Hoofdstuk zes
Jehovah — „Een rechtvaardige God en een Redder”
1, 2. Welke verzekeringen worden in Jesaja hoofdstuk 45 gegeven, en welke vragen zullen beschouwd worden?
JEHOVAH’S beloften zijn betrouwbaar. Hij is de God van openbaring en de God van schepping. Steeds opnieuw is hij een rechtvaardige God en een Redder van mensen uit alle naties gebleken. Dat zijn enkele van de hartverwarmende verzekeringen die in Jesaja hoofdstuk 45 staan.
2 Daarnaast bevat Jesaja hoofdstuk 45 een opmerkelijk voorbeeld van Jehovah’s profetische vermogen. Gods geest stelt Jesaja in staat zijn blik op verre landen te laten rusten en gebeurtenissen in toekomstige eeuwen te overzien, en beweegt hem ertoe een episode te beschrijven die alleen Jehovah, de God van ware profetie, zo nauwkeurig kon voorzeggen. Welke gebeurtenis is dat? Hoe is ze van invloed op Gods volk in Jesaja’s tijd? Welke betekenis heeft ze voor ons in deze tijd? Laten wij de woorden van de profeet eens onder de loep nemen.
Jehovah’s formele uitspraak tegen Babylon
3. In welke levendige bewoordingen beschrijft Jesaja 45:1-3a Cyrus’ verovering?
3 „Dit heeft Jehovah tot zijn gezalfde, tot Cyrus, gezegd, wiens rechterhand ik heb gevat om voor hem uit natiën te onderwerpen, zodat ik zelfs de heupen van koningen kan ontgorden; om voor hem uit de deuren met dubbele vleugels te openen, zodat zelfs de poorten niet gesloten zullen zijn: ’Ikzelf zal voor u uit gaan, en de bodemverheffingen zal ik effenen. De koperen deuren zal ik verbreken en de ijzeren grendels stukslaan. En ik wil u de schatten in de duisternis geven en de verborgen schatten in de schuilplaatsen.’” — Jesaja 45:1-3a.
4. (a) Waarom noemt Jehovah Cyrus zijn „gezalfde”? (b) Hoe zal Jehovah ervoor zorgen dat Cyrus de overwinning behaalt?
4 Bij monde van Jesaja spreekt Jehovah tegen Cyrus alsof hij leeft, hoewel Cyrus in Jesaja’s tijd nog niet eens geboren is (Romeinen 4:17). Omdat Jehovah Cyrus van tevoren aanstelt om een specifieke taak te volbrengen, kan gezegd worden dat Cyrus Gods „gezalfde” is. Door God geleid zal hij naties onderwerpen; hij zal koningen zwak maken, niet in staat tot verzet. Wanneer Cyrus Babylon aanvalt, zal Jehovah er vervolgens op toezien dat de deuren van de stad open worden gelaten, zodat ze zo nutteloos worden als poorten die versplinterd zijn. Hij zal voor Cyrus uitgaan en alle obstakels verwijderen. Ten slotte zullen Cyrus’ troepen de stad veroveren en zich haar „verborgen schatten”, haar in donkere bewaarplaatsen opgeslagen rijkdommen, toe-eigenen. Zo luidt Jesaja’s voorzegging. Komen zijn woorden uit?
5, 6. Wanneer en hoe komt de profetie over de val van Babylon uit?
5 In het jaar 539 v.G.T. — zo’n 200 jaar nadat Jesaja deze profetie heeft opgetekend — arriveert Cyrus inderdaad voor de muren van Babylon om de stad aan te vallen (Jeremia 51:11, 12). Maar de Babyloniërs maken zich niet ongerust. Volgens hen is hun stad onneembaar. Indrukwekkende muren verheffen zich hoog boven diepe grachten met water uit de rivier de Eufraat, die deel uitmaakt van het verdedigingsstelsel van de stad. In ruim honderd jaar is geen vijand erin geslaagd Babylon stormenderhand in te nemen! De in Babylon zetelende heerser, Belsazar, voelt zich zelfs zo veilig dat hij met leden van zijn hof feestviert (Daniël 5:1). Die nacht — de nacht van 5/6 oktober — voltooit Cyrus een briljante militaire manoeuvre.
6 Stroomopwaarts van Babylon hebben Cyrus’ genietroepen de oever van de Eufraat doorgestoken en het water omgeleid zodat het niet langer in zuidelijke richting naar de stad stroomt. Het duurt niet lang of het waterpeil van de rivier in en rond Babylon is dermate gedaald dat Cyrus’ troepen via de rivierbedding naar het centrum van de stad kunnen waden (Jesaja 44:27; Jeremia 50:38). Verbazend genoeg staan, precies zoals Jesaja heeft voorzegd, de poorten langs de rivier open. Cyrus’ strijdkrachten zwermen Babylon binnen, nemen het paleis in en brengen koning Belsazar ter dood (Daniël 5:30). In één nacht is de verovering ten einde. Babylon is gevallen en de profetie is tot op de letter vervuld.
7. Hoe worden christenen gesterkt door de opmerkelijke vervulling van Jesaja’s profetie over Cyrus?
7 De nauwkeurige vervulling van deze profetie sterkt het geloof van christenen in deze tijd. Ze geeft hun alle reden om te geloven dat nog niet vervulde bijbelprofetieën ook volkomen betrouwbaar zijn (2 Petrus 1:20, 21). Jehovah’s aanbidders weten dat de gebeurtenis die door de val van Babylon in 539 v.G.T. werd afgeschaduwd — de val van „Babylon de Grote” — in 1919 al heeft plaatsgevonden. Maar zij zien uit naar de vernietiging van die hedendaagse religieuze organisatie en naar de beloofde verdwijning van het politieke stelsel waarover Satan heerst, het in de afgrond werpen van Satan en de komst van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde (Openbaring 18:2, 21; 19:19-21; 20:1-3, 12, 13; 21:1-4). Zij weten dat Jehovah’s profetieën geen lege beloften zijn maar beschrijvingen van duidelijk bepaalde, toekomstige gebeurtenissen. Het vertrouwen van ware christenen wordt nog versterkt wanneer zij zich de vervulling van alle details van Jesaja’s profetie over de val van Babylon te binnen brengen. Zij weten dat Jehovah zijn woord altijd vervult.
Waarom Jehovah Cyrus gunstig gezind zal zijn
8. Wat is één reden waarom Jehovah Cyrus de overwinning op Babylon geeft?
8 Na vermeld te hebben wie Babylon zal veroveren en hoe dat zal gebeuren, zet Jehovah vervolgens één reden uiteen waarom Cyrus de overwinning geschonken zal worden. Jehovah spreekt profetisch tegen Cyrus als hij zegt dat dit gebeurt „opdat gij moogt weten dat ik Jehovah ben, die u bij uw naam roept, de God van Israël” (Jesaja 45:3b). Het is terecht dat de heerser van de vierde wereldmacht uit de bijbelse geschiedenis beseft dat hij zijn grootste overwinning dankt aan de steun van iemand die groter is dan hij — Jehovah, de Universele Soeverein. Cyrus moet erkennen dat degene die hem roept of machtigt Jehovah is, de God van Israël. Uit het bijbelverslag blijkt dat Cyrus inderdaad heeft erkend dat zijn grote overwinning van Jehovah kwam. — Ezra 1:2, 3.
9. Om welke tweede reden laat Jehovah Cyrus komen om Babylon te overwinnen?
9 Jehovah zet de tweede reden uiteen waarom hij Cyrus laat komen om Babylon te overwinnen: „Ter wille van mijn knecht Jakob en van Israël mijn uitverkorene ben ik er zelfs toe overgegaan u bij uw naam te roepen; ik gaf u voorts een erenaam, ofschoon gij mij niet kende” (Jesaja 45:4). Cyrus’ overwinning op Babylon is wereldschokkend. Ze markeert de val van de ene wereldmacht en de opkomst van een andere, en ze drukt generaties lang haar stempel op de geschiedenis. Toch zouden de volken rondom die de gebeurtenissen vol spanning gadeslaan, waarschijnlijk verbijsterd zijn als zij wisten dat het allemaal gebeurt ter wille van enkele duizenden „onbetekenende” ballingen in Babylon — de joden, nakomelingen van Jakob. Maar in Jehovah’s ogen zijn deze overlevenden van de oude natie Israël lang niet onbetekenend. Ze zijn zijn „knecht”. Van alle naties op aarde zijn zij zijn „uitverkorene”. Ondanks het feit dat Cyrus Jehovah voorheen niet kende, wordt hij door Jehovah als Zijn gezalfde gebruikt om de stad ten val te brengen die weigerde haar gevangenen te laten gaan. Het is niet Gods bedoeling dat zijn uitverkoren volk voor altijd op vreemde grond verkommert.
10. Wat is de belangrijkste reden waarom Jehovah Cyrus gebruikt om het einde van de Babylonische wereldmacht te bewerkstelligen?
10 Er is een derde, nog belangrijker reden waarom Jehovah Cyrus gebruikt om Babylon ten val te brengen. Jehovah zegt: „Ik ben Jehovah, en er is geen ander. Behalve mij is er geen God. Ik zal u vast omgorden, ofschoon gij mij niet hebt gekend, opdat men weet van de opgang der zon en van haar ondergang, dat er niemand is buiten mij. Ik ben Jehovah, en er is geen ander” (Jesaja 45:5, 6). Ja, de val van de Babylonische wereldmacht is een teken van Jehovah’s God-zijn, een bewijs voor iedereen dat alleen hij aanbidding waard is. Omdat Gods volk wordt vrijgelaten, zullen personen uit veel naties — van oost tot west — gaan erkennen dat Jehovah de enige ware God is. — Maleachi 1:11.
11. Hoe illustreert Jehovah dat hij bij machte is zijn voornemen met betrekking tot Babylon te verwezenlijken?
11 Bedenk dat deze profetie van Jesaja zo’n 200 jaar voordat het gebeurde, werd opgetekend. Sommigen die de profetie hoorden, hebben zich misschien afgevraagd: ’Is Jehovah werkelijk bij machte dat waar te maken?’ Zoals de geschiedenis bewijst, luidt het antwoord ja. Jehovah legt uit waarom het redelijk is te geloven dat hij tot stand kan brengen wat hij zegt: „Degene die het licht formeert en de duisternis schept, die vrede maakt en rampspoed schept, ik, Jehovah, doe al deze dingen” (Jesaja 45:7). Alles in de schepping — van het licht tot de duisternis — en alles in de geschiedenis — van vrede tot rampspoed — is onderhevig aan Jehovah’s gezag. Net zoals hij het licht van de dag en de duisternis van de nacht schept, zo zal hij vrede maken voor Israël en rampspoed voor Babylon. Jehovah is bij machte het heelal te scheppen en hij is eveneens bij machte zijn profetieën te vervullen. Dat is geruststellend voor christenen in deze tijd, die zijn profetische woord naarstig bestuderen.
12. (a) Wat laat Jehovah door de figuurlijke hemelen en aarde teweegbrengen? (b) Welke troostrijke belofte bevatten de woorden van Jesaja 45:8 voor hedendaagse christenen?
12 Terecht gebruikt Jehovah gebeurtenissen die zich geregeld in de schepping voordoen om dingen te illustreren die de joden in ballingschap wachten: „O gij hemelen, laat het druipen van boven, en de wolkenhemel zelf druppele van rechtvaardigheid. De aarde opene zich en zij vruchtbaar met redding, en dat ze tevens rechtváárdigheid doe ontspruiten. Ikzelf, Jehovah, heb het geschapen” (Jesaja 45:8). Net zoals de letterlijke hemelen levengevende regen laten neerdalen, zal Jehovah rechtvaardige invloeden uit de figuurlijke hemelen op zijn volk laten neerregenen. En net zoals de letterlijke aarde zich opent om overvloedige oogsten voort te brengen, zal Jehovah de figuurlijke aarde oproepen om gebeurtenissen teweeg te brengen die in harmonie zijn met zijn rechtvaardige voornemen — in het bijzonder redding voor zijn volk dat in Babylon gevangenzit. In 1919 bewerkte Jehovah dat de ’hemel’ en de „aarde” op soortgelijke wijze gebeurtenissen teweegbrachten om zijn volk te bevrijden. Het zien van zulke dingen is voor hedendaagse christenen een reden tot vreugde. Waarom? Omdat die gebeurtenissen hun geloof versterken terwijl zij uitzien naar de tijd dat de figuurlijke hemelen, Gods koninkrijk, een rechtvaardige aarde zegeningen zullen brengen. Dan zullen de rechtvaardigheid en redding afkomstig van de figuurlijke hemelen en aarde een veel grotere omvang hebben dan toen het oude Babylon ten val werd gebracht. Wat een glorierijke laatste vervulling van Jesaja’s woorden zal dat zijn! — 2 Petrus 3:13; Openbaring 21:1.
Zegeningen door het erkennen van Jehovah’s soevereiniteit
13. Waarom is het belachelijk als mensen Jehovah’s voornemens kritiseren?
13 Na deze beschrijving van toekomstige vreugdevolle zegeningen verandert de toon van de profetie abrupt en spreekt Jesaja een dubbel wee uit: „Wee degene die heeft getwist met zijn Formeerder, als een scherf van aardewerk met de andere scherven van aardewerk van de grond! Dient het leem soms tot zijn formeerder te zeggen: ’Wat maakt gij?’ En uw werk: ’Hij heeft geen handen’? Wee degene die tot een vader zegt: ’Waarvan wordt gij vader?’ en tot de vrouw: ’Waarvan hebt gij barensweeën?’” (Jesaja 45:9, 10) Klaarblijkelijk hebben de zonen Israëls bezwaar tegen dat wat Jehovah voorzegt. Misschien geloven zij niet dat Jehovah zal toelaten dat zijn volk in ballingschap gaat. Of misschien hebben zij iets aan te merken op het idee dat Israël bevrijd zal worden door een koning van een heidense natie in plaats van door een koning uit het huis van David. Om het absurde van zulke bezwaren aanschouwelijk voor te stellen, vergelijkt Jesaja degenen die protesteren met weggegooide klompen leem en scherven van aardewerk die de wijsheid van hun maker in twijfel durven trekken. Uitgerekend dat wat de pottenbakker heeft gemaakt, zegt nu dat de pottenbakker geen handen heeft of niet in staat is iets te maken. Wat dwaas! Degenen die bezwaar maken zijn als kleine kinderen die kritiek durven hebben op het gezag van hun ouders.
14, 15. Wat onthullen de uitdrukkingen „de Heilige” en de „Formeerder” over Jehovah?
14 Jesaja geeft Jehovah’s reactie op hun bezwaren weer: „Dit heeft Jehovah gezegd, de Heilige Israëls en zijn Formeerder: ’Vraagt mij zelfs over de toekomstige dingen betreffende mijn zonen; en betreffende de werkzaamheid van mijn handen dient gijlieden mij bevel te geven. Ikzelf heb de aarde gemaakt en heb zelfs de mens daarop geschapen. Ik — mijn eigen handen hebben de hemelen uitgespannen, en aan heel het heerleger ervan heb ik bevel gegeven.’ ’Ikzelf heb iemand verwekt in rechtvaardigheid, en al zijn wegen zal ik recht maken. Hij is het die mijn stad zal bouwen, en de mij toebehorenden die in ballingschap zijn, zal hij laten gaan, niet voor een prijs, noch voor steekpenningen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd.” — Jesaja 45:11-13.
15 Door Jehovah aan te duiden als „de Heilige” wordt zijn heiligheid beklemtoond. Dat hij de „Formeerder” wordt genoemd, benadrukt zijn recht als Schepper om te beslissen hoe dingen zullen verlopen. Jehovah kan de zonen Israëls informeren over toekomstige dingen en zorg dragen voor het werk van zijn handen, namelijk zijn volk. Opnieuw wordt duidelijk gemaakt dat er verband bestaat tussen de beginselen van schepping en van openbaring. Als Schepper van het hele universum heeft Jehovah het recht gebeurtenissen te laten verlopen zoals hij dat beslist (1 Kronieken 29:11, 12). In het onderhavige geval heeft de Soevereine Heerser besloten Cyrus, een heiden, te verwekken als bevrijder van Israël. Cyrus’ komst, hoewel nog in de toekomst, is even zeker als het bestaan van hemel en aarde. Welke zoon van Israël zou dan kritiek durven hebben op de Vader, „Jehovah der legerscharen”?
16. Waarom moeten Jehovah’s dienstknechten zich aan hem onderwerpen?
16 Deze zelfde verzen van Jesaja bevatten nog een andere reden waarom Gods dienstknechten zich aan hem moeten onderwerpen. Zijn besluiten zijn altijd in het belang van zijn dienstknechten (Job 36:3). Hij heeft wetten gemaakt om zijn volk te helpen zich baat te verschaffen (Jesaja 48:17). De joden in Cyrus’ tijd die Jehovah’s soevereiniteit aanvaarden, merken dat dit waar is. Cyrus, die in harmonie met Jehovah’s rechtvaardigheid handelt, stuurt hen uit Babylon huiswaarts opdat zij de tempel kunnen herbouwen (Ezra 6:3-5). Zo worden ook in deze tijd zegeningen ervaren door degenen die Gods wetten in hun dagelijks leven in praktijk brengen en zich onderwerpen aan zijn soevereiniteit. — Psalm 1:1-3; 19:7; 119:105; Johannes 8:31, 32.
Zegeningen voor andere naties
17. Wie zullen er, naast Israël, gebaat zijn bij Jehovah’s reddingsdaden, en hoe?
17 Israël zal niet de enige natie zijn die gebaat is bij de val van Babylon. Jesaja zegt: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’De onbetaalde arbeiders van Egypte en de kooplieden van Ethiopië en de Sabeeërs, rijzige mannen, ja, zij zullen zelfs tot u overkomen, en de uwe zullen zij worden. Achter u zullen zij lopen; in boeien zullen zij overkomen, en voor u zullen zij zich neerbuigen. Tot u zullen zij bidden en zeggen: „Waarlijk, God is in eendracht met u, en er is geen ander; er is geen andere God”’” (Jesaja 45:14). In Mozes’ tijd vergezelde „een groot gemengd gezelschap” van niet-Israëlieten de Israëlieten op hun uittocht uit Egypte (Exodus 12:37, 38). Op soortgelijke wijze zullen buitenlanders de joodse ballingen vergezellen die uit Babylon huiswaarts keren. Deze niet-joden zullen daartoe niet gedwongen worden maar ’zullen zelf overkomen’. Wanneer Jehovah zegt „voor u zullen zij zich neerbuigen” en „tot u zullen zij bidden”, doelt hij op de bereidwillige onderworpenheid en loyaliteit waarvan deze buitenlanders tegenover Israël blijk geven. Als zij boeien dragen, zal dat in vrijwillige zin zijn, duidend op hun bereidheid Gods verbondsvolk te dienen, tot wie zij zullen zeggen: „God is in eendracht met u.” Zij zullen Jehovah aanbidden als proselieten, onder de voorwaarden van zijn verbond met Israël. — Jesaja 56:6.
18. Wie in deze tijd hebben voordeel getrokken van Jehovah’s bevrijding van „het Israël Gods”, en in welke opzichten?
18 Sinds 1919, toen „het Israël Gods” werd bevrijd uit hun geestelijke gevangenschap, hebben Jesaja’s woorden een grotere vervulling gehad dan in Cyrus’ tijd. Miljoenen overal op aarde tonen zich bereid Jehovah te dienen (Galaten 6:16; Zacharia 8:23). Zoals de door Jesaja genoemde „arbeiders” en „kooplieden” bieden zij opgewekt hun fysieke kracht en financiële middelen aan om de ware aanbidding te ondersteunen (Mattheüs 25:34-40; Markus 12:30). Zij dragen zich aan God op en bewandelen zijn paden; zij worden graag zijn slaven (Lukas 9:23). Zij aanbidden alleen Jehovah en genieten de voordelen van de omgang met Jehovah’s „getrouwe en beleidvolle slaaf”, die in een speciale verbondsverhouding met God staat (Mattheüs 24:45-47; 26:28; Hebreeën 8:8-13). Hoewel die „arbeiders” en „kooplieden” geen partij zijn in dat verbond, trekken zij er voordeel van en gehoorzamen de wetten die ermee samenhangen, terwijl zij vrijmoedig bekendmaken: „Er is geen andere God.” Wat ontroerend nu ooggetuigen te zijn van de grote toename in het aantal van die bereidwillige ondersteuners van de ware aanbidding! — Jesaja 60:22.
19. Wat zal er gebeuren met hen die hardnekkig afgoden aanbidden?
19 Na de onthulling dat ook mensen uit de naties Jehovah zullen gaan aanbidden, roept de profeet uit: „Waarlijk, gij zijt een God die zich verborgen houdt, de God van Israël, een Redder”! (Jesaja 45:15) Hoewel Jehovah zich er thans van weerhoudt zijn macht te tonen, zal hij zich in de toekomst niet langer verbergen. Hij zal zich de God van Israël, de Redder van zijn volk, betonen. Jehovah zal echter niet de Redder zijn van hen die op afgoden vertrouwen. Over hen zegt Jesaja: „Zij zullen stellig beschaamd en ook te schande worden, zij allen. Te zamen zullen in schande moeten wandelen de vervaardigers van afgodsgestalten” (Jesaja 45:16). Hun schande zal meer zijn dan een voorbijgaand gevoel van oneer en schaamte. Het zal de dood betekenen — het tegenovergestelde van wat Jehovah vervolgens aan Israël belooft.
20. Op welke manier zal Israël „een redding voor onbepaalde tijden” ervaren?
20 „Wat Israël betreft, het zal stellig in eendracht met Jehovah worden gered, met een redding voor onbepaalde tijden. Gijlieden zult niet beschaamd worden, noch zult gij te schande worden voor de onbepaalde tijden der eeuwigheid” (Jesaja 45:17). Jehovah belooft eeuwige redding voor Israël, maar die is voorwaardelijk. Israël moet „in eendracht met Jehovah” blijven. Wanneer Israël die eendracht verbreekt door Jezus als de Messias te verwerpen, verliest de natie haar vooruitzicht op „redding voor onbepaalde tijden”. Sommigen in Israël zullen echter wel geloof in Jezus oefenen en zij zullen de kern worden van het Israël Gods, dat de plaats zal innemen van het vleselijke Israël (Mattheüs 21:43; Galaten 3:28, 29; 1 Petrus 2:9). Het geestelijke Israël zal nooit te schande worden. Het zal in „een eeuwig verbond” worden opgenomen. — Hebreeën 13:20.
Jehovah is betrouwbaar, in zijn schepping en in zijn openbaringen
21. Hoe betoont Jehovah zich volkomen betrouwbaar in zijn schepping en in zijn openbaringen?
21 Kunnen de joden staat maken op Jehovah’s belofte van eeuwige redding voor Israël? Jesaja antwoordt: „Dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de ware God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, die haar stevig heeft bevestigd, die haar niet louter voor niets heeft geschapen, die haar geformeerd heeft om ook bewoond te worden: ’Ik ben Jehovah, en er is geen ander. Niet in een schuilplaats heb ik gesproken, op een duistere plaats van de aarde; noch heb ik tot het zaad van Jakob gezegd: „Zoekt mij louter voor niets.” Ik ben Jehovah, die spreekt wat rechtvaardig is, die vertelt wat oprecht is’” (Jesaja 45:18, 19). Voor de vierde en laatste keer in dit hoofdstuk begint Jesaja een gewichtige profetische passage met de zinsnede: „Dit heeft Jehovah gezegd” (Jesaja 45:1, 11, 14). Wat zegt Jehovah? Dat hij zowel wat de schepping als wat zijn openbaringen betreft betrouwbaar is. Hij heeft de aarde niet „louter voor niets” geschapen. Evenmin vraagt hij zijn volk, Israël, hem „louter voor niets” te zoeken. Net zoals Gods voornemen met de aarde volvoerd zal worden, zal Gods voornemen met zijn uitverkoren volk worden volvoerd. In tegenstelling tot de duistere uitspraken van degenen die valse goden dienen, worden Jehovah’s woorden in het openbaar geuit. Zijn woorden zijn juist, en ze zullen uitkomen. Zij die hem dienen, zullen hem niet tevergeefs dienen.
22. (a) Waarvan kunnen de verbannen joden in Babylon zeker zijn? (b) Welke verzekering hebben christenen in deze tijd?
22 Voor Gods verbannen volk in Babylon zijn die woorden een verzekering dat het Beloofde Land niet woest zal blijven liggen. Het zal opnieuw bewoond worden. En Jehovah’s beloften aan hen worden vervuld. In ruimere zin zijn Jesaja’s woorden een verzekering voor Gods hedendaagse volk dat de aarde geen ontvolkte ruïne zal worden — door vuur verschroeid, zoals sommigen geloven, of verwoest door kernbommen, zoals anderen vrezen. Het is Gods voornemen dat de aarde eeuwig blijft, gehuld in paradijselijke schoonheid en bevolkt met rechtvaardige bewoners (Psalm 37:11, 29; 115:16; Mattheüs 6:9, 10; Openbaring 21:3, 4). Ja, net als in Israëls geval zullen Jehovah’s woorden betrouwbaar blijken.
Jehovah verleent barmhartigheid
23. Hoe loopt het af voor hen die afgoden aanbidden, en hoe vergaat het degenen die Jehovah aanbidden?
23 De redding van Israël wordt beklemtoond in Jehovah’s volgende woorden: „Schaart u bijeen en komt. Treedt gezamenlijk nader, gij ontkomenen uit de natiën. Zij die het hout van hun gesneden beeld dragen, zijn niet tot enige kennis gekomen, evenmin zij die tot een god bidden die niet redden kan. Brengt verslag uit en voert gronden aan. Ja, laten zij in eenheid te zamen beraadslagen. Wie heeft dit van oudsher doen horen? Wie heeft het van diezelfde tijd af meegedeeld? Ben ik het niet, Jehovah, buiten wie er geen andere God is; een rechtvaardige God en een Redder, terwijl er geen is behalve ik?” (Jesaja 45:20, 21) Jehovah roept de „ontkomenen” op, hun redding te vergelijken met wat degenen overkomt die afgoden aanbidden (Deuteronomium 30:3; Jeremia 29:14; 50:28). Omdat afgodenaanbidders tot machteloze goden bidden die hen niet kunnen redden en zij die goden dienen, zijn zij „niet tot enige kennis gekomen”. Hun aanbidding is tevergeefs — louter voor niets. Maar zij die Jehovah aanbidden, constateren dat hij de macht heeft om gebeurtenissen tot stand te brengen die hij „van oudsher” heeft voorzegd, waaronder de redding van zijn verbannen volk in Babylon. Die macht en vooruitziendheid onderscheiden Jehovah van alle andere goden. Werkelijk, hij is „een rechtvaardige God en een Redder”.
„Redding hebben wij te danken aan onze God”
24, 25. (a) Welke uitnodiging laat Jehovah horen, en waarom is het zeker dat zijn belofte verwezenlijkt wordt? (b) Wat verlangt Jehovah met recht?
24 Jehovah’s barmhartigheid beweegt hem ertoe een uitnodiging te laten horen: „Wendt u tot mij en wordt gered, gij allen aan de einden der aarde; want ik ben God en er is geen ander. Bij mijzelf heb ik gezworen — uit mijn eigen mond is in rechtvaardigheid het woord uitgegaan, zodat het niet zal terugkeren — dat voor mij elke knie zich zal buigen, bij mij iedere tong zal zweren, door te zeggen: ’Waarlijk, in Jehovah is volledige rechtvaardigheid en sterkte. Allen die verhit worden tegen hem, zullen rechtstreeks tot hem komen en beschaamd worden. In Jehovah zal het gehele zaad van Israël juist blijken te zijn en zal het zich beroemen.’” — Jesaja 45:22-25.
25 Jehovah belooft Israël dat hij degenen in Babylon die zich tot hem wenden, zal redden. Dat deze profetie niet zou uitkomen is onmogelijk, want Jehovah heeft zowel de wens als het vermogen zijn volk te redden (Jesaja 55:11). Gods woorden zijn op zich al betrouwbaar, maar ze zijn dat des te meer wanneer Jehovah ze nog met zijn eed bekrachtigt (Hebreeën 6:13). Hij verlangt terecht onderworpenheid (’elke knie zal zich buigen’) en een zich vastleggen („iedere tong zal zweren”) van degenen die zijn gunst wensen. De Israëlieten die volharden in het aanbidden van Jehovah zullen gered worden. Zij zullen zich kunnen beroemen op wat Jehovah voor hen doet. — 2 Korinthiërs 10:17.
26. Hoe reageert „een grote schare” uit alle naties op Jehovah’s uitnodiging zich tot hem te wenden?
26 Gods uitnodiging zich tot hem te wenden geldt echter niet alleen voor de ballingen in het oude Babylon (Handelingen 14:14, 15; 15:19; 1 Timotheüs 2:3, 4). Deze uitnodiging wordt nog steeds gedaan, en „een grote schare . . . uit alle natiën” geeft er gehoor aan en roept uit: „Redding hebben wij te danken aan onze God . . . en aan het Lam [Jezus]” (Openbaring 7:9, 10; 15:4). Elk jaar groeit de grote schare met honderdduizenden nieuwelingen die zich tot God wenden, zijn soevereiniteit ten volle erkennen en in het openbaar hun trouw aan hem bekendmaken. Daarnaast steunen zij loyaal het geestelijke Israël, het ’zaad van Abraham’ (Galaten 3:29). Zij uiten hun liefde voor Jehovah’s rechtvaardige heerschappij door wereldwijd te verkondigen: „Waarlijk, in Jehovah is volledige rechtvaardigheid en sterkte.”a In zijn brief aan de Romeinen citeerde de apostel Paulus de weergave in de Septuaginta van Jesaja 45:23 om duidelijk te maken dat uiteindelijk ieder die leeft Gods soevereiniteit zal erkennen en zijn naam voortdurend zal loven. — Romeinen 14:11; Filippenzen 2:9-11; Openbaring 21:22-27.
27. Waarom kunnen hedendaagse christenen een absoluut vertrouwen in Jehovah’s beloften hebben?
27 Waarom kunnen leden van de grote schare erop vertrouwen dat zich tot God wenden redding betekent? Omdat Jehovah’s beloften betrouwbaar zijn, zoals zo duidelijk blijkt uit de profetische woorden in Jesaja hoofdstuk 45. Zoals Jehovah de macht en de wijsheid bezat om de hemelen en de aarde te scheppen, zo heeft hij ook de macht en de wijsheid om zijn profetieën te laten uitkomen. En net zoals hij ervoor gezorgd heeft dat de profetie over Cyrus uitkwam, zal hij elke andere bijbelprofetie die nog op vervulling wacht, vervullen. Aanbidders van Jehovah kunnen er daarom op vertrouwen dat Jehovah weldra opnieuw „een rechtvaardige God en een Redder” zal blijken.
[Voetnoot]
a De Nieuwe-Wereldvertaling gebruikt de uitdrukking „volledige rechtvaardigheid” omdat in de Hebreeuwse tekst het woord „rechtvaardigheid” in het meervoud staat. Het meervoud wordt hier gebruikt om de overvloedige mate van Jehovah’s rechtvaardigheid weer te geven.
[Illustraties op blz. 80, 81]
Jehovah, die het licht formeert en de duisternis schept, kan vrede maken en rampspoed scheppen
[Illustratie op blz. 83]
Jehovah zal ervoor zorgen dat het uit de „hemelen” zegeningen regent en „de aarde” redding teweegbrengt
[Illustratie op blz. 84]
Mogen weggegooide scherven van aardewerk de wijsheid van hun maker in twijfel trekken?
[Illustratie op blz. 89]
Jehovah heeft de aarde niet voor niets geschapen