-
Het tegenbeeldige Edom moet worden weggevaagdWereldomvattende zekerheid onder de „Vredevorst”
-
-
Jesaja’s profetie tegen Edom
4, 5. (a) Wie waren de Edomieten, en welke houding namen zij aan jegens hun tweelingbroer-natie Israël? (b) Wat verordende Jehovah derhalve met betrekking tot Edom?
4 Onder de hedendaagse nationale groepen is een element werkzaam dat in bijzondere mate verantwoordelijkheid draagt. Dat element werd afgebeeld door de natie Edom, die in deze profetie met name wordt genoemd. De Edomieten waren afstammelingen van Esau, die zijn eerstgeboorterecht voor „brood en [een] linzengerecht” aan zijn tweelingbroer Jakob verkocht. Bij die gelegenheid kreeg Esau de naam Edom, wat „Rood” betekent (Genesis 25:24-34). Omdat Jakob met betrekking tot het kostbare eerstgeboorterecht Esau’s plaats had ingenomen, werd Esau met haat jegens zijn tweelingbroer vervuld. Edom werd de onverzoenlijke vijand van de oude natie Israël of Jakob, al waren het natiën die van tweelingbroers afstamden. Vanwege deze vijandigheid jegens Gods volk haalde Edom zich de verdiende toorn van Jehovah, de God van Israël, op de hals, en Hij verordende dat Edom voor eeuwig vernietigd zou worden. Deze beslissing van God wordt in de volgende woorden van de profeet Jesaja uiteengezet:
-
-
Het tegenbeeldige Edom moet worden weggevaagdWereldomvattende zekerheid onder de „Vredevorst”
-
-
Jehovah heeft een zwaard; het moet vol bloed worden; het moet worden besmeerd met het vet, met het bloed van jonge rammen en bokken, met het vet van de nieren van rammen. Want Jehovah heeft een slachtoffer in Bozra [de belangrijkste stad van Edom] en een grote slachting in het land Edom.” — Jesaja 34:5, 6.
6. (a) Waarom kon Jehovah zeggen dat hij zijn „zwaard” tegen Edom „in de hemel” zwaaide? (b) Welke onbroederlijke houding legde Edom jegens Jehovah’s volk aan de dag toen het koninkrijk Juda door Babylon werd aangevallen?
6 Het land van de moordzuchtige natie Edom moest door middel van het „zwaard” van Jehovah met hun eigen bloed worden doordrenkt. Edom bewoonde een hooggelegen, bergachtige streek (Jeremia 49:16). Wanneer Jehovah derhalve een slachting in dat land veroorzaakte, kon hij in beeldspraak zeggen dat hij zijn oordeelszwaard „in de hemel” zwaaide. Edom was sterk gemilitariseerd, en zijn legers zwierven door hemelhoge berggebieden om het land tegen indringers te beschermen. Het leger van Edom kon dus terecht „het heerleger van de hemel” worden genoemd. Maar het machtige Edom verleende geen hulp aan zijn tweelingbroer-natie Israël toen die door de legers van Babylon werd aangevallen. In plaats daarvan verheugde Edom zich over de omverwerping van het koninkrijk Juda, en moedigde haar verwoesters zelfs aan (Psalm 137:7). Edoms verraderlijke handelwijze ging zelfs zover dat zij personen die voor hun leven vluchtten, najoegen en aan de vijand overleverden (Obadja 10-14). De Edomieten maakten plannen om het verlaten land van de Israëlieten over te nemen, waarbij zij grootspraak tegen Jehovah uitten. — Ezechiël 35:10-15.
7. Hoe bezag de God van Israël dit verraderlijke gedrag van de natie Edom?
7 Zag Jehovah, de God van het oude Israël, dit onbroederlijke gedrag van de Edomieten jegens zijn uitverkoren volk door de vingers? Neen. Daarom vatte God in zijn hart het voornemen op van „een dag van wraak” en „een jaar van vergeldingen” als straf voor wat zijn aardse organisatie, Sion genaamd, op boosaardige wijze was aangedaan. De profetie luidde: „Want Jehovah heeft een dag van wraak, een jaar van vergeldingen voor het rechtsgeding [ten overstaan van het Gerechtshof van het Universum] over Sion.” — Jesaja 34:8; Ezechiël 25:12-14.
8. (a) Wie werd door Jehovah gebruikt om Edom te straffen? (b) Wat voorzei de profeet Obadja met betrekking tot Edom?
8 Niet lang na de verwoesting van Jeruzalem begon Jehovah zijn gerechtvaardigde wraak aan de Edomieten te voltrekken door bemiddeling van Nebukadnezar, de koning van Babylon (Jeremia 25:8, 15, 17, 21). Toen Babylons legers tegen Edom optrokken, kon niets de Edomieten redden! Babylons legers wierpen de Edomieten van hun hoge rotsen af. Het was „een jaar van vergeldingen” voor Edom. Jehovah voorzei bij monde van een andere profeet: „Vanwege de gewelddaad tegenover uw broeder Jakob zal schaamte u bedekken, en gij zult tot onbepaalde tijd afgesneden moeten worden. . . . Zoals gij gedaan hebt, zal u gedaan worden. Uw soort van behandeling zal op uw eigen hoofd terugkomen.” — Obadja 10, 15.
-