De christenheid ontmaskerd als de promotor van valse aanbidding
„Dit is de natie waarvan de mensen de stem van Jehovah, haar God, niet hebben gehoorzaamd en geen streng onderricht hebben aanvaard.” — JEREMIA 7:28.
1, 2. Hoe reageerde Jeremia op zijn van God ontvangen toewijzing?
„HET vuur van oprechte overtuiging brandde in hem; er was een dwingende kracht om de waarheid te spreken, om te laken maar ook te schragen.” Met die woorden beschrijven twee specialisten in de Hebreeuwse letterkunde de rol van Jeremia. Ook al was zijn van God ontvangen toewijzing ontzagwekkend, hij wist dat hij zijn verantwoordelijkheid jegens de natie Juda moest nakomen. Hij zei erover: „Want het woord van Jehovah werd mij tot een oorzaak van smaad en tot beschimping de gehele dag. En ik zei: ’Ik zal niet van hem gewagen, en ik zal niet meer in zijn naam spreken.’” Ja, de druk en de vervolging werden bijna te veel voor hem. Maar gaf hij het op? — Jeremia 20:8, 9a.
2 Jeremia vervolgde: „En in mijn hart bleek het te zijn als een brandend vuur, opgesloten in mijn beenderen; en ik werd moe van het inhouden en kon het niet” (Jeremia 20:9b). Jeremia ging zijn opdracht om Gods oordelen aan Juda bekend te maken, niet uit de weg. — Jeremia 6:10, 11.
De hedendaagse Jeremia
3. Hoe stonden Jezus en de discipelen tegenover hun toewijzing?
3 Net als Jeremia hebben Christus Jezus en de vroege christelijke discipelen onbevreesd de impopulaire boodschap van Gods koninkrijk aan de joden en de natiën bekendgemaakt. Hoewel Petrus en de andere apostelen door hun prediken al een keer in de gevangenis waren beland, gaven zij hun religieuze beschuldigers moedig ten antwoord: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” Op bevel van de religieuze autoriteiten werden zij voor hun stoutmoedigheid gegeseld. Hoe reageerden de apostelen? „Zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.” — Handelingen 5:29, 40-42; Matthéüs 23:13-33.
4. Wie hebben Jeremia’s voorbeeld in de twintigste eeuw gevolgd, en hoe hebben zij dit gedaan?
4 De vroege gezalfde christenen handelden derhalve net als Jeremia. Hoewel zij zich geplaatst zagen tegenover een overweldigende overmacht en koppige religieuze tegenstanders, kondigden zij Gods oordelen aan. En wie hebben in deze twintigste eeuw datzelfde voorbeeld gevolgd? Wie hebben in het openbaar en van huis tot huis Gods oordelen over dit samenstel van dingen en vooral over Jeruzalems tegenhanger, de christenheid, aangekondigd? Een opeenstapeling van historisch bewijsmateriaal uit inmiddels reeds meer dan 68 jaar laat zien dat de hedendaagse Jeremiaklasse de kleine maar moedige groep van Jehovah’s gezalfde getuigen is. Hun gelederen zijn sinds 1935 versterkt met de groeiende „grote schare” van miljoenen bereidwillige metgezellen, die eveneens bekendstaan als Jehovah’s Getuigen. Met één stem hebben zij hun Jeremia-rol vervuld door valse religie als een valstrik en afpersing aan de kaak te stellen. — Openbaring 7:9, 10; 14:1-5.
De christenheid — Waarom Jeruzalems hedendaagse parallel?
5. In welke opzichten lijkt de christenheid op het oude Jeruzalem?
5 ’Maar’, zou iemand kunnen vragen, ’waarin vinden wij een parallel tussen het oude Jeruzalem en de christenheid?’ In de overeenkomstige houdingen en toestanden die in deze tijd in de trotse christenheid heersen. Haar aanhangers stellen hun vertrouwen in hun ’heilige steden’ en heiligdommen, zoals Rome, Jeruzalem, Canterbury, Fatima, Guadalupe en Zaragoza, om er slechts enkele te noemen. Zij verheerlijken maar al te graag hun kathedralen, basilieken en kerken en pochen op de ouderdom en bouwstijl ervan, alsof die gebouwen daarmee voor God een bijzondere betekenis kregen. Zij zeggen zelfs dat hun religieuze gebouwen opgetrokken werden ’tot eer van God’. Maar hoeveel van deze gebouwen dragen werkelijk de naam van Jehovah God? Men wordt integendeel constant herinnerd aan de architecten die ze hebben ontworpen, de kunstenaars en beeldhouwers die ze hebben versierd, de rijke begunstigers die ervoor hebben betaald of de „heiligen” aan wie ze zijn gewijd. Het vertrouwen van de christenheid in ouderdom en traditie is even bedrieglijk als het vertrouwen dat Juda in zijn heilige tempel stelde. — Jeremia 7:4.
6. Hoe is Jezus’ veroordeling van de joodse geestelijken van toepassing op de geestelijkheid van de christenheid?
6 Wat kan er in overeenstemming met Jeremia’s ontmaskering van de joodse priesters en profeten gezegd worden over de religieuze leiders van de christenheid in deze tijd? Met een openhartigheid als van Jeremia gaf Jezus een beschrijving van de joodse geestelijkheid die tot op de dag van vandaag bij de geestelijkheid van de christenheid past: „Zij brengen niet in praktijk wat zij prediken . . . Alles wat zij doen, gebeurt om aandacht te trekken . . . zoals de ereplaats te willen hebben bij een feestmaal en de voorste plaatsen in de synagogen” (Matthéüs 23:3-7, The Jerusalem Bible). Hoe vaak zien wij niet vooraanstaande geestelijken en predikanten politieke en nationalistische bijeenkomsten begunstigen met hun aanwezigheid — en met de politici delen in de publiciteit die de media eraan geven!
7. (a) Hoe misleiden sommige predikanten de massa? (b) Welke uitdaging zijn de geestelijken uit de weg gegaan?
7 Nu, in het televisietijdperk, hebben wij tv-predikanten die dat medium met allerlei theatertrucs en psychologische kunstgrepen weten te exploiteren om de massa te bekoren en de zakken van de kudde leeg te halen. Hoe passend is Jeremia’s aanklacht zelfs nu, zo’n 2600 jaar later! „Want van de geringste onder hen tot zelfs de grootste onder hen maakt iedereen zich onrechtvaardige winst; en van de profeet tot zelfs de priester handelt ieder bedrieglijk.” Terzelfder tijd wil geen van hen de uitdaging aanvaarden van de ware christelijke bediening, in direct contact met mensen, van huis tot huis. Alleen Jehovah’s Getuigen — de gezalfde Jeremiaklasse en de „grote schare” — hebben die verantwoordelijkheid aanvaard. — Jeremia 6:13; Handelingen 20:20, 21.
Is de christenheid gered?
8. Waarom gelooft de christenheid dat Armageddon haar niet zal treffen?
8 Deze zelfde tv-dominees praten het publiek een vals gevoel van zekerheid aan met hun onnauwkeurig gebruik van het begrip „wedergeboren” en een op de kreet „eens gered, altijd gered” gebaseerde theologie. Miljoenen mensen uit bijna iedere religie en sekte van de christenheid heeft men doen geloven dat zij „wedergeboren” en „gered” zijn. Zonder blikken of blozen maken ook politici daar aanspraak op. Ja, hun favoriete predikanten vertellen hun dat zij vrede met God hebben omdat zij „gered” zijn — en dat ondanks hun religieuze, politieke en nationalistische verdeeldheid! En het volk heeft het graag zo, net als in Jeremia’s tijd! (Jeremia 5:31; 14:14) Zij denken dat zij zich buiten het bereik van Gods oordeel van Armageddon bevinden. — Jeremia 6:14; 23:17; 1 Korinthiërs 1:10; Openbaring 16:14, 16.
9. (a) Wie zijn werkelijk „wedergeboren”? (b) Wat zegt de bijbel over de ziel? (Ontleen voor het antwoord op beide vragen verdere ondersteuning aan Redeneren aan de hand van de Schrift.)
9 Een zorgvuldige studie van Gods Woord en Christus’ leringen onthult echter dat slechts een beperkt aantal deelt in het voorrecht wedergeboren te zijn, geboren ’uit water en uit geest’, ten einde aldus te delen in hemelse heerschappij met Christus (Johannes 3:3-5; Romeinen 8:16, 17; Openbaring 14:1-3). De „grote schare” van ware christenen in deze tijd hoeft niet wedergeboren te zijn, aangezien hun hoop op eeuwig leven aards is en niet hemels (2 Petrus 3:13; Openbaring 21:3, 4). Bovendien is de leer van de christenheid gebaseerd op een onjuiste veronderstelling — dat de mens een onsterfelijke ziel heeft die gered moet worden. Nergens in de bijbel is ondersteuning te vinden voor zo’n leerstelling, die in werkelijkheid is ontleend aan de oude Griekse filosofie.a
Geen behagen in zijn Woord of naam
10. Hoe bezien veel geestelijken de bijbel?
10 Er zijn nog meer punten van overeenkomst tussen het oude Jeruzalem en de hedendaagse christenheid. Jeremia verklaarde: „Zie! Zelfs het woord van Jehovah is hun tot een smaad geworden, zij kunnen daarin geen behagen scheppen” (Jeremia 6:10). De geestelijken citeren liever filosofen en geleerden dan dat zij aanhalingen doen uit het Woord van Jehovah. Velen schamen zich voor de bijbel; zij maken dit boek zelfs tot een voorwerp van bespotting door hun „hogere kritiek”. Zij beweren dat het om mythen en legenden gaat die in een fraaie literaire vorm zijn gegoten (Jeremia 7:28). En wat de naam van de Auteur van de bijbel betreft, zij minachten die. Welk bewijs hebben wij voor deze bewering?
11. Welk contrast bestaat er tussen de christenheid en Jeremia in hun gebruik van Gods naam?
11 Hoewel het Hebreeuwse Tetragram (יהוה) bijna 7000 maal in de Hebreeuwse Geschriften voorkomt, is de naam „Jehovah” of „Yahweh” in vele Engelse bijbels vervangen door het anonieme „LORD”. De naam is bijvoorbeeld totaal weggelaten uit de huidige vertalingen van de bijbel in het Afrikaans. Ook in veel Nederlandse bijbels treft men uitsluitend HERE aan. De Spaanse vertaling van Franquesa en Solé gebruikte de naam in haar oorspronkelijke uitgave. Toen de herziene versie werd uitgegeven, was de goddelijke naam verdwenen, vervangen door Señor (Heer). En zelfs als de vertalingen van de christenheid Gods naam bevatten, gebruiken de geestelijken die zelden. Jeremia echter gebruikte Gods onderscheidende naam 726 maal in zijn profetische boodschap!b
De „Koningin des Hemels” en afgoderij
12-14. (a) Met welke activiteit hielden joodse gezinnen zich ijverig bezig? (b) Hoe bezag Jehovah hun aanbidding?
12 Als wij Jeremia’s boodschap aan Jeruzalem onderzoeken, levert ons dat nog een parallel op. Toen Jehovah zijn profeet zei niet ten behoeve van het volk te bidden, zei hij ook waarom. „Ziet gij niet wat zij doen in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem? De zonen rapen sprokkelhout bijeen en de vaders steken het vuur aan en de vrouwen kneden meeldeeg.” En waarom was het hele gezin zo ijverig bezig? „Om offerkoeken te maken voor de ’koningin des hemels’”! — Jeremia 7:16-18; 44:15, 19.
13 Een joods commentaar verklaart: „De cultus van de ’koningin des hemels’ werd enthousiast en openlijk beoefend.” Hoe ongelofelijk het ook moge schijnen, de natie Juda beoefende afgoderij en schonk aanbidding aan een heidense godin, mogelijk de Babylonische vruchtbaarheidsgodin, Isjtar, de derde godheid in de Babylonische hemeltriade. Het is ook mogelijk dat deze „koningin” de corresponderende Kanaänitische godin Astoreth is geweest. — 1 Koningen 11:5, 33.
14 Naast de aanbidding van deze godin gaven zij zich aan nog andere vormen van afgoderij over. Jehovah veroordeelde hen hiervoor met de woorden: „Waarom hebben zij mij gekrenkt met hun gehouwen beelden, met hun ijdele buitenlandse goden?” De veroordeling behelsde nog meer: ’Zij hebben mijn stem niet gehoorzaamd en hebben er niet naar gewandeld, maar zij bleven wandelen naar de verstoktheid van hun hart en achter de Baälsbeelden aan, waarover hun vaderen hen hadden onderwezen’ (Jeremia 8:19; 9:13, 14). Is de christenheid in dezelfde val gelopen?
15. (a) Welke situatie met betrekking tot afgoderij treffen wij thans in de christenheid aan? Noem plaatselijke voorbeelden. (b) Welk standpunt huldigen ware christenen ten aanzien van Maria? (Zie ook Redeneren aan de hand van de Schrift, blz. 282-289.)
15 U kunt praktisch iedere kerk of kathedraal bezoeken — protestants, katholiek of orthodox — en u zult er ten minste afbeeldingen van het kruis aantreffen. Maar in de katholieke en orthodoxe invloedssferen zijn er beeltenissen van „de eeuwig-maagdelijke Heilige Maria, Moeder van de ware God” in een eindeloze variëteit van omlijstingen en standen.c Elke verheven titel is haar verleend, met inbegrip van „Koningin des hemels” en „Koningin van het universum”!d De Jeremiaklasse daarentegen heeft, met alle respect voor Maria als de moeder van Jezus en als gezalfde gelovige, zorgvuldig de apostolische raad gevolgd: „Hoedt u voor de afgoden.” — 1 Johannes 5:21; Jeremia 10:14.
De Drieëenheid vervangt de ene Soevereine Heer Jehovah
16. Welke leer baande de weg voor de verering van Maria, en hoe?
16 ’Maar’, zo vraagt u wellicht, ’hoe is deze aanbidding en verering van Maria ontstaan?’ Door een andere zet van de vroege afvallige kerk om heidense aanbidders op te nemen. De idee van drie-goden-in-één werd in de heidense wereld wijd en zijd aanvaard. De oude Romeinen hadden uit drie afdelingen bestaande tempels, „gewijd aan een triade van godheden die in geloofsovertuigingen en aanbidding verwant waren. Dat was het geval met de tempel van Jupiter Optimus Maximus op het Capitool, gewijd aan de Capitolijnse triade Jupiter-Juno-Minerva.”e
17, 18. (a) Wat is onderdrukt, waardoor de drieëenheidsleer heeft kunnen opbloeien? (b) Geef verdere argumenten uit Redeneren aan de hand van de Schrift.
17 Om de leerstelling van de „Allerheiligste Drieëenheid”, die in de derde en de vierde eeuw vorm aannam, ingang te doen vinden, moest de Katholieke Kerk de Hebreeuwse opvatting onderdrukken die zo duidelijk was verwoord in de uitspraak van Jeremia: „In geen enkel opzicht is er iemand als gij, o Jehovah. Gij zijt groot, en uw naam is groot in macht. Maar Jehovah is in waarheid God. Hij is de levende God en de Koning tot onbepaalde tijd.” Jezus bevestigde dat inzicht toen hij een aanhaling deed uit Mozes’ uitspraken: „Hoor, o Israël, Jehovah, onze God, is één Jehovah.” — Jeremia 10:6, 10; Markus 12:29; Deuteronomium 6:4.
18 Geholpen door het joodse bijgeloof „Jahweh” of „Jehovah” niet uit te spreken, liet de afvallige christenheid het gebruik van Gods naam vallen. Dit creëerde een theologisch vacuüm dat opgevuld kon worden met de ’Heilige Drievuldigheid’.f
19. (a) Wat is het resultaat geweest van het feit dat de christenheid de Drieëenheid heeft aanvaard? (b) Tot welk bedrog heeft men zijn toevlucht genomen om de argumentatie ten gunste van de Drieëenheid overeind te houden?
19 Zo heeft de christenheid verkozen ’een andere god achterna te lopen’, de drieënige god, die de joden en Christus en ware christenen totaal onbekend was. En om dit drie-in-één-mysterie overeind te houden, namen de vertalers van de christenheid zelfs hun toevlucht tot bedrog in hun King James Version.g Bovendien was een logisch uitvloeisel van de drieëenheidsleer dat een groot deel van de christenheid ook is vervallen in de aanbidding of verering van haar „Koningin des Hemels”. — Jeremia 7:17, 18, NIV.
De geestelijkheid zet aan tot vervolging
20, 21. Welke handelwijze hebben de geestelijken van de christenheid gevolgd, en welke vragen zijn nu aan de orde?
20 In het licht van het voorgaande is Jeremia’s vraag toepasselijk voor de geestelijken van de christenheid: „Hoe kunt gijlieden zeggen: ’Wij zijn wijs, en de wet van Jehovah is bij ons’? Waarlijk, ziet, de leugenstift van de secretarissen heeft niets dan leugen voortgebracht. . . . Ziet! Zij hebben Jehovah’s wóórd verworpen, en wat voor wijsheid hebben zij dan?” (Jeremia 8:8, 9) Zij hebben Jehovah verworpen en ook zijn vertegenwoordigers, zijn getuigen. Net zoals de priesters en de profeten Jeremia vervolgden, zo zijn de geestelijken van de christenheid de aanstichters geweest van het grootste deel van de tegen Jehovah’s Getuigen ingestelde wrede vervolging in deze eeuw.
21 Maar waarom hebben zij tot deze vervolging aangezet? Wat hebben de Getuigen gedaan dat hen tot woede heeft geprikkeld en vijandig heeft doen reageren? Het laatste artikel in deze serie besteedt aandacht aan deze kwestie en nog enkele verwante vragen.
[Voetnoten]
a Zie voor een gedetailleerde beschouwing van deze punten de bladzijden 345-349, 418-422, 434 van Redeneren aan de hand van de Schrift, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
b Zie voor verdere informatie over het verzwijgen van de goddelijke naam de 32 bladzijden tellende brochure De Goddelijke Naam die eeuwig zal blijven bestaan, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
c The Image of Guadalupe — Myth or Miracle, door Jody Brant Smith, blz. 6.
d The Glories of Mary, door Alphonsus de Liguori, blz. 424.
e Las Grandes Religiones Ilustradas, blz. 408.
f Zie voor een studie van de drieëenheidsleer Redeneren aan de hand van de Schrift, blz. 100-121.
g 1 Johannes 5:7 is een niet-authentieke toevoeging, en Matthéüs 24:36 waar „noch de Zoon” ontbreekt, een bedrieglijke weglating. Zie The Emphatic Diaglott, voetn., blz. 803, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc. en The Codex Sinaiticus and The Codex Alexandrinus, blz. 27, uitgegeven door de Trustees of the British Museum.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe is de hedendaagse Jeremiaklasse geïdentificeerd?
◻ Wat zijn enkele van de parallellen tussen het oude Jeruzalem en de christenheid?
◻ Hoe hebben de geestelijken de mensen doen geloven dat zij vrede met God hebben?
◻ Welke verwaarlozing en afgoderij zijn kenmerkend voor de christenheid?
[Illustratie op blz. 16]
In 1938 stelden de Getuigen de valse religie aan de kaak
[Illustraties op blz. 17]
De christenheid vertrouwt op haar aloude heiligdommen zoals de joden op de tempel vertrouwden
[Illustratie op blz. 18]
De tv-dominees van de christenheid doen miljoenen geloven dat zij „gered” of „wedergeboren” zijn