RAAD, RAADGEVER
Van de talrijke Hebreeuwse en Aramese woorden die in de Heilige Schrift worden gebruikt om de gedachte van „raad” of „raad geven” uit te drukken, komen het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord ʽe·tsahʹ en het verwante werkwoord ja·ʽatsʹ het vaakst voor. Hoewel ʽe·tsahʹ gewoonlijk met „raad” wordt weergegeven, wordt het ook met „plan” vertaald (Jes 8:10). In de christelijke Griekse Geschriften wordt het begrip „raad” door de woorden bouʹle en sum·bouʹli·on uitgedrukt. Bouʹle wordt ook met ’snood plan’ (Lu 23:51), „plan” (Han 5:38), „uitdrukkelijke wil” (Han 13:36) en „besluit” (Han 27:42) weergegeven.
De term „raad” kan dus ook „wil”, „voornemen”, „besluit” betekenen, zoals toen Jehovah zei: „Míjn raad zal tot stand komen” (Jes 46:10). De „raadslagen der harten” — de plannen, bedoelingen, voornemens of besluiten van het diepste innerlijk van de persoon — worden openbaar gemaakt wanneer de Heer Jezus Christus komt om te oordelen (1Kor 4:5). De in Efeziërs 1:11 opgetekende uitdrukking „naar het raadsbesluit van zijn wil” (lett.: „naar de raad van de wil van hem”) kan op de volgende wijze begrepen worden: „naar het voornemen, of besluit, dat een uitdrukking van Gods wil is”. De apostel Paulus zei dat hij vrij van bloedschuld was omdat hij zich er niet van had weerhouden „al de raad Gods” („geheel Gods voornemen”, JB; ’de volle omvang van Gods wil’, PC) te onderwijzen, dat wil zeggen, alles wat noodzakelijk is voor redding. — Han 20:27.
Mannen die om hun wijsheid bekendstonden, genoten hoog aanzien als koninklijke raadgevers of raadslieden. (Zie 2Sa 16:23.) Wegens hun positie werden hun soms steekpenningen aangeboden om hen ertoe te brengen hun invloed op een corrupte wijze aan te wenden. Toen de vijanden van de joden raadslieden huurden, kan het zijn dat zij Perzen die in deze hoedanigheid fungeerden, omkochten. — Ezr 4:5.
Geen enkel mens beschikt over alle kennis. Daarom is iemand die acht slaat op gezonde raad, wijs (Sp 12:15). De goede raad van ervaren raadgevers afwijzen, zoals koning Rehabeam deed, is het toppunt van dwaasheid. — 1Kon 12:8.
Jehovah bezit wijsheid in absolute zin. Hij alleen heeft niemand nodig die hem raad geeft (Jes 40:13; Ro 11:34). Zijn Zoon kan als „Wonderbaar Raadgever” handelen en in leiding en raad voorzien, omdat hij raad van zijn Vader ontvangen en opgevolgd heeft en Gods geest bezit (Jes 9:6; 11:2; Jo 5:19, 30). Hierdoor wordt beklemtoond dat raad alleen dan heilzaam is wanneer Jehovah in aanmerking wordt genomen. Elke raad die in strijd is met de Allerhoogste, heeft geen enkele waarde. Het is helemaal geen raad. — Sp 19:21; 21:30.