INGEWANDEN
De inwendige delen van het lichaam, in het bijzonder de darmen. Met het Hebreeuwse woord qeʹrev worden de „inwendige delen”, het „binnenste” of de „ingewanden” van mensen en dieren bedoeld (Ex 12:9; 29:13; Ps 5:9). Het duidt op datgene wat zich „binnenin” bevindt en wordt vaak als voorzetsel gebruikt met de betekenis „in; in het midden van”. — Ge 25:22; De 17:20.
Een andere term die op de inwendige organen duidt, is het Hebreeuwse woord me·ʽehʹ. Het komt altijd in het meervoud voor (me·ʽimʹ) en wordt in 2 Samuël 20:10 en 2 Kronieken 21:15, 18, 19 gebruikt voor „ingewanden”. Het woord kan betrekking hebben op de „inwendige delen” van een dier, zoals in het verslag over de grote vis die Jona opslokte. Daar komt het tweemaal voor en wordt parallel met de „buik” van de grote vis gebruikt (Jon 1:17; 2:1, 2). Deze Hebreeuwse term kan ook betrekking hebben op de menselijke voortplantingsorganen (Ge 15:4; Ru 1:11). Wegens het duidelijke verband dat er tussen de emoties en de inwendige organen bestaat, werden de ingewanden als de zetel van de diepste emoties beschouwd. — Vgl. Jes 63:15; Jer 4:19; 31:20.
Stoffelijk voedsel wordt door de ingewanden opgenomen. Dit feit werd figuurlijk gebruikt als een afbeelding van mentale of geestelijke voedselopname toen Ezechiël in een visioen werd geboden een boekrol op te eten en er zijn ingewanden (Hebr.: me·ʽimʹ) mee te vullen. Ezechiël moest geestelijke kracht opdoen door over de in de rol opgetekende woorden te mediteren en ze in zijn geheugen op te bergen. Hij werd daardoor geestelijk gevoed en voorzien van een boodschap die hij moest verkondigen. — Ez 3:1-6; vgl. Opb 10:8-10.
In de christelijke Griekse Geschriften wordt het woord splagʹchna (spreek uit: splanʹchna), dat letterlijk „ingewanden” betekent, eenmaal gebruikt voor de letterlijke ingewanden (Han 1:18). Op andere plaatsen wordt het figuurlijk gebruikt ter aanduiding van „tedere genegenheden” en „gevoelens van teder mededogen”. — 2Kor 6:12; Fil 1:8; 2:1; Kol 3:12; 1Jo 3:17.