ARARAT
(A̱rarat).
De naam was van toepassing op een landstreek waar Turkije, Iran en Armenië aan elkaar grenzen en op een bergketen in dat gebied.
Na de Vloed rustte de ark van Noach op „de bergen van Ararat” (Ge 8:4). Tijdens de regering van koning Hizkia vluchtten Sanheribs zonen Adrammelech en Sarezer, nadat zij hun vader hadden vermoord, naar „het land Ararat” (2Kon 19:37; Jes 37:38). Jeremia voorzei dat Ararat tot „de koninkrijken” zou behoren die tegen Babylon zouden optrekken wanneer (in de 6de eeuw v.G.T.) de tijd van Babylons vernietiging was gekomen (Jer 51:27). Deze laatstgenoemde bijbelse verwijzingen duiden op een land ten N van Assyrië. Eusebius, Hiëronymus en de meeste andere vroege „christelijke” schrijvers vereenzelvigden Ararat met Armenië, en dit is dan ook de weergave die in Jesaja 37:38 in de Griekse Septuaginta en in 2 Koningen 19:37 in de Latijnse Vulgaat wordt aangetroffen. In talrijke Assyrische inscripties die uit de 9de en 8ste eeuw v.G.T. dateren en uit de tijd van de heersers Salmaneser I, Assurnasirpal II, Salmaneser III, Tiglath-Pileser III en Sargon II stammen, wordt Ararat „Urartu” genoemd. Een inscriptie van Esar-Haddon — nog een zoon van Sanherib en diens opvolger op de Assyrische troon — vermeldt dat hij de legers van zijn broers, die hun vader hadden vermoord, in het land Chanigalbat (Hanigalbat) (in het huidige Armenië) heeft overwonnen. Op grond van deze inscripties en ook van het feit dat Jeremia Ararat met de koninkrijken Minni en Askenaz in verband bracht, schijnt het land Ararat in het Oudarmeense bergland in het gebied van het Vanmeer gelegen te hebben. Ten Z daarvan bevond zich het brongebied van de Tigris en ten N het Kaukasusgebergte.
De naam Ararat wordt in het bijzonder gebruikt voor de hoogste top van dit bergland, waarop volgens de overlevering de ark van Noach kwam te rusten. De beide kegelvormige toppen van de Ararat liggen ongeveer 11 km uit elkaar en zijn door een diep dal gescheiden. De hoogste van deze beide toppen verheft zich 5165 m boven de zeespiegel en de bovenste 900 m is met eeuwige sneeuw bedekt. De lagere top, in het ZO, reikt tot 3914 m. De hoogste top is bijzonder moeilijk te beklimmen. Het was Parrot die hier in 1829 voor het eerst in slaagde. Veel plaatsnamen in het gebied herinneren aan het bijbelse verslag. De berg Ararat zelf wordt door de Turken Aghri Dagh (Berg van de Ark) en door de Perzen Koh-i-Nuh (Noachs berg) genoemd. — Zie ARK nr. 1.