet God dit op basis van Jezus’ slachtoffer (Psalm 103:13, 14). Te rechter tijd wordt Jehovah’s toorn weggenomen van hen die hun zonde erkennen, berouw hebben en hem trouw dienen (Jesaja 12:1). In wezen is Jehovah geen toornige God maar een gelukkige God, niet ongenaakbaar maar benaderbaar, vreedzaam en kalm tegenover degenen die op de juiste manier tot hem naderen (1 Timotheüs 1:11). Dit staat in scherp contrast met de onbarmhartige, wrede eigenschappen die aan de valse goden van de heidenen worden toegeschreven en in beelden van die goden worden uitgebeeld.
[Kaart op blz. 362]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Grote Zee
Damaskus
Sidon
Tyrus
ISRAËL
Dan
Zee van Galilea
Jordaan
Megiddo
Ramoth-Gilead
Samaria
FILISTEA
JUDA
Jeruzalem
Libna
Lachis
Berseba
Kades-Barnea
Zoutzee
AMMON
Rabba
MOAB
Kir-Hareseth
EDOM
Bozra
Teman
[Illustraties op blz. 359]
De christenheid heeft de aarde met bloed doordrenkt
[Illustratie op blz. 360]
„De hemel moet worden opgerold, net als een boekrol”