Vraagt u: „Waar is Jehovah?”
„Zij [hebben] zich ver van mij verwijderd . . . En zij hebben niet gezegd: ’Waar is Jehovah?’” — JEREMIA 2:5, 6.
1. Wat kunnen mensen in gedachten hebben als ze vragen: „Waar is God?”
„WAAR is God?” Die vraag is door veel mensen gesteld. Sommigen van hen hebben gewoon getracht een fundamenteel feit over de Schepper te begrijpen, namelijk: waar bevindt hij zich? Anderen hebben de vraag gesteld na een grote ramp of als ze persoonlijk onder grote druk stonden en niet konden begrijpen waarom God niet tussenbeide kwam. Weer anderen vragen zich helemaal niets af omdat ze alleen al de gedachte dat God bestaat verwerpen. — Psalm 10:4.
2. Wie zijn in hun speurtocht naar God succesvol?
2 Er zijn uiteraard veel mensen die de overvloedige bewijzen erkennen dat er een God is (Psalm 19:1; 104:24). Sommigen van hen zijn er tevreden mee gewoon een of andere vorm van religie te hebben. Maar intense liefde voor waarheid heeft in alle landen miljoenen anderen ertoe aangezet naar de ware God te zoeken. Hun krachtsinspanningen zijn niet tevergeefs geweest omdat hij „niet ver is van een ieder van ons”. — Handelingen 17:26-28.
3. (a) Waar bevindt Gods woonplaats zich? (b) Wat ligt er opgesloten in de bijbelse vraag: „Waar is Jehovah?”
3 Als iemand Jehovah inderdaad vindt, beseft hij dat ’God een geest is’, onzichtbaar voor menselijke ogen (Johannes 4:24). Jezus noemde de ware God „mijn Vader, die in de hemel is”. Wat betekent dit? Dat het door onze hemelse Vader bewoonde rijk in geestelijke zin verheven is, net als de stoffelijke hemelen zich hoog boven de aarde bevinden (Mattheüs 12:50; Jesaja 63:15). Maar hoewel we God met onze letterlijke ogen niet kunnen zien, stelt hij ons in staat hem te kennen en veel omtrent zijn voornemens te leren (Exodus 33:20; 34:6, 7). Hij beantwoordt vragen van oprechte mensen die willen weten wat de zin van het leven is. Betreffende kwesties die invloed op ons leven uitoefenen, verschaft hij ons een deugdelijke basis om te bepalen wat zijn standpunt is, dat wil zeggen, hoe hij zulke kwesties beziet en of onze verlangens in overeenstemming zijn met zijn voornemens. Hij wil dat we een onderzoek naar zulke zaken instellen en oprechte moeite doen de antwoorden te vinden. Bij monde van de profeet Jeremia wees Jehovah het volk van het oude Israël terecht omdat ze hierin tekortschoten. Ze kenden de naam van God, maar ze vroegen niet: „Waar is Jehovah?” (Jeremia 2:6) Hun voornaamste zorg ging niet naar Jehovah’s voornemen uit. Ze zochten niet zijn leiding. Vraagt u, als u voor belangrijke of minder belangrijke beslissingen staat: „Waar is Jehovah?”
Degenen die God raadpleegden
4. Hoe kunnen we profijt trekken van Davids voorbeeld wat het raadplegen van Jehovah betreft?
4 Toen David, de zoon van Isaï, nog een jonge man was, ontwikkelde hij een krachtig geloof in Jehovah. Hij kende Jehovah als „de levende God”. David had persoonlijk Jehovah’s bescherming ervaren. Door geloof en liefde voor „de naam van Jehovah” gedreven, doodde David de zwaarbewapende Filistijnse reus Goliath (1 Samuël 17:26, 34-51). Maar Davids succes maakte hem niet zelfverzekerd. Hij redeneerde niet dat Jehovah hem, wat hij nu ook deed, zou zegenen. Herhaaldelijk raadpleegde David Jehovah in de daaropvolgende jaren als hij voor beslissingen stond (1 Samuël 23:2; 30:8; 2 Samuël 2:1; 5:19). Hij bleef bidden: „Maak mij úw wegen bekend, o Jehovah; leer mij úw paden. Doe mij in uw waarheid wandelen en leer mij, want gij zijt mijn God van redding. Op u heb ik de gehele dag gehoopt” (Psalm 25:4, 5). Wat een schitterend voorbeeld voor ons om na te volgen!
5, 6. Hoe zocht Josafat Jehovah op verschillende tijden in zijn leven?
5 In de dagen van koning Josafat, de vijfde koning uit de koninklijke lijn van David, trokken de verenigde legers van drie natiën tegen Juda ten strijde. Toen Josafat zich voor deze nationale noodtoestand geplaatst zag, „richtte [hij] zijn aangezicht erop Jehovah te zoeken” (2 Kronieken 20:1-3). Dit was niet voor het eerst dat Josafat Jehovah had gezocht. De koning had de Baälaanbidding waaraan het noordelijke koninkrijk Israël zich had overgegeven, gemeden en had het verkozen Jehovah’s wegen te bewandelen (2 Kronieken 17:3, 4). Dus hoe ’zocht Josafat Jehovah’, nu hij tegenover een crisis stond?
6 In een openbaar gebed dat Josafat op dit kritieke tijdstip in Jeruzalem opzond, gaf hij te kennen dat hij zich Jehovah’s almacht te binnen had geroepen. Hij had diep nagedacht over Jehovah’s voornemen zoals dat onthuld was doordat Hij andere natiën had verdreven en een bepaald land als erfdeel aan de Israëlieten had gegeven. De koning gaf toe dat hij Jehovah’s hulp nodig had (2 Kronieken 20:6-12). Liet Jehovah zich bij die gelegenheid vinden? Ja, beslist. Bij monde van Jahaziël, een leviet, voorzag Jehovah in specifieke leiding, en de volgende dag schonk Hij Zijn volk de overwinning (2 Kronieken 20:14-28). Hoe kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah zich ook door ons laat vinden als we ons om hulp tot hem wenden?
7. Wier gebeden worden door God gehoord?
7 Jehovah is niet partijdig. Hij nodigt mensen van alle natiën uit hem in gebed te zoeken (Psalm 65:2; Handelingen 10:34, 35). Hij neemt nota van wat zich in het hart bevindt van degenen die een smeekbede tot hem richten. Hij verzekert ons dat hij de gebeden van de rechtvaardigen hoort (Spreuken 15:29). Hij laat zich vinden door sommigen die voordien geen belangstelling voor hem toonden, maar die nu nederig zijn leiding zoeken (Jesaja 65:1). Hij hoort zelfs de gebeden van degenen die zijn wet niet hebben gehouden, maar die nu nederig berouw hebben (Psalm 32:5, 6; Handelingen 3:19). Als iemands hart zich echter niet aan God onderwerpt, zijn de gebeden van zo iemand tevergeefs (Markus 7:6, 7). Beschouw eens enkele voorbeelden.
Ze baden maar werden niet verhoord
8. Wat maakte de gebeden van koning Saul onaanvaardbaar voor Jehovah?
8 Nadat de profeet Samuël tegen koning Saul had gezegd dat hij vanwege zijn ongehoorzaamheid door God was verworpen, wierp Saul zich voor Jehovah neer (1 Samuël 15:30, 31). Maar het was slechts uiterlijke schijn. Hij wenste niet gehoorzaam aan God te zijn, maar ten overstaan van het volk geëerd te worden. Later, toen de Filistijnen oorlog tegen Israël voerden, raadpleegde Saul Jehovah louter bij wijze van formaliteit. Maar toen hij geen antwoord kreeg, raadpleegde hij een geestenmedium, hoewel hij wist dat Jehovah dit had veroordeeld (Deuteronomium 18:10-12; 1 Samuël 28:6, 7). Samengevat zegt 1 Kronieken 10:14 over Saul: „Hij raadpleegde Jehovah niet.” Waarom wordt dit gezegd? Omdat Sauls gebeden niet uit geloof opgezonden werden. Daarom was het alsof hij helemaal niet gebeden had.
9. Wat was er mis met Zedekia’s dringende verzoek om Jehovah’s leiding?
9 Evenzo werden er naarmate het einde van het koninkrijk Juda naderde meer gebeden opgezonden en werden Jehovah’s profeten geraadpleegd. Maar het volk beoefende afgoderij, terwijl het terzelfder tijd beweerde eerbied voor Jehovah te bezitten (Zefanja 1:4-6). Hoewel ze deden alsof ze God raadpleegden, bereidden ze hun hart niet om zich aan zijn wil te onderwerpen. Koning Zedekia smeekte Jeremia ten behoeve van hem Jehovah te raadplegen. Jehovah had de koning reeds verteld wat hij moest doen. Maar omdat de koning geen geloof had en voor mensenvrees zwichtte, gehoorzaamde hij de stem van Jehovah niet, en Jehovah gaf hem geen antwoord dat meer naar zijn zin was. — Jeremia 21:1-12; 38:14-19.
10. Wat was er mis met de manier waarop Johanan Jehovah’s leiding zocht, en wat leren we van zijn fout?
10 Nadat Jeruzalem verwoest was en het Babylonische leger met de joodse ballingen was vertrokken, trof Johanan voorbereidingen om de kleine groep joden die in Juda was achtergebleven mee te nemen naar Egypte. Ze maakten plannen, maar voordat ze vertrokken, vroegen ze Jeremia ten behoeve van hen te bidden en de leiding van Jehovah te zoeken. Toen ze echter niet het gewenste antwoord ontvingen, gingen ze gewoon hun gang en deden wat ze van plan waren geweest (Jeremia 41:16–43:7). Zien we in deze gebeurtenissen lessen waarvan we voordeel kunnen trekken zodat Jehovah zich door ons zal laten vinden wanneer we zijn aangezicht zoeken?
’Ons ervan blijven vergewissen’
11. Waarom moeten we Efeziërs 5:10 toepassen?
11 Bij ware aanbidding is meer betrokken dan onze opdracht door de waterdoop symboliseren, gemeentevergaderingen bezoeken en aan de openbare bediening deelnemen. Ons hele leven is erbij betrokken. Dagelijks staan we onder vormen van druk — sommige subtiel, andere meer in het oog springend — die ons zouden kunnen afkeren van het pad dat in overeenstemming is met godvruchtige toewijding. Hoe zullen we daarop reageren? Toen de apostel Paulus aan getrouwe christenen in Efeze schreef, gaf hij hun de aansporing: „Blijft u ervan vergewissen wat de Heer welgevallig is” (Efeziërs 5:10). Dat dit verstandig is, wordt door veel in de Schrift opgetekende situaties geïllustreerd.
12. Waarom was Jehovah misnoegd toen David de ark van het verbond naar Jeruzalem liet brengen?
12 Nadat de ark van het verbond naar Israël was teruggebracht en vele jaren in Kirjath-Jearim had gestaan, wilde David haar naar Jeruzalem overbrengen. David beraadslaagde met de oversten van het volk en zei dat de Ark vervoerd zou worden ’indien het hun goeddacht en het Jehovah welgevallig was’. Maar hij stelde geen grondig onderzoek in om erachter te komen wat Jehovah’s wil in de aangelegenheid was. Als hij dat had gedaan, zou de Ark nooit op een wagen gezet zijn. Ze zou door de Kehathitische levieten op hun schouders gedragen zijn, zoals God duidelijk had bevolen. Hoewel David Jehovah veelvuldig raadpleegde, deed hij dit bij deze gelegenheid niet op gepaste wijze. Het gevolg was rampzalig. David erkende later: „Jehovah, onze God, [heeft] een bres in ons geslagen, omdat wij hem niet hadden gezocht naar het gebruik.” — 1 Kronieken 13:1-3; 15:11-13; Numeri 4:4-6, 15; 7:1-9.
13. Welke vermaning lag opgesloten in een lied dat gezongen werd toen de Ark zonder incidenten werd vervoerd?
13 Toen de Ark ten slotte door de levieten uit het huis van Obed-Edom naar Jeruzalem werd vervoerd, werd er een door David gecomponeerd lied gezongen. Het bevatte de innige vermaning: „Vorst naar Jehovah en zijn sterkte, zoekt voortdurend zijn aangezicht. Gedenkt zijn wonderdaden die hij heeft verricht, zijn wonderen en de rechterlijke beslissingen van zijn mond.” — 1 Kronieken 16:11, 12.
14. Wat kunnen we leren van Salomo’s goede voorbeeld en van de fouten die hij op latere leeftijd beging?
14 Voordat David stierf, gaf hij zijn zoon Salomo de raad: „Indien gij [Jehovah] zoekt, zal hij zich door u laten vinden” (1 Kronieken 28:9). Nadat Salomo de troon had bestegen, ging hij naar Gibeon, waar de tent der samenkomst zich bevond, en bracht slachtoffers aan Jehovah. Daar deed Jehovah aan Salomo de uitnodiging: „Vraag! Wat zal ik u geven?” In antwoord op Salomo’s verzoek schonk Jehovah hem edelmoedig wijsheid en kennis om Israël te richten, en daarbij gaf Hij hem rijkdom en eer (2 Kronieken 1:3-12). Salomo bouwde een schitterende tempel met gebruikmaking van de bouwplannen die Jehovah aan David had gegeven. Maar met betrekking tot zijn eigen huwelijksaangelegenheden bleef Salomo in gebreke Jehovah te zoeken. Salomo trouwde met vrouwen die geen aanbidders van Jehovah waren. In zijn latere leven wendden ze zijn hart van Jehovah af (1 Koningen 11:1-10). Ongeacht hoe prominent, verstandig of geleerd we schijnen te zijn, het is belangrijk ’ons ervan te blijven vergewissen wat de Heer welgevallig is’!
15. Waarom kon Asa, toen de Ethiopiër Zera tegen Juda optrok, vol vertrouwen bidden of Jehovah Juda zou willen bevrijden?
15 Dat dit noodzakelijk is wordt verder beklemtoond door het verslag over de regering van Asa, een achterkleinzoon van Salomo. Elf jaar nadat Asa koning was geworden, trok de Ethiopiër Zera met een leger van één miljoen soldaten tegen Juda ten strijde. Zou Jehovah Juda bevrijden? Meer dan 500 jaar voordien had Jehovah duidelijk uiteengezet wat zijn volk kon verwachten als ze naar hem luisterden en zijn geboden hielden en wat ze konden verwachten als ze dat niet deden (Deuteronomium 28:1, 7, 15, 25). Aan het begin van zijn regering liet Asa altaren en zuilen die voor valse aanbidding waren gebruikt, uit zijn koninkrijk verwijderen. Hij had er bij het volk op aangedrongen ’Jehovah te zoeken’. Asa deed dat voordat hij met rampspoed werd geconfronteerd. Met geloof in Jehovah kon Asa dus tot hem bidden om ten behoeve van hen handelend op te treden. Het gevolg? Juda behaalde een klinkende overwinning. — 2 Kronieken 14:2-12.
16, 17. (a) Welke vermaning gaf Jehovah Asa, hoewel hij de overwinning behaalde? (b) Welke hulp kreeg Asa toen hij onverstandig handelde, maar hoe reageerde hij? (c) Hoe kan een beschouwing van Asa’s gedrag ons tot voordeel strekken?
16 Niettemin zond Jehovah, toen Asa zegevierend terugkeerde, Azarja om de koning tegemoet te gaan en te zeggen: „Hoort mij, o Asa en heel Juda en Benjamin! Jehovah is met u zolang gij met hem bewijst te zijn; en indien gij hem zoekt, zal hij zich door u laten vinden, maar indien gij hem verlaat, zal hij u verlaten” (2 Kronieken 15:2). Met hernieuwde ijver bevorderde Asa de ware aanbidding. Maar toen Asa 24 jaar later weer met oorlog werd geconfronteerd, zocht hij Jehovah niet. Hij raadpleegde Gods Woord niet en dacht evenmin aan wat Jehovah had gedaan toen het Ethiopische leger Juda was binnengevallen. Hij handelde dwaas door een verbond met Syrië te sluiten. — 2 Kronieken 16:1-6.
17 Hiervoor bewoog Jehovah de ziener Hanani ertoe Asa terecht te wijzen. Zelfs op dat moment, toen werd uiteengezet hoe Jehovah de kwestie bezag, was het niet te laat voor Asa om er zijn voordeel mee te doen. In plaats daarvan nam hij aanstoot en zette Hanani in het huis van het blok (2 Kronieken 16:7-10). Wat droevig! Hoe staat het met ons? Zoeken wij God maar weigeren wij vervolgens raad te aanvaarden? Als een belangstellende en zorgzame ouderling de bijbel gebruikt om ons raad te geven daar we in de dingen van de wereld verstrikt raken, betonen we ons dan dankbaar voor de liefdevolle hulp die ons wordt gegeven om te weten te komen „wat de Heer welgevallig is”?
Vergeet niet te vragen waar Jehovah is
18. Hoe kunnen we profijt trekken van de woorden die Elihu tot Job richtte?
18 Zelfs iemand die een voortreffelijk bericht in Jehovah’s dienst heeft opgebouwd, schiet in tijden van spanning misschien tekort. Toen Job door een walgelijke ziekte werd getroffen, zijn kinderen en materiële bezittingen verloor en door zijn metgezellen valselijk werd beschuldigd, was hij ten slotte alleen nog maar met zichzelf bezig. Maar Elihu herinnerde hem eraan dat „niemand [heeft] gezegd: ’Waar is God, mijn Grote Maker?’” (Job 35:10) Job moest zijn gedachten op Jehovah concentreren en beschouwen hoe Hij de situatie bezag. Nederig aanvaardde Job die vermaning, en zijn voorbeeld kan ons helpen hetzelfde te doen.
19. Waarin bleef het volk Israël vaak in gebreke?
19 Het volk Israël kende het verslag van Gods bemoeienissen met hun natie. Maar al te vaak echter hebben ze daar niet aan gedacht als ze met specifieke situaties in hun leven te maken hadden (Jeremia 2:5, 6, 8). Wanneer ze voor beslissingen in het leven stonden, hielden ze zich bezig met hun eigen genoegens in plaats van te vragen: „Waar is Jehovah?” — Jesaja 5:11, 12.
Blijf vragen „Waar is Jehovah?”
20, 21. (a) Wie hebben er in deze tijd blijk van gegeven de geest van Elisa te bezitten doordat ze Jehovah’s leiding hebben gezocht? (b) Hoe kunnen we hun voorbeeld van geloof navolgen en er profijt van trekken?
20 Toen Elia’s openbare bediening ten einde liep, nam zijn bediende Elisa het ambtsgewaad dat van Elia afgevallen was, ging naar de Jordaan, sloeg op het water en vroeg: „Waar is Jehovah, de God van Elia, ja Hij?” (2 Koningen 2:14) Jehovah antwoordde door te laten zien dat zijn geest nu op Elisa rustte. Wat kunnen we hieruit leren?
21 Iets vergelijkbaars heeft zich in moderne tijden voorgedaan. Bepaalde gezalfde christenen die de leiding in het predikingswerk hadden genomen, zijn van het aardse toneel verdwenen. Zij die vervolgens met het opzicht belast werden, onderzochten de Schrift en baden om Jehovah’s leiding. Ze vroegen altijd: „Waar is Jehovah?” Dientengevolge is Jehovah zijn dienstknechten blijven leiden en hun activiteit blijven zegenen. Volgen wij hun geloof na? (Hebreeën 13:7) Als dat zo is, dan zullen we dicht bij Jehovah’s organisatie blijven, gunstig op haar leiding reageren en een volledig aandeel hebben aan het werk dat ze onder de leiding van Jezus Christus verricht. — Zacharia 8:23.
Wat zouden we antwoorden?
• Met welke bedoeling zouden we moeten vragen: „Waar is Jehovah?”
• Hoe kunnen we in deze tijd het antwoord vinden op de vraag: „Waar is Jehovah?”
• Waarom worden sommige tot God gerichte gebeden om leiding niet verhoord?
• Welke bijbelse voorbeelden illustreren de noodzaak om ons ’ervan te blijven vergewissen wat de Heer welgevallig is’?
[Illustratie op blz. 9]
Hoe zocht koning Josafat Jehovah?
[Illustratie op blz. 10]
Waarom raadpleegde Saul een geestenmedium?
[Illustraties op blz. 12]
Bid, studeer en mediteer om te weten te komen ’waar Jehovah is’