Hoofdstuk 37
Rouw en verheuging over Babylons einde
1. Hoe zullen „de koningen der aarde” reageren op de plotselinge vernietiging van Babylon de Grote?
BABYLONS einde is goed nieuws voor Jehovah’s volk, maar hoe bezien de natiën het? Johannes vertelt ons: „En de koningen der aarde die hoererij met haar hebben bedreven en in schaamteloze weelde hebben geleefd, zullen over haar wenen en zich in droefheid om haar slaan, wanneer zij naar de rook kijken die van haar verbranding afkomt, terwijl zij uit vrees voor haar pijniging op een afstand staan en zeggen: ’Wat jammer, wat jammer, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen!’” — Openbaring 18:9, 10.
2. (a) Waarom zijn „de koningen der aarde” bedroefd over het einde van Babylon de Grote, aangezien het toch de symbolische tien horens van het scharlakengekleurde wilde beest zijn die haar vernietigen? (b) Waarom staan de met droefheid geslagen koningen op een afstand van de ten ondergang gedoemde stad?
2 De reactie van de natiën lijkt wellicht verrassend gezien het feit dat Babylon vernietigd werd door de symbolische tien horens van het scharlakengekleurde wilde beest (Openbaring 17:16). Maar wanneer Babylon verdwenen is, zullen „de koningen der aarde” klaarblijkelijk beseffen hoe nuttig ze voor hen was om het volk rustig en in onderworpenheid te houden. De geestelijken hebben oorlogen geheiligd, zijn opgetreden als ronselaars en hebben de jeugd naar het slagveld gepreekt. Religie heeft een dekmantel van heiligheid verschaft zodat corrupte heersers hun gang konden gaan om het gewone volk te onderdrukken. (Vergelijk Jeremia 5:30, 31; Matthéüs 23:27, 28.) Merk echter op dat deze met droefheid geslagen koningen nu op een afstand van de ten ondergang gedoemde stad staan. Zij komen niet dicht genoeg nabij om haar hulp te bieden. Zij zijn bedroefd haar te zien verdwijnen, maar niet bedroefd genoeg om ter wille van haar risico’s te nemen.
Kooplieden wenen en rouwen
3. Wie betreuren het eveneens dat Babylon de Grote van het toneel verdwijnt, en welke redenen voor deze droefheid vermeldt Johannes?
3 De koningen der aarde zijn niet de enigen die het betreuren dat Babylon de Grote van het toneel verdwijnt. „Ook de reizende kooplieden der aarde wenen en rouwen om haar, omdat er niemand meer is die hun overvloedige voorraad koopt, een overvloedige voorraad van goud en zilver en edelgesteente en parels en fijn linnen en purper en zijde en scharlaken; en elk voorwerp van welriekend hout en allerlei ivoren voorwerpen en allerlei voorwerpen van zeer kostbaar hout en van koper en van ijzer en van marmer; ook kaneel en Indische specerij en reukwerk en welriekende olie en geurige hars en wijn en olijfolie en meelbloem en tarwe en runderen en schapen en paarden en wagens en slaven en menselijke zielen. Ja, de voortreffelijke vrucht die uw ziel begeerde, is van u [Babylon de Grote] geweken, en alle kostelijke dingen en de schitterende dingen zijn voor u verloren gegaan, en nooit meer zal men ze vinden.” — Openbaring 18:11-14.
4. Waarom wenen en rouwen „de reizende kooplieden” om het einde van Babylon de Grote?
4 Ja, Babylon de Grote was een intieme vriendin en een goede klant van rijke kooplieden. De monnikenkloosters, de nonnenkloosters en de kerken van de christenheid bijvoorbeeld hebben in de loop der eeuwen enorme schatten aan goud, zilver, edelstenen, kostbare houtsoorten en andere vormen van materiële rijkdom bijeengegaard. Bovendien heeft de religie haar zegen geschonken aan de uitbundige koopwoede en dronkemansorgieën waarmee de viering van het Christus-onterende Kerstmis en andere zogenaamde heiligedagen gepaard gaat. De zendelingen der christenheid zijn in verre landen doorgedrongen en hebben nieuwe markten geopend voor „de reizende kooplieden” van deze wereld. In het zeventiende-eeuwse Japan raakte het katholicisme, dat met de handelaars was meegekomen, zelfs bij feodale oorlogen betrokken. In een bericht over een beslissende veldslag onder de muren van het kasteel in Osaka, verklaart The Encyclopædia Britannica: „De troepen der Tokoegawa ontdekten dat ze vochten tegen een vijand op wiens banieren het kruis en afbeeldingen van de Heiland en St.-Jakobus, de beschermheilige van Spanje, waren aangebracht.” De zegevierende partij vervolgde het katholicisme in dat land en roeide het vrijwel uit. De deelname van de kerk aan wereldlijke aangelegenheden in deze tijd zal haar evenmin zegeningen brengen.
5. (a) Hoe beschrijft de stem uit de hemel het rouwen van „de reizende kooplieden” verder? (b) Wat is de reden dat ook de kooplieden „op een afstand staan”?
5 De stem uit de hemel zegt verder: „De reizende kooplieden in deze dingen, die rijk van haar zijn geworden, zullen uit vrees voor haar pijniging op een afstand staan en zullen wenen en rouwen en zeggen: ’Wat jammer, wat jammer — de grote stad, bekleed met fijn linnen en purper en scharlaken, en rijk versierd met gouden sieraden en edelgesteente en parels, want in één uur is zulk een grote rijkdom verwoest!’” (Openbaring 18:15-17a) Bij de vernietiging van Babylon de Grote rouwen de „kooplieden” over het verlies van die handelscompagnon. Ja, „wat jammer, wat jammer” voor hen. Merk echter op dat zij om puur zelfzuchtige redenen rouwen en dat zij — evenals de koningen — „op een afstand staan”. Zij komen niet dicht genoeg nabij om Babylon de Grote ook maar enige hulp te kunnen bieden.
6. Hoe beschrijft de stem uit de hemel het rouwen van scheepskapiteins en zeelieden, en waarom wenen zij?
6 Het verslag vervolgt: „En iedere scheepskapitein en een ieder die ergens naar toe vaart, en zeelieden en allen die hun bestaan op zee vinden, stonden op een afstand en riepen het uit toen zij naar de rook keken die van haar verbranding afkwam, en zij zeiden: ’Welke stad is aan de grote stad gelijk?’ En zij wierpen stof op hun hoofd en riepen, wenend en rouwend, en zeiden: ’Wat jammer, wat jammer — de grote stad, waarin allen die boten op zee hebben, rijk zijn geworden wegens haar kostbaarheden, want in één uur is ze verwoest!’” (Openbaring 18:17b-19) Het oude Babylon was een handelsstad en had een grote koopvaardijvloot. Op overeenkomstige wijze doet Babylon de Grote veel zaken via de „vele wateren” van haar volk. Dit verschaft velen van haar religieuze onderdanen werkgelegenheid. Wat een economische klap zal de vernietiging van Babylon de Grote voor deze personen zijn! Nooit zal er meer zo’n bron van inkomsten zijn.
Verheuging over haar vernietiging
7, 8. Hoe brengt de stem uit de hemel zijn boodschap betreffende Babylon de Grote tot een hoogtepunt, en wie zullen positief op die woorden reageren?
7 Toen het oude Babylon door de Meden en de Perzen omvergeworpen werd, zei Jeremia profetisch: „En over Babylon zullen de hemel en de aarde en al wat daarin is, stellig een vreugdegeroep aanheffen” (Jeremia 51:48). Wanneer Babylon de Grote vernietigd wordt, brengt de stem uit de hemel zijn boodschap tot een hoogtepunt door over Babylon de Grote te zeggen: „Wees vrolijk over haar, o hemel, ook gij heiligen en gij apostelen en gij profeten, want God heeft voor u de gerechtelijke straf van haar geëist!” (Openbaring 18:20) Jehovah en de engelen zullen verheugd zijn de vernietiging van Gods aloude vijandin te zien, in welke vreugde ook de apostelen en vroeg-christelijke profeten zullen delen, die tegen die tijd uit de doden zijn opgewekt en hun positie binnen de regeling van de 24 oudere personen hebben ingenomen. — Vergelijk Psalm 97:8-12.
8 Waarlijk, alle „heiligen” — of zij nu tot leven in de hemel zijn opgewekt of nog op aarde in leven zijn — zullen het uitroepen van vreugde, evenals de met hen verbonden grote schare andere schapen. Mettertijd zullen alle getrouwen van weleer uit de doden worden opgewekt om hun plaats in het nieuwe samenstel van dingen in te nemen, en ook zij zullen met het vreugdebetoon instemmen. Gods dienstknechten hebben niet geprobeerd zich op hun vals-religieuze vervolgers te wreken. Zij hebben Jehovah’s woorden in gedachte gehouden: „Aan mij is de wraak; ik wil vergelden, zegt Jehovah” (Romeinen 12:19; Deuteronomium 32:35, 41-43). Welnu, Jehovah heeft thans vergolden. Al het door Babylon de Grote vergoten bloed zal gewroken zijn.
Gelijk een grote molensteen
9, 10. (a) Wat doet en zegt een sterke engel nu? (b) Welke soortgelijke daad als die van de sterke engel uit Openbaring 18:21 werd in Jeremia’s tijd verricht, en wat werd erdoor gewaarborgd? (c) Waarvan vormt datgene wat Johannes de sterke engel ziet doen, een waarborg?
9 Wat Johannes vervolgens ziet, bevestigt dat Jehovah’s oordeel over Babylon de Grote onherroepelijk is: „En een sterke engel hief een steen op gelijk een grote molensteen en slingerde hem in de zee en zei: ’Zo zal Babylon, de grote stad, met een snelle worp worden neergeslingerd, en ze zal nooit meer gevonden worden’” (Openbaring 18:21). In Jeremia’s tijd werd een soortgelijke daad met een daaraan verbonden belangrijke profetische betekenis verricht. Jeremia werd ertoe geïnspireerd in een boek „al de rampspoed te schrijven die over Babylon zou komen”. Hij gaf het boek aan Seraja en droeg hem op naar Babylon te reizen. Daar las Seraja in opdracht van Jeremia een proclamatie tegen de stad voor: „O Jehovah, gijzelf hebt tegen deze plaats gesproken, om haar af te snijden, zodat er geen inwoner meer in blijkt te zijn, hetzij mens of zelfs huisdier, maar dat ze tot onbepaalde tijd niets dan verlaten woestenijen wordt.” Vervolgens bond Seraja een steen aan het boek en wierp het in de Eufraat met de woorden: „Zo zal Babylon wegzinken en nooit weer opstaan wegens de rampspoed die ik over haar breng.” — Jeremia 51:59-64.
10 Dat het boek met de steen eraan in de rivier werd geworpen, was een waarborg dat Babylon in vergetelheid zou wegzinken, zonder enige mogelijkheid tot herstel. Dat de apostel Johannes een sterke engel iets soortgelijks ziet doen, vormt eveneens een krachtige waarborg dat Jehovah’s voornemen ten aanzien van Babylon de Grote zal worden verwezenlijkt. De volledig verwoeste toestand van het oude Babylon in deze tijd vormt een krachtig getuigenis van het lot dat de valse religie in de nabije toekomst zal ondergaan.
11, 12. (a) Hoe richt de sterke engel zich nu tot Babylon de Grote? (b) Wat voorzei Jeremia betreffende het afvallige Jeruzalem, en wat gaf dit te kennen voor onze tijd?
11 De sterke engel richt zich nu tot Babylon de Grote met de woorden: „En de klank van zangers die zichzelf op de harp begeleiden, en van muzikanten en van fluitspelers en van trompetters zal nooit meer in u worden gehoord, en geen handwerksman van enig ambacht zal ooit nog in u worden gevonden, en geen geluid van een molensteen zal ooit nog in u worden gehoord, en geen licht van een lamp zal ooit nog in u schijnen, en geen stem van een bruidegom en van een bruid zal ooit nog in u worden gehoord; omdat uw reizende kooplieden de hooggeplaatste personen der aarde waren, want door uw spiritistische praktijken werden alle natiën misleid.” — Openbaring 18:22, 23.
12 In overeenkomstige bewoordingen voorzei Jeremia betreffende het afvallige Jeruzalem: „Ik wil daaruit doen vergaan het geluid van uitbundige vreugde en het geluid van verheuging, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van de handmolen en het licht van de lamp. En geheel dit land moet tot een verwoeste plaats worden, tot een voorwerp van ontzetting” (Jeremia 25:10, 11). Als het voornaamste deel van Babylon de Grote zal de christenheid een levenloze woestenij worden, zoals zo levendig wordt afgebeeld door Jeruzalems verlaten toestand na 607 v.G.T. De christenheid, die zich eens luchthartig verheugde en gonsde van de bedrijvigheid van alledag, zal plotseling tot de ontdekking komen dat ze overwonnen en aan haar lot overgelaten is.
13. Welke plotselinge verandering overrompelt Babylon de Grote, en wat is de uitwerking op haar „reizende kooplieden”?
13 Ja, zoals de engel hier aan Johannes vertelt, zal heel Babylon de Grote van een machtig, internationaal rijk in een dorre woestenij veranderen. Haar „reizende kooplieden”, met inbegrip van de hooggeplaatste miljonairs, hebben haar religie ten eigen bate aangewend of als dekmantel gebruikt, en de geestelijken hebben bemerkt dat het voordeel opleverde om samen met hen in de publiciteit te staan. Maar die kooplieden zullen Babylon de Grote niet langer als hun handlanger hebben. Niet langer zal ze de natiën van de aarde met haar mystiek-religieuze praktijken misleiden.
Een ontstellende bloedschuld
14. Welke reden geeft de sterke engel voor de gestrengheid van Jehovah’s oordeel, en welke overeenkomstige woorden sprak Jezus toen hij op aarde was?
14 Tot besluit vertelt de sterke engel waarom Jehovah Babylon de Grote zo streng oordeelt. „Ja,” zegt de engel, „in haar werd het bloed gevonden van profeten en van heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn” (Openbaring 18:24). Toen Jezus op aarde was, zei hij tot de religieuze leiders in Jeruzalem dat zij aansprakelijk waren voor „al het rechtvaardige bloed dat op aarde is vergoten, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel”. Dientengevolge werd dat kromme geslacht in 70 G.T. vernietigd (Matthéüs 23:35-38). Thans draagt een nieuwe generatie van religieuze ijveraars bloedschuld wegens het vervolgen van Gods dienstknechten.
15. Hoe heeft de Katholieke Kerk in nazi-Duitsland in tweeërlei opzicht bloedschuld op zich geladen?
15 In zijn boek De Rooms Katholieke Kerk en Nazi-Duitsland schrijft Guenter Lewy: „Toen men op 13 april [1933] in Beieren de Jehovah’s Getuigen begon te vervolgen, aanvaardde de kerk zelfs de opdracht die haar door het Ministerie van Onderwijs en Godsdienst was gegeven, om rapport uit te brengen over elk lid van de sekte die nog de verboden godsdienst uitoefende.” De Katholieke Kerk is er dus medeverantwoordelijk voor dat duizenden Getuigen naar de concentratiekampen werden gestuurd; haar handen zijn besmeurd met het levensbloed van honderden Getuigen die terechtgesteld werden. Toen jonge Getuigen zoals Wilhelm Kusserow toonden dat zij de dood door het vuurpeloton moedig wisten te ondergaan, besloot Hitler dat de kogel te goed was voor gewetensbezwaarden; daarom stierf Wilhelms broer Wolfgang, twintig jaar oud, onder de guillotine. Terzelfder tijd moedigde de Katholieke Kerk jonge Duitse katholieken aan om in het leger van het vaderland te sterven. De bloedschuld van de kerk is onmiskenbaar!
16, 17. (a) Welke bloedschuld moet Babylon de Grote ten laste gelegd worden, en hoe heeft het Vaticaan bloedschuld op zich geladen ten aanzien van de joden die bij nazi-pogroms zijn omgekomen? (b) Hoe kan de valse religie in één opzicht verantwoordelijk gesteld worden voor het doden van miljoenen mensen in honderden oorlogen in deze tijd?
16 De profetie zegt echter dat Babylon de Grote het bloed van „allen die op de aarde geslacht zijn” ten laste gelegd moet worden. Dit geldt beslist voor de huidige tijd. Aangezien katholieke intriges er bijvoorbeeld toe bijgedragen hebben dat Hitler in Duitsland aan de macht kwam, deelt het Vaticaan in de verschrikkelijke bloedschuld ten aanzien van de zes miljoen joden die bij nazi-pogroms zijn omgekomen. Verder zijn er in onze tijd ruim honderd miljoen mensen in honderden oorlogen gedood. Kan de valse religie hiervoor verantwoordelijk gesteld worden? Ja, in tweeërlei opzicht.
17 Ten eerste houden veel oorlogen verband met religieuze geschillen. Verschil in religieuze opvatting vormde in 1946-1948 bijvoorbeeld de aanzet tot de gewelddadigheden die zich in India tussen moslims en hindoes voordeden. Honderdduizenden levens gingen verloren. Het conflict tussen Irak en Iran in de jaren ’80 hield verband met sektarische geschillen en kostte honderdduizenden mensen het leven. Gewelddadigheden tussen katholieken en protestanten in Noord-Ierland hebben duizenden levens geëist. In 1976 zei de columnist C. L. Sulzberger, dit terrein overziend: „Het is een trieste waarheid dat waarschijnlijk de helft of meer dan de helft van de oorlogen die thans over de gehele wereld worden gestreden, hetzij openlijke religieuze conflicten zijn of verband houden met religieuze geschillen.” Ja, door de hele woelige geschiedenis van Babylon de Grote heen is dit het geval geweest.
18. In welk tweede opzicht hebben de religies der wereld bloedschuld op zich geladen?
18 Ten tweede rust er op de religies der wereld vanuit Jehovah’s gezichtspunt bloedschuld omdat ze hun volgelingen niet van de waarheid omtrent Jehovah’s vereisten voor zijn dienstknechten hebben doordrongen. Ze hebben de mensen er niet van doordrongen dat Gods ware aanbidders Jezus Christus moeten navolgen en anderen, ongeacht hun nationale afkomst, liefde moeten betonen (Micha 4:3, 5; Johannes 13:34, 35; Handelingen 10:34, 35; 1 Johannes 3:10-12). Omdat de religies die te zamen Babylon de Grote vormen deze dingen niet hebben onderwezen, zijn hun aanhangers in de maalstroom van internationale oorlogvoering terechtgekomen. Hoe duidelijk is dit gebleken in de twee wereldoorlogen uit de eerste helft van de twintigste eeuw, die beide in de christenheid ontbrandden en tot gevolg hadden dat aanhangers van dezelfde religie elkaar afslachtten! Indien allen die beweerden christenen te zijn aan bijbelse beginselen hadden vastgehouden, zouden die oorlogen nooit hebben kunnen plaatsvinden.
19. Welke ontstellende bloedschuld rust er op Babylon de Grote?
19 Jehovah stelt Babylon de Grote verantwoordelijk voor al dit bloedvergieten. Als de religieuze leiders, vooral die in de christenheid, hun mensen de bijbelse waarheid hadden geleerd, zou een zo massaal bloedvergieten niet hebben plaatsgevonden. Ja, Babylon de Grote — de grote hoer en het wereldrijk van valse religie — moet zich derhalve direct of indirect tegenover Jehovah niet alleen verantwoorden voor „het bloed . . . van profeten en van heiligen” die ze vervolgd en gedood heeft, maar ook voor het bloed „van allen die op de aarde geslacht zijn”. Op Babylon de Grote rust inderdaad een ontstellende bloedschuld. Wat een opluchting zal het betekenen als ze ten slotte van de aardbodem wordt weggevaagd!
[Kader op blz. 270]
De prijs van een compromis
Guenter Lewy schrijft in zijn boek De Rooms Katholieke Kerk en Nazi-Duitsland: „Als het Duitse katholicisme van meet af aan had vastgehouden aan een beleid van vastberaden verzet tegen het nazi-bewind, zou de wereldgeschiedenis wel eens een andere loop hebben kunnen nemen. Zelfs al had deze strijd uiteindelijk niet tot Hitlers ondergang geleid en al had zij niet al zijn misdaden verhinderd, dan zou zij het morele prestige van de kerk onmetelijk vergroot hebben. Een dergelijk verzet zou ongetwijfeld veel mensenlevens gekost hebben, maar deze offers zouden voor de allerbelangrijkste zaak ter wereld zijn gebracht. Als hij niet op het thuisfront had kunnen rekenen, zou Hitler wellicht nooit de oorlog aangedurfd hebben en zouden letterlijk miljoenen levens gespaard zijn. . . . Toen duizenden Duitse anti-nazi’s dood werden gemarteld in Hitlers concentratiekampen, toen de Poolse intelligentsia werd afgemaakt, toen honderdduizenden Russen stierven aan de behandeling die zij als Slavische Untermenschen moesten ondergaan en toen zes miljoen mensen werden vermoord omdat zij ’niet-arisch’ waren, hielp de katholieke hoge geestelijkheid in Duitsland het regime in stand houden dat deze misdaden beging. De paus van Rome, het geestelijk hoofd en de hoogste zedenleraar van de rooms katholieke kerk bleef zwijgen.” — Blz. 407, 429.
[Illustratie op blz. 268]
„Wat jammer, wat jammer”, zeggen de heersers
[Illustratie op blz. 268]
„Wat jammer, wat jammer”, zeggen de kooplieden