Strijders tegen God zullen niet zegevieren!
„Zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren.” — JEREMIA 1:19.
1. Welke opdracht ontving Jeremia, en hoe lang duurde zijn werk voort?
JEHOVAH stelde de jonge Jeremia aan als profeet voor de natiën (Jeremia 1:5). Dit gebeurde tijdens de regering van de goede koning Josia van Juda. Jeremia diende als profeet gedurende de woelige periode die voorafging aan Babylons verovering van Jeruzalem en zelfs nog nadat Gods volk in ballingschap was gevoerd. — Jeremia 1:1-3.
2. Hoe beurde Jehovah Jeremia op, en wat betekende het tegen die profeet te strijden?
2 De oordeelsboodschappen die Jeremia moest bekendmaken, zouden onvermijdelijk tegenstand opwekken. Daarom sterkte God hem voor wat komen zou (Jeremia 1:8-10). Zo werd de profeet opgebeurd door de woorden: „Zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’, is de uitspraak van Jehovah, ’om u te bevrijden’” (Jeremia 1:19). Strijden tegen Jeremia zou strijden tegen God betekenen. In deze tijd heeft Jehovah een met een profeet te vergelijken groep dienstknechten met een soortgelijk werk als dat van Jeremia. Net als hij maken zij moedig Gods profetische woord bekend. En deze boodschap is van invloed op alle mensen en natiën, ten goede of ten kwade, afhankelijk van hun reactie erop. Evenals in Jeremia’s tijd zijn er mensen die tegen God strijden door zijn dienstknechten en hun door God opgedragen activiteiten tegen te staan.
Jehovah’s dienstknechten staan bloot aan aanvallen
3. Waarom hebben Jehovah’s dienstknechten blootgestaan aan aanvallen?
3 Al vroeg in de twintigste eeuw heeft Jehovah’s volk aan aanvallen blootgestaan. In veel landen hebben mensen met kwade bedoelingen getracht de verkondiging van het goede nieuws van Gods koninkrijk te belemmeren — ja, het zwijgen op te leggen. Zij zijn hiertoe aangezet door onze voornaamste Tegenstander, de Duivel, die ’rondgaat als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden’ (1 Petrus 5:8). Nadat in 1914 „de bestemde tijden der natiën” waren geëindigd, installeerde God zijn Zoon als de nieuwe koning der aarde, met het bevel: „Ga onderwerpen te midden van uw vijanden” (Lukas 21:24; Psalm 110:2). Door zijn macht uit te oefenen, wierp Christus Satan uit de hemel en beperkte hem in zijn bewegingsvrijheid tot de nabijheid van de aarde. Daar de Duivel weet dat zijn tijd kort is, koelt hij zijn woede op gezalfde christenen en hun metgezellen (Openbaring 12:9, 17). Wat zijn de resultaten geweest van de herhaalde aanvallen door deze strijders tegen God?
4. Welke beproevingen hebben Jehovah’s dienstknechten tijdens de Eerste Wereldoorlog ondervonden, maar wat gebeurde er in 1919 en 1922?
4 Tijdens de Eerste Wereldoorlog kregen gezalfde dienstknechten van Jehovah veel geloofsbeproevingen te verduren. Zij werden bespot en belasterd, achternagezeten door het gepeupel en geslagen. Zoals Jezus had voorzegd, werden zij ’voorwerpen van haat voor alle natiën’ (Mattheüs 24:9). Te midden van de oorlogshysterie maakten vijanden van Gods koninkrijk gebruik van een tactiek die tegen Jezus Christus was aangewend. Valselijk betitelden zij Jehovah’s dienstknechten als opruiend, en zij richtten hun aanval recht op het hart van Gods zichtbare organisatie. In mei 1918 werden er door de Amerikaanse federale regering aanhoudingsbevelen uitgevaardigd voor de president van het Wachttorengenootschap, J. F. Rutherford, en zeven van zijn naaste medewerkers. Deze acht mannen kregen zware gevangenisstraffen en zij werden naar de federale strafgevangenis in Atlanta (Georgia, VS) gezonden. Na negen maanden werden zij vrijgelaten. In mei 1919 besliste het federale hof van appèl dat de beschuldigden geen onpartijdig proces hadden gehad, en derhalve werd het vonnis herroepen. De zaak werd verwezen naar een nieuwe rechtszitting, maar later zag de regering van verdere strafvervolging af, terwijl broeder Rutherford en zijn medewerkers volledig gerehabiliteerd werden. Zij hervatten hun activiteiten, en congressen die in 1919 en in 1922 in Cedar Point (Ohio, VS) werden gehouden, bliezen de Koninkrijksprediking nieuw leven in.
5. Hoe verging het Jehovah’s Getuigen in nazi-Duitsland?
5 In de jaren ’30 verschenen er dictaturen op het toneel, en Duitsland, Italië en Japan verbonden zich om de Asmogendheden te vormen. In het begin van dat decennium werd er wrede vervolging tegen Gods volk ontketend, vooral in nazi-Duitsland. Er werden verbodsbepalingen uitgevaardigd. Huizen werden doorzocht en de bewoners ervan gearresteerd. Duizenden werden in concentratiekampen geworpen omdat zij weigerden hun geloof af te zweren. De strijd tegen God en zijn volk was erop gericht Jehovah’s Getuigen in dat totalitaire rijk uit te roeien.a Toen de Getuigen zich tot de rechtbanken in Duitsland wendden om voor hun rechten te strijden, stelde het Rijksministerie van Justitie uitvoerige instructies op teneinde zeker te stellen dat zij daarin niet zouden slagen. Daarin stond: „De gerechtshoven moeten hun plicht niet verzaken op grond van slechts schijnbare wettelijke formaliteiten, maar moeten in weerwil van de formele moeilijkheden wegen zoeken en vinden om hun verheven plichten te vervullen.” Dit betekende dat er geen gerechtigheid verkregen kon worden. De nazi’s hielden vol dat de activiteiten van Jehovah’s Getuigen schadelijk, of vijandig, waren en ’de structuur van het nationaal-socialisme verstoorden’.
6. Welke pogingen zijn er gedaan om tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna ons werk een halt toe te roepen?
6 Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Gods volk verbodsbepalingen en restricties opgelegd in Australië, Canada en andere landen die met het Britse Gemenebest werden geïdentificeerd — in Afrika, Azië en op eilanden in de Caribische Zee en de Grote Oceaan. Invloedrijke vijanden en verkeerd ingelichte mensen in de Verenigde Staten ’beraamden moeite op gezag der verordening’ (Psalm 94:20). Maar vlaggengroetkwesties en plaatselijke verordeningen waarin de van-huis-tot-huisprediking werd verboden, werden in de gerechtshoven aangevochten, en gunstige uitspraken in de Verenigde Staten bouwden een bolwerk ter ondersteuning van de vrijheid van aanbidding op. Dankzij Jehovah zijn vijandelijke pogingen niet succesvol geweest. Toen er in Europa een eind kwam aan de oorlog, werden de verbodsbepalingen opgeheven. De duizenden Getuigen die in concentratiekampen gevangen waren gehouden, werden bevrijd, maar de strijd was niet voorbij. Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog begon de Koude Oorlog. Oost-Europese landen oefenden verdere druk op Jehovah’s volk uit. Van overheidswege werden er stappen ondernomen om onze getuigenisactiviteiten te belemmeren en er een eind aan te maken, de stroom van bijbelse lectuur een halt toe te roepen en onze openbare vergaderingen af te schaffen. Velen werden gevangengezet of naar werkkampen gestuurd.
Voorwaarts met het predikingswerk!
7. Wat hebben Jehovah’s Getuigen de afgelopen jaren in Polen, Rusland en andere landen ervaren?
7 Na verloop van tientallen jaren werd het verbod op de Koninkrijksprediking opgeheven. Hoewel Polen nog steeds onder communistisch bewind stond, werd in 1982 toestemming voor het houden van eendaagse congressen gegeven. In 1985 werden er internationale congressen gehouden. Reusachtige internationale congressen volgden in 1989, waarop duizenden uit Rusland en Oekraïne aanwezig waren. Dat jaar werden Jehovah’s Getuigen in Hongarije en Polen wettelijk erkend. In de herfst van 1989 viel de Berlijnse muur. Enkele maanden later kregen wij in Oost-Duitsland wettelijke erkenning en kort daarna werd er een internationaal congres in Berlijn gehouden. En aan het begin van het laatste decennium van de twintigste eeuw werden er pogingen ondernomen om persoonlijk contact met de broeders in Rusland te leggen. Enkele regeringsfunctionarissen in Moskou werden benaderd, en in 1991 werden Jehovah’s Getuigen wettelijk geregistreerd. Sindsdien is het werk in Rusland, en ook in de republieken die deel uitmaakten van de voormalige Sovjet-Unie, enorm gegroeid.
8. Wat gebeurde er met Jehovah’s volk in de 45 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog?
8 Terwijl de vervolging in sommige gebieden verminderde, nam ze in andere toe. In de 45 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Jehovah’s Getuigen in veel landen wettelijke erkenning geweigerd. Bovendien werden wij of onze activiteiten in 23 Afrikaanse, 9 Aziatische, 8 Europese en 3 Latijns-Amerikaanse landen en in 4 eilandnatiën verboden.
9. Wat hebben Jehovah’s dienstknechten in Malawi doorgemaakt?
9 Jehovah’s Getuigen in Malawi ondergingen te beginnen in 1967 wrede vervolging. Onze medegelovigen daar wilden wegens hun neutrale standpunt als ware christenen geen politieke-partijkaarten kopen (Johannes 17:16). Na een bijeenkomst van de Malawi-Congrespartij in 1972 begonnen de wreedheden opnieuw. De broeders werden hun huizen uit gejaagd en raakten hun werk kwijt. Duizenden vluchtten het land uit om niet gedood te worden. Maar hebben de strijders tegen God en zijn volk gezegevierd? Beslist niet! Nadat de gebeurtenissen een keer hadden genomen, leverde in 1999 een hoogtepunt van 43.767 verkondigers in Malawi bericht in, en ruim 120.000 bezochten de districtscongressen daar. In de hoofdstad is een nieuw bijkantoor gebouwd.
Zij zoeken een voorwendsel
10. Wat hebben hedendaagse tegenstanders van Gods volk, net als in Daniëls geval, gedaan?
10 Afvalligen, geestelijken en anderen kunnen onze boodschap uit Gods Woord niet verdragen. Onder druk uit religieuze kringen van de christenheid zoeken tegenstanders naar een zogenaamd wettige manier om hun strijd tegen ons te rechtvaardigen. Welke tactieken worden soms gebruikt? Welnu, wat deden samenzweerders om de profeet Daniël aan te vallen? In Daniël 6:4, 5 lezen wij: „De hoogwaardigheidsbekleders en de satrapen [trachtten] zelf voortdurend een of ander voorwendsel tegen Daniël te vinden met betrekking tot het koninkrijk; maar er was geen enkel voorwendsel noch ook maar iets corrupts dat zij konden vinden, aangezien hij betrouwbaar was en er geen enkele nalatigheid noch ook maar iets corrupts in hem gevonden werd. Dientengevolge zeiden deze fysiek sterke mannen: ’Wij zullen in deze Daniël geen enkel voorwendsel vinden, of wij zouden dat tegen hem moeten vinden in de wet van zijn God.’” Zo zoeken tegenstanders ook in deze tijd een voorwendsel. Zij maken een heleboel misbaar over „gevaarlijke sekten” en trachten Jehovah’s Getuigen dit etiket op te plakken. Door middel van een verkeerde voorstelling van zaken, insinuaties en leugens vallen zij onze aanbidding en ons vasthouden aan goddelijke beginselen aan.
11. Welke valse beweringen zijn door sommige tegenstanders van Jehovah’s Getuigen gedaan?
11 In sommige landen weigeren religieuze en politieke elementen te erkennen dat wij ’de vorm van aanbidding beoefenen die van het standpunt van onze God uit bezien rein en onbesmet is’ (Jakobus 1:27). Hoewel onze christelijke activiteiten in 234 landen worden verricht, beweren tegenstanders dat wij geen „bekende religie” zijn. Kort voor een internationaal congres in 1998 werd in een Atheense krant de Grieks-orthodoxe geestelijkheid geciteerd, die beweerde dat „[Jehovah’s Getuigen] geen ’bekende religie’ zijn”, de beslissing van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ten spijt. Enkele dagen later zei een kerkelijke woordvoerder, zoals in een andere krant in dezelfde stad werd bericht: „[Jehovah’s Getuigen] kunnen geen ’christelijke gemeente’ zijn, aangezien zij niets gemeen hebben met het christelijke geloof in de persoon van Jezus Christus.” Dit is verbazingwekkend, want geen andere religieuze groepering legt meer de nadruk op het navolgen van Jezus dan Jehovah’s Getuigen!
12. Wat moeten wij in onze geestelijke oorlogvoering doen?
12 Wij trachten het goede nieuws met wettige middelen te verdedigen en te bevestigen (Filippenzen 1:7). Bovendien zullen wij niet schipperen of minder krachtig aan Gods maatstaven van rechtvaardigheid vasthouden (Titus 2:10, 12). Net als Jeremia ’omgorden wij onze heupen en spreken alles wat Jehovah ons gebiedt’, en laten niet toe dat strijders tegen God ons intimideren (Jeremia 1:17, 18). Jehovah’s Heilige Woord heeft duidelijk aangegeven wat de juiste weg is die wij moeten volgen. Nooit willen wij ons verlaten op de zwakke „arm van vlees” of „toevlucht [zoeken] in de schaduw van Egypte”, dat wil zeggen, deze wereld (2 Kronieken 32:8; Jesaja 30:3; 31:1-3). In onze geestelijke oorlogvoering moeten wij op Jehovah blijven vertrouwen met heel ons hart, hem onze schreden laten richten en niet op ons eigen verstand steunen (Spreuken 3:5-7). Tenzij wij Jehovah’s steun genieten en hijzelf ons behoedt, zal al ons werk „tevergeefs” zijn. — Psalm 127:1.
Vervolgd maar zonder te schipperen
13. Waarom kan er worden gezegd dat de satanische aanval op Jezus mislukte?
13 Het voornaamste voorbeeld van onwrikbare toewijding aan Jehovah is Jezus, die vals beschuldigd werd van opruiing en het verstoren van de gevestigde orde. Na de zaak van Jezus te hebben onderzocht, was Pilatus bereid hem vrij te laten. Maar de schare, opgehitst door de religieuze leiders, schreeuwde dat Jezus aan de paal gehangen moest worden, hoewel hij onschuldig was. Zij riepen dat in zijn plaats Barabbas vrijgelaten moest worden — een man die wegens opruiing en moord gevangenzat! Opnieuw probeerde Pilatus de onredelijke tegenstanders tot andere gedachten te brengen, maar hij zwichtte ten slotte voor de schreeuwende menigte (Lukas 23:2, 5, 14, 18-25). Hoewel Jezus aan een paal stierf, mislukte de gruwelijke satanische aanval op de onschuldige Zoon van God volledig, want Jehovah wekte Jezus uit de dood op en verhoogde hem tot Zijn eigen rechterhand. En door bemiddeling van de verheerlijkte Jezus werd er op de pinksterdag van 33 G.T. heilige geest uitgestort, waardoor de christelijke gemeente — „een nieuwe schepping” — werd opgericht. — 2 Korinthiërs 5:17; Handelingen 2:1-4.
14. Wat was het resultaat toen het joodse religieuze element tegen Jezus’ volgelingen optrad?
14 Kort daarna bedreigde het religieuze element de apostelen, maar die volgelingen van Christus hielden er niet mee op te spreken over de dingen die zij gezien en gehoord hadden. Jezus’ discipelen baden: „Jehovah, schenk aandacht aan hun bedreigingen, en geef uw slaven dat zij met alle vrijmoedigheid uw woord blijven spreken” (Handelingen 4:29). Jehovah verhoorde hun smeking door hen met heilige geest te vervullen en hen te sterken zodat zij hun onbevreesde verkondiging konden voortzetten. Al gauw werd de apostelen opnieuw geboden hun prediking te staken, maar Petrus en de andere apostelen antwoordden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Handelingen 5:29). Dreigementen, arrestaties en geselingen konden hen er niet van weerhouden hun Koninkrijksactiviteit uit te breiden.
15. Wie was Gamaliël, en welke raad gaf hij religieuze tegenstanders van Jezus’ volgelingen?
15 Hoe reageerden de religieuze regeerders? ’Zij voelden zich diepgegriefd en wilden de apostelen om het leven brengen.’ Er was echter een leraar der Wet aanwezig, Gamaliël geheten, een Farizeeër, die bij het gehele volk in aanzien stond. Na de apostelen een ogenblik uit de Sanhedrin-zaal te hebben laten verwijderen, gaf hij die religieuze tegenstanders de volgende raad: ’Mannen van Israël, schenkt aandacht aan uzelf met betrekking tot wat gij van plan zijt met deze mensen te doen. Ik zeg u: Laat u niet in met deze mensen, maar laat hen begaan (want indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten); anders zou misschien blijken dat gij in werkelijkheid tegen God strijdt.’ — Handelingen 5:33-39.
Geen tegen ons gesmeed wapen zal succes hebben
16. Hoe zou u met eigen woorden de verzekering omschrijven die Jehovah zijn volk geeft?
16 Gamaliëls raad was deugdelijk en wij stellen het op prijs wanneer sommigen ten gunste van ons spreken. Wij erkennen ook dat als gevolg van door onpartijdige rechters gedane gerechtelijke uitspraken de vrijheid van aanbidding is hooggehouden. Natuurlijk mishaagt het de geestelijken van de christenheid en andere leiders van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, dat wij aan Gods Woord vasthouden (Openbaring 18:1-3). Hoewel zij en degenen die door hen beïnvloed worden tegen ons strijden, hebben wij de volgende verzekering: „’Geen enkel wapen dat tegen u gesmeed zal worden, zal succes hebben, en elke tong die tegen u zal opstaan in het gericht, zult gij veroordelen. Dit is de erfelijke bezitting van de knechten van Jehovah, en hun rechtvaardigheid is van mijnentwege’, is de uitspraak van Jehovah.” — Jesaja 54:17.
17. Waarom zijn wij moedig, ook al strijden tegenstanders tegen ons?
17 Onze vijanden bestrijden ons zonder reden, maar wij geven de moed niet op (Psalm 109:1-3). Nooit zullen wij toelaten dat degenen die onze bijbelse boodschap haten, ons er door intimidatie toe brengen te schipperen ten aanzien van ons geloof. Hoewel wij verwachten dat onze geestelijke strijd heviger zal worden, weten wij de afloop. Net als Jeremia zullen wij de vervulling beleven van de profetische woorden: „Zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’, is de uitspraak van Jehovah, ’om u te bevrijden’” (Jeremia 1:19). Ja, wij weten dat strijders tegen God niet zullen zegevieren!
[Voetnoot]
a Zie het artikel „Getrouw en onbevreesd in weerwil van nazi-onderdrukking”, blz. 24-28.
Wat zou u antwoorden?
• Waarom hebben Jehovah’s dienstknechten blootgestaan aan aanvallen?
• Op welke manieren hebben tegenstanders tegen Jehovah’s volk gestreden?
• Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat strijders tegen God niet zullen zegevieren?
[Illustratie op blz. 17]
Jeremia kreeg de verzekering dat Jehovah met hem zou zijn
[Illustratie op blz. 18]
Overlevenden van een concentratiekamp
[Illustratie op blz. 18]
Aanvallen van het gepeupel tegen Jehovah’s Getuigen
[Illustratie op blz. 18]
J. F. Rutherford en zijn medewerkers
[Illustratie op blz. 21]
In Jezus’ geval hebben strijders tegen God niet gezegevierd