Jehovah vergeeft rijkelijk
„Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de man van schadelijkheid zijn gedachten; en laat hij terugkeren tot Jehovah, . . . want hij zal rijkelijk vergeven.” — JESAJA 55:7.
1. Welke zegen valt degenen die Jehovah’s vergeving ontvangen, thans ten deel?
JEHOVAH vergeeft berouwvolle kwaaddoeners en stelt hen thans in de gelegenheid vrede des geestes in een geestelijk paradijs te genieten. Dit komt doordat zij aan de volgende vereisten voldoen: „Zoekt Jehovah terwijl hij te vinden is. Roept tot hem terwijl hij nabij blijkt te zijn. Laat de goddeloze zijn weg verlaten en de man van schadelijkheid zijn gedachten; en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn, en tot onze God, want hij zal rijkelijk vergeven.” — Jesaja 55:6, 7.
2. (a) Wat wordt bedoeld met ’Jehovah zoeken’ en ’tot hem terugkeren’, waar Jesaja 55:6, 7 over spreekt? (b) Waarom moesten de joodse ballingen in Babylon tot Jehovah terugkeren, en wat gebeurde er met sommigen van hen?
2 Wil een goddeloze ’Jehovah zoeken’ en zo tot hem roepen dat hij aanvaard wordt, dan moet hij zich afwenden van zijn verkeerde weg en elke gedachte om anderen schade te berokkenen, laten varen. Dat de kwaaddoener ’tot Jehovah moet terugkeren’, geeft te kennen dat hij God, met wie hij eens een goede band had, de rug heeft toegekeerd. Zo was het met de inwoners van Juda gesteld. Hun ontrouw jegens God leidde uiteindelijk tot ballingschap in Babylon. De joodse ballingen moesten tot Jehovah terugkeren door berouw te hebben van de verkeerde daden die tot hun gevangenschap in Babylon en de voorzegde zeventigjarige verwoesting van hun vaderland hadden geleid. In 537 v.G.T. vestigde een godvrezend joods overblijfsel dat op grond van een regeringsdecreet uit Babylon was bevrijd, zich weer in hun eigen land (Ezra 1:1-8; Daniël 9:1-4). De gevolgen van dat herstel waren zo groots dat het land Juda met het Edense paradijs vergeleken werd. — Ezechiël 36:33-36.
3. Hoe heeft het overblijfsel van het geestelijke Israël iets soortgelijks ondervonden als de godvrezende ballingen die naar Juda terugkeerden?
3 Geestelijke Israëlieten hebben iets soortgelijks ondervonden als de godvrezende joden die na de Babylonische ballingschap naar Juda terugkeerden (Galaten 6:16). Het overblijfsel van het geestelijke Israël bracht vlak na de Eerste Wereldoorlog enige veranderingen in hun wegen en gedachten aan. Het jaar 1919 kenmerkte het einde van de tijd waarin zij zich, verbannen uit Gods volledige gunst, in het domein van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, bevonden. Omdat zij berouw hadden van zonden die te maken hadden met mensenvrees en inactiviteit in Jehovah’s dienst, bevrijdde hij hen uit Babylon de Grote, herstelde hen in hun rechtmatige geestelijke staat en ging hen weer gebruiken om de Koninkrijksboodschap te prediken. Sindsdien bloeit er tot eer van Jehovah’s heilige naam een geestelijk paradijs onder Gods volk (Jesaja 55:8-13). In het prototype uit de oudheid en het huidige tegenbeeld treffen wij derhalve het duidelijke bewijs aan dat op goddelijke vergeving zegeningen volgen en dat Jehovah berouwvollen inderdaad rijkelijk vergeeft.
4. Welke angst hebben sommige dienstknechten van Jehovah?
4 Jehovah’s hedendaagse dienstknechten kunnen dan ook vertrouwen hebben in zijn vergiffenis. Toch zijn sommigen van hen moedeloos vanwege in het verleden begane fouten, en hun schuldgevoelens worden hun bijna te machtig. Zij beschouwen zich onwaardig om in het geestelijke paradijs te wonen. In feite zijn sommigen bang dat zij de onvergeeflijke zonde hebben begaan en nooit meer door Jehovah vergeven zullen worden. Is dat waarschijnlijk?
Sommige zonden zijn onvergeeflijk
5. Waarom kan er gezegd worden dat sommige zonden onvergeeflijk zijn?
5 Sommige zonden zijn onvergeeflijk. Jezus Christus zei: „Iedere soort van zonde en lastering zal de mensen worden vergeven, maar de lastering tegen de geest zal niet worden vergeven” (Mattheüs 12:31). Lastering tegen Gods heilige geest, of werkzame kracht, zal dus niet worden vergeven. De apostel Paulus zinspeelde op een dergelijke zonde toen hij schreef: „Het is onmogelijk om hen die eens voor al verlicht zijn geweest . . ., maar die zijn afgevallen, wederom tot berouw te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw aan een paal hangen en hem aan openbare schande blootstellen.” — Hebreeën 6:4-6.
6. Waardoor wordt bepaald of een zonde al dan niet vergeven kan worden?
6 Alleen God weet of iemand de onvergeeflijke zonde heeft begaan. Paulus wierp echter licht op deze zaak toen hij schreef: „Indien wij moedwillig zonde beoefenen na de nauwkeurige kennis van de waarheid te hebben ontvangen, blijft er geen slachtoffer voor zonden meer over, maar is er een stellige vreselijke verwachting van oordeel” (Hebreeën 10:26, 27). Paulus heeft het over iemand die moedwillig handelt, iemand „die zich koppig en vaak tegen alles in wat juist is, door zijn eigen wil laat leiden” (Webster’s New Collegiate Dictionary). Iemand die moedwillig en koppig zonde blijft beoefenen nadat hij de waarheid heeft leren kennen, ontvangt geen vergiffenis. Het is derhalve niet zozeer de zonde op zich maar de hartetoestand, de mate van moedwilligheid die erbij betrokken is, waardoor wordt bepaald of de zonde al dan niet vergeven kan worden. Wat is daarentegen vermoedelijk het geval wanneer een dwalende christen diep verontrust is over de door hem begane overtreding? Dat hij het zich zo aantrekt, duidt er waarschijnlijk op dat hij in feite geen onvergeeflijke zonde heeft begaan.
Hun zonden waren onvergeeflijk
7. Waarom kunnen wij zeggen dat sommige van Jezus’ religieuze tegenstanders de onvergeeflijke zonde begingen?
7 Bepaalde joodse religieuze leiders die Jezus tegenstonden, begingen inderdaad moedwillige, en dus onvergeeflijke, zonden. Hoewel zij aan de goede daden die Jezus deed en de wonderen die hij verrichtte, zagen dat Gods heilige geest door bemiddeling van hem werkzaam was, schreven die geestelijken zijn macht toe aan Beëlzebub, of Satan de Duivel. Zij zondigden terwijl zij hun ogen wijd open hadden voor de niet te loochenen werkzaamheid van Gods geest. Zij begingen derhalve de onvergeeflijke zonde, want Jezus zei: „Spreekt iemand tegen de heilige geest, het zal hem niet worden vergeven, neen, niet in dit samenstel van dingen noch in het toekomende.” — Mattheüs 12:22-32.
8. Waarom was de zonde van Judas Iskariot onvergeeflijk?
8 De zonde van Judas Iskariot was ook onvergeeflijk. Zijn verraad van Jezus was het sluitstuk van een moedwillige en weloverwogen weg van huichelachtigheid en oneerlijkheid. Toen Judas bijvoorbeeld zag dat Maria Jezus met kostbare olie zalfde, vroeg hij: „Waarom is deze welriekende olie niet voor driehonderd denarii verkocht en aan de armen gegeven?” De apostel Johannes voegde eraan toe: „Dit zei [Judas] echter niet omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en de geldkist had en gewoon was het daarin gestorte geld weg te nemen.” Kort daarna verried Judas Jezus voor dertig zilverstukken (Johannes 12:1-6; Mattheüs 26:6-16). Het is waar dat Judas wroeging kreeg en zelfmoord pleegde (Mattheüs 27:1-5). Maar hij ontving geen vergeving, want de zelfzuchtige weg die hij weloverwogen en halsstarrig bleef bewandelen, alsook zijn verraderlijke daad, gaven er blijk van dat hij tegen de heilige geest zondigde. Hoe passend dat Jezus Judas „de zoon der vernietiging” noemde! — Johannes 17:12; Markus 3:29; 14:21.
Hun zonden werden vergeven
9. Waarom vergaf God Davids zonden in verband met Bathseba?
9 Moedwillige zonden vormen een schril contrast met de dwalingen van hen aan wie God vergiffenis schenkt. Neem bijvoorbeeld eens koning David van Israël. Hij pleegde overspel met Bathseba, de vrouw van Uria, en liet later Joab het zo manoeuvreren dat Uria in de strijd sneuvelde (2 Samuël 11:1-27). Waarom betoonde God David barmhartigheid? Hoofdzakelijk vanwege het Koninkrijksverbond, maar ook omdat David zelf barmhartig was en oprecht berouw had. — 1 Samuël 24:4-7; 2 Samuël 7:12; 12:13.
10. Waarom vergaf God Petrus hoewel deze een ernstige zonde beging?
10 Beschouw ook de apostel Petrus. Hij beging een ernstige zonde door Jezus herhaaldelijk te verloochenen. Waarom vergaf God Petrus? Anders dan Judas Iskariot had Petrus God en Christus in alle oprechtheid gediend. De zonde van deze apostel was aan vleselijke zwakheid toe te schrijven, en hij was werkelijk berouwvol en „weende bitter”. — Mattheüs 26:69-75.
11. Hoe zou u „berouw” definiëren, en wat moet iemand doen als hij werkelijk berouwvol is?
11 Uit de voorgaande voorbeelden blijkt dat zelfs iemand die ernstig zondigt, vergeving van Jehovah God kan ontvangen. Maar welke houding is vereist om voor vergeving in aanmerking te komen? Oprecht berouw is van groot belang wil een dwalende christen vergiffenis van God ontvangen. Berouw hebben betekent „zich van zonde afkeren wegens spijt over in het verleden begane overtredingen” of „spijt of wroeging gevoelen over iets wat men gedaan heeft of nagelaten heeft te doen” (Webster’s Third New International Dictionary). Iemand die werkelijk berouw heeft, zal blijk geven van wroeging over de smaad, de droefheid of de problemen die zijn zonde eventueel over Jehovah’s naam en organisatie hebben gebracht. De berouwvolle kwaaddoener zal ook dienovereenkomstige vruchten voortbrengen, door werken te verrichten die bij berouw passen (Mattheüs 3:8; Handelingen 26:20). Als hij bijvoorbeeld iemand heeft bedrogen, zal hij redelijke stappen doen om het verlies te vergoeden (Lukas 19:8). Zo’n berouwvolle christen heeft deugdelijke schriftuurlijke redenen om erop te vertrouwen dat Jehovah rijkelijk zal vergeven. Wat zijn deze redenen?
Redenen voor vertrouwen in Gods vergiffenis
12. Hoe wordt in Psalm 25:11 te kennen gegeven op basis waarvan iemand die berouw heeft, om vergeving kan bidden?
12 Een berouwvolle kwaaddoener kan vol vertrouwen om vergeving bidden op basis van Jehovah’s naam. David smeekte: „Om uws naams wil, o Jehovah, moet gij mijn dwaling zelfs vergeven, want die is aanzienlijk” (Psalm 25:11). Zo’n gebed, gekoppeld aan berouw over de smaad die de kwaaddoener eventueel op Gods naam heeft gebracht, dient ook te bewerkstelligen dat iemand ervan wordt weerhouden in de toekomst grove zonden te begaan.
13. Welke rol speelt gebed bij goddelijke vergeving?
13 Jehovah God verhoort de uit het hart komende gebeden van zijn dwalende maar berouwvolle dienstknechten. Jehovah sloot bijvoorbeeld zijn oor niet toe voor David, die uit het diepst van zijn hart bad nadat hij tot het besef was gekomen hoe verschrikkelijk zijn zonden in verband met Bathseba waren. In feite brengen Davids woorden in Psalm 51 de gevoelens tot uitdrukking van heel wat personen die smekend tot God naderen. Hij vroeg nederig: „Betoon mij gunst, o God, naar uw liefderijke goedheid. Wis naar de overvloed van uw barmhartigheden mijn overtredingen uit. Was mij grondig van mijn dwaling, en reinig mij zelfs van mijn zonde. De slachtoffers aan God zijn een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart, o God, zult gij niet verachten.” — Psalm 51:1, 2, 17.
14. Hoe geeft de Schrift de geruststellende verzekering dat God vergeving schenkt aan degenen die geloof oefenen in Jezus’ loskoopoffer?
14 God vergeeft degenen die geloof oefenen in Jezus’ loskoopoffer. Paulus schreef: „Door bemiddeling van hem hebben wij de verlossing door losprijs door middel van diens bloed, ja, de vergeving van onze overtredingen” (Efeziërs 1:7). Van gelijke strekking zijn de woorden van de apostel Johannes: „Mijn kindertjes, ik schrijf u deze dingen opdat gij geen zonde begaat. Mocht iemand niettemin een zonde begaan, dan hebben wij een helper bij de Vader, Jezus Christus, een rechtvaardige. En hij is een zoenoffer voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld.” — 1 Johannes 2:1, 2.
15. Wat moet een berouwvolle zondaar die zich in Gods barmhartigheid wil blijven verheugen, doen?
15 Jehovah’s barmhartigheid geeft een berouwvolle kwaaddoener een basis voor vertrouwen dat hem vergeving kan worden geschonken. Nehemia zei: „Gij zijt een God van daden van vergeving, goedgunstig en barmhartig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid” (Nehemia 9:17; vergelijk Exodus 34:6, 7). Natuurlijk moet de zondaar, indien hij zich in Gods barmhartigheid wil blijven verheugen, ernaar streven zich aan Gods wet te houden. De psalmist zei in dit verband: „Laten uw barmhartigheden tot mij komen, opdat ik mag blijven leven; want uw wet is mijn lust. Vele zijn uw barmhartigheden, o Jehovah. Naar uw rechterlijke beslissingen, o houd mij in het leven.” — Psalm 119:77, 156.
16. Welke troost is gelegen in het feit dat Jehovah onze zondige toestand in aanmerking neemt?
16 Dat Jehovah onze zondige toestand in aanmerking neemt, geeft een berouwvolle kwaaddoener ook troost en reden om te bidden in het vertrouwen dat God hem zal vergeven (Psalm 51:5; Romeinen 5:12). De psalmist David gaf een geruststellende verzekering toen hij verklaarde: „Hij [Jehovah God] heeft ons zelfs niet naar onze zonden gedaan, noch naar onze dwalingen over ons gebracht wat wij verdienen. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, is zijn liefderijke goedheid superieur jegens hen die hem vrezen. Zover als de zonsopgang verwijderd is van de zonsondergang, zover heeft hij onze overtredingen van ons verwijderd. Zoals een vader barmhartigheid toont jegens zijn zonen, heeft Jehovah barmhartigheid getoond jegens hen die hem vrezen. Want hijzelf weet zeer goed hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn” (Psalm 103:10-14). Ja, onze hemelse Vader is zelfs barmhartiger en meedogender dan een menselijke ouder.
17. Hoe is iemands vroegere bericht van getrouwe dienst voor God van invloed op de kwestie van vergiffenis?
17 Een berouwvolle zondaar kan om vergiffenis bidden in het vertrouwen dat Jehovah niet zal voorbijgaan aan zijn vroegere bericht van getrouwe dienst. Nehemia smeekte niet om vergeving van zijn zonde, maar hij zei wel: „Gedenk mij toch, o mijn God, ten goede” (Nehemia 13:31). Een berouwvolle christen kan troost putten uit de woorden: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten.” — Hebreeën 6:10.
Hulp van oudere mannen
18. Wat dient er te worden gedaan als de zonde van een christen hem geestelijk ziek heeft gemaakt?
18 En als een christen zich nu eens ongeschikt voelt om in het geestelijke paradijs te blijven of niet kan bidden omdat zijn zonde hem geestelijk ziek heeft gemaakt? „Laat hij de oudere mannen van de gemeente bij zich roepen, en laten zij over hem bidden en hem in de naam van Jehovah met olie inwrijven”, schreef de discipel Jakobus. „En het gebed des geloofs zal degene die zich niet wel voelt beter maken, en Jehovah zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden.” Ja, gemeenteouderlingen kunnen met en ten behoeve van een berouwvolle medegelovige bidden in de hoop hem tot een goede geestelijke gezondheid te herstellen, en zulke gebeden missen hun uitwerking niet. — Jakobus 5:14-16.
19. Wat moet iemand die uitgesloten is doen om vergeving te ontvangen en hersteld te worden?
19 Zelfs als een rechterlijk comité een onberouwvolle zondaar uitsluit, wil dit niet zeggen dat hij de onvergeeflijke zonde heeft begaan. Om echter vergeving te ontvangen en hersteld te worden, moet hij nederig Gods wetten gehoorzamen, vruchten voortbrengen die bij berouw passen en bij de ouderlingen een verzoek tot herstel indienen. Nadat een hoereerder was uitgesloten uit de gemeente in het oude Korinthe, schreef Paulus: „Deze bestraffing, die door de meerderheid is gegeven, is voldoende voor zo iemand, zodat gij hem nu integendeel goedgunstig dient te vergeven en dient te vertroosten, opdat zo iemand niet op de een of andere wijze door zijn overmatige bedroefdheid wordt verzwolgen. Daarom vermaan ik u, uw liefde jegens hem te bevestigen.” — 2 Korinthiërs 2:6-8; 1 Korinthiërs 5:1-13.
God geeft kracht
20, 21. Waardoor kan iemand die zich bezorgd afvraagt of hij misschien de onvergeeflijke zonde heeft begaan, geholpen worden?
20 Indien factoren als een slechte gezondheid of stress de oorzaak vormen dat iemand zich bezorgd afvraagt of hij de onvergeeflijke zonde heeft begaan, kan voldoende rust en slaap een goede hulp zijn. Maar u dient u vooral Petrus’ woorden te binnen te brengen: ’Werpt al uw bezorgdheid op [God], want hij zorgt voor u.’ En laat Satan u nooit ontmoedigen, want Petrus voegde eraan toe: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden. Maar neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof, wetend dat dezelfde dingen in de vorm van lijden zich aan de gehele gemeenschap van uw broeders in de wereld voltrekken. Maar nadat gij een korte tijd hebt geleden, zal de God van alle onverdiende goedheid . . . zelf uw opleiding voleindigen, hij zal u standvastig maken, hij zal u sterk maken.” — 1 Petrus 5:6-10.
21 Indien u dus berouw hebt maar bang bent dat u zich aan de onvergeeflijke zonde schuldig hebt gemaakt, denk er dan aan dat Gods wegen wijs, rechtvaardig en liefdevol zijn. Bid daarom in geloof tot hem. Blijf het geestelijke voedsel dat hij via „de getrouwe en beleidvolle slaaf” verschaft tot u nemen (Mattheüs 24:45-47). Ga met medegelovigen om en neem geregeld deel aan de christelijke bediening. Dit zal uw geloof versterken en u bevrijden van elke eventuele angst dat God uw zonde misschien niet vergeven heeft.
22. Wat zullen wij in het volgende artikel bespreken?
22 Zij die in het geestelijk paradijs wonen, kunnen vertroosting putten uit de wetenschap dat Jehovah rijkelijk vergeeft. Toch is hun leven in deze tijd niet vrij van beproevingen. Misschien zijn zij neerslachtig omdat iemand die zij liefhadden, gestorven is of een goede vriend ernstig ziek is. Zoals wij zullen zien, helpt en leidt Jehovah zijn volk in deze en andere omstandigheden door middel van zijn heilige geest.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welk bewijs is er dat Jehovah ’rijkelijk vergeeft’?
◻ Welke zonde kan niet vergeven worden?
◻ Onder welke omstandigheden worden iemands zonden vergeven?
◻ Waarom kunnen berouwvolle zondaars vertrouwen hebben in Gods vergiffenis?
◻ Welke hulp is beschikbaar voor berouwvolle zondaars?
[Illustratie op blz. 10]
Weet u waarom David en Petrus vergeving ontvingen maar Judas Iskariot niet?
[Illustratie op blz. 12]
Door gemeenteouderlingen verschafte hulp kan er veel toe bijdragen een christen geestelijk te helpen