HOOFDSTUK 5
‘Zie wat een slechte, walgelijke dingen ze hier doen’
FOCUS: Het geestelijke en morele verval van het afvallige Juda
1-3. Wat wilde Jehovah Ezechiël in de tempel in Jeruzalem laten zien, en waarom? (Zie beginplaatje deel 2.)
ALS zoon van een priester kent Ezechiël de wet van Mozes goed. Hij is bekend met de tempel in Jeruzalem en weet hoe de zuivere aanbidding daar zou moeten worden uitgevoerd (Ezech. 1:3; Mal. 2:7). Maar nu, in 612 v.Chr., gebeuren er in Jehovah’s tempel dingen waar elke trouwe Jood geschokt over zou zijn, en dat geldt ook voor Ezechiël.
2 Jehovah wil dat Ezechiël ziet hoe erg de situatie in de tempel is en dat hij aan ‘de oudsten van Juda’, Joodse medeballingen die zich in zijn huis verzameld hebben, vertelt wat hij ziet (lees Ezechiël 8:1-4; Ezech. 11:24, 25; 20:1-3). Door middel van heilige geest brengt Jehovah Ezechiël (in een visioen) van zijn huis in Tel-Abib, bij de Kebar in Babylon, honderden kilometers naar het westen, naar Jeruzalem. Jehovah brengt de profeet naar de tempel, naar de noordpoort van het binnenste voorhof. Vanaf daar leidt Jehovah hem in een visioen door de tempel.
3 Ezechiël ziet nu vier schokkende taferelen die een afspiegeling zijn van het totale geestelijke verval van het volk. Wat is er met de zuivere aanbidding van Jehovah gebeurd? En welke betekenis heeft dit visioen voor ons? We gaan bespreken wat Ezechiël in de tempel ziet. Maar eerst gaan we in op wat Jehovah terecht van zijn aanbidders verwacht.
‘Ik (...) ben een God die volledige toewijding eist’
4. Wat eist Jehovah van zijn aanbidders?
4 Zo’n negen eeuwen vóór de tijd van Ezechiël maakte Jehovah duidelijk wat hij van zijn aanbidders eist. In het tweede van de tien geboden zei hij tegen de Israëlieten:a ‘Ik, Jehovah, je God, ben een God die volledige toewijding eist’ (Ex. 20:5). Met de uitdrukking ‘volledige toewijding’ gaf Jehovah aan dat hij niet zou tolereren dat de Israëlieten andere goden vereerden. Zoals we in hoofdstuk 2 hebben gezien, is de eerste voorwaarde voor zuivere aanbidding dat de ontvanger van onze toewijding Jehovah is. Zijn aanbidders moeten hem op de eerste plaats in hun leven stellen (Ex. 20:3). Eenvoudig gezegd verwacht Jehovah van zijn aanbidders dat ze geestelijk rein blijven door ware aanbidding niet met valse aanbidding te vermengen. In 1513 v.Chr. stemden de Israëlieten uit vrije wil in met het wetsverbond. Daarmee beloofden ze Jehovah volledige toewijding (Ex. 24:3-8). Jehovah houdt zich aan zijn verbonden, en hij verwachtte net zo’n loyaliteit van zijn verbondsvolk (Deut. 7:9, 10; 2 Sam. 22:26).
5, 6. Waarom verdiende Jehovah volledige toewijding van de Israëlieten?
5 Was het redelijk van Jehovah om volledige toewijding van de Israëlieten te verwachten? Absoluut! Hij is de almachtige God, de Soeverein van het universum en de Bron en Instandhouder van het leven (Ps. 36:9; Hand. 17:28). Jehovah was ook de Bevrijder van de Israëlieten. Toen hij ze de tien geboden gaf, zei hij: ‘Ik ben Jehovah, je God, die je uit Egypte heeft geleid, uit het huis van slavernij’ (Ex. 20:2). Het is duidelijk dat Jehovah recht had op exclusieve aanbidding van de Israëlieten.
6 Jehovah verandert niet (Mal. 3:6). Hij heeft altijd volledige toewijding geëist. Stel je voor hoe hij zich moet hebben gevoeld bij de vier verontrustende taferelen die hij Ezechiël vervolgens in een visioen liet zien.
Tafereel 1: Het afgodische symbool van jaloezie
7. (a) Wat deden de afvallige Joden bij de noordpoort van de tempel, en hoe reageerde Jehovah daarop? (Zie beginplaatje.) (b) In welk opzicht werd Jehovah jaloers? (Zie de voetnoot.)
7 Lees Ezechiël 8:5, 6. Ezechiël zal geschokt zijn geweest! Bij de noordpoort van de tempel vereerden afvallige Joden een afgodisch symbool, een beeld. Misschien was het een heilige paal die Asjera afbeeldde, de valse godin die de Kanaänieten als de vrouw van Baäl zagen. Wat het ook was, die afgodische Israëlieten hielden zich niet aan de voorwaarden van hun verbond met Jehovah. Door aan een beeld de toewijding te geven die alleen Jehovah toekwam, maakten ze hem jaloers; ze wekten rechtvaardige woede bij hem op (Deut. 32:16; Ezech. 5:13).b Denk hier eens over na: 400 jaar lang was het tempelheiligdom bezien als Jehovah’s woonplaats (1 Kon. 8:10-13). Maar doordat die Israëlieten afgoderij op het tempelterrein brachten, bleef Jehovah ‘ver van zijn heiligdom vandaan’.
8. Welke betekenis heeft Ezechiëls visioen van het symbool van jaloezie voor deze tijd?
8 Wat betekent Ezechiëls visioen van het symbool van jaloezie voor deze tijd? Het afvallige Juda heeft veel overeenkomsten met de christenheid. Afgoderij komt in de kerken veel voor, waardoor alle toewijding die mensen God beweren te geven waardeloos wordt. Omdat Jehovah niet verandert, kunnen we er zeker van zijn dat de christenheid net als het afvallige Juda zijn rechtvaardige woede opwekt (Jak. 1:17). Jehovah blijft ver van deze verwrongen vorm van het christendom!
9, 10. Welke les kunnen we leren van de afgodenaanbidders in de tempel?
9 Welke les kunnen we leren van die afgodenaanbidders in de tempel? Om Jehovah volledig toegewijd te zijn, moeten we ‘afgoderij ontvluchten’ (1 Kor. 10:14). Misschien denk je: ik zou nooit beelden of symbolen gebruiken bij mijn aanbidding van Jehovah! Maar er zijn meerdere vormen van afgoderij, de ene subtieler dan de andere. Een Bijbels naslagwerk zegt het zo: ‘Je zou afgoderij kunnen zien als een metafoor voor andere dingen — alles wat waarde of macht heeft en het belangrijkste in ons leven wordt, waardoor we God gaan negeren.’ Bij afgoderij kan het dus gaan om bezittingen, geld, seks of entertainment — eigenlijk alles wat in ons leven op de eerste plaats zou komen en zo de volledige toewijding zou opeisen waar Jehovah recht op heeft (Matth. 6:19-21, 24; Ef. 5:5; Kol. 3:5). We moeten oppassen voor elke vorm van afgoderij, want Jehovah heeft het exclusieve recht op onze liefde — en onze aanbidding! — 1 Joh. 5:21.
10 Bij het eerste tafereel dat Jehovah aan Ezechiël liet zien, waren ‘verschrikkelijke, walgelijke dingen’ betrokken. Toch zei Jehovah tegen zijn trouwe profeet: ‘Je zult walgelijke dingen zien die nog veel erger zijn.’ Wat zou nog erger kunnen zijn dan het vereren van dat afgodische symbool van jaloezie op het tempelterrein?
Tafereel 2: 70 oudsten die wierook offeren aan valse goden
11. Welke verontrustende dingen zag Ezechiël toen hij in het binnenste voorhof bij het tempelaltaar kwam?
11 Lees Ezechiël 8:7-12. Ezechiël maakte een gat in de muur en ging het binnenste voorhof bij het tempelaltaar binnen. Hij zag verontrustende afbeeldingen van ‘kruipende dieren, afschuwelijke beesten en alle walgelijke afgoden’c op de muur gegrift. Het waren afbeeldingen van valse goden. Nog verontrustender was wat Ezechiël daarna zag: ‘70 oudsten van het huis van Israël’ stonden ‘in de duisternis’ wierook te offeren aan die valse goden. Onder de wet beeldde aangenaam ruikende wierook de aanvaardbare gebeden van trouwe aanbidders af (Ps. 141:2). Maar de wierook die deze 70 oudsten aan de valse goden offerden was een verschrikkelijke stank voor Jehovah. Hun gebeden waren voor hem als een walgelijke geur (Spr. 15:8). Die oudsten hielden zichzelf voor de gek en dachten: ‘Jehovah ziet ons niet.’ Maar Jehovah zag hen wel en hij liet Ezechiël zien wat ze allemaal in Zijn tempel deden!
12. Waarom moeten we zelfs ‘in de duisternis’ trouw blijven, en wie moeten hierin vooral een goed voorbeeld zijn?
12 Wat kunnen we leren van Ezechiëls verslag over de 70 Israëlitische oudsten die wierook aan valse goden offerden? Jehovah zal onze gebeden alleen verhoren en onze aanbidding alleen als zuiver bezien als we hem ook ‘in de duisternis’ trouw blijven (Spr. 15:29). Houd in gedachte dat Jehovah alles kan zien wat we doen. Als Jehovah reëel voor ons is, zullen we ook als we alleen zijn niets doen wat hij afkeurt (Hebr. 4:13). Vooral ouderlingen moeten een goed voorbeeld geven in het leiden van een christelijk leven (1 Petr. 5:2, 3). Broeders en zusters verwachten terecht dat ouderlingen — die op de bijeenkomsten de leiding nemen in de aanbidding — zich ook aan Bijbelse principes houden ‘in de duisternis’, oftewel wanneer anderen hen niet zien (Ps. 101:2, 3).
Tafereel 3: ‘Vrouwen die treuren om de god Tammuz’
13. Wat zag Ezechiël afvallige vrouwen bij een van de tempelpoorten doen?
13 Lees Ezechiël 8:13, 14. Na de eerste twee taferelen van walgelijke praktijken zei Jehovah opnieuw tegen Ezechiël: ‘Je zult zien dat ze walgelijke dingen doen die nog veel erger zijn.’ Wat zag Ezechiël? Bij ‘de ingang van de noordelijke poort van het huis van Jehovah’ zag hij ‘vrouwen zitten die treurden om de god Tammuz’. Deze Mesopotamische godheid wordt in Sumerische teksten Dumuzi genoemd en was naar men denkt de echtgenoot van de vruchtbaarheidsgodin Isjtar.d De Israëlitische vrouwen waren kennelijk aan het treuren als onderdeel van een religieus ritueel dat verband hield met de dood van Tammuz. Door in Jehovah’s tempel om Tammuz te treuren, voerden die vrouwen een heidens ritueel uit in een centrum voor zuivere aanbidding. Maar een valsreligieuze viering werd niet geheiligd doordat die in Gods tempel werd uitgevoerd. Vanuit Jehovah’s standpunt deden die afvallige vrouwen ‘walgelijke dingen’!
14. Wat kunnen we leren van Jehovah’s kijk op wat de afvallige vrouwen deden?
14 Wat kunnen we leren van Jehovah’s kijk op wat die vrouwen deden? Als we onze aanbidding zuiver willen houden, mogen we die nooit vermengen met onreine heidense gebruiken. Daarom moeten we niets te maken willen hebben met feestdagen met een heidense oorsprong. Maakt de oorsprong echt iets uit? Ja! De gebruiken die horen bij bepaalde feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, lijken tegenwoordig misschien onschuldig. Maar vergeet niet dat Jehovah de heidense religieuze gebruiken die nu feestdagen zijn geworden, persoonlijk heeft gezien. Voor Jehovah worden heidense gebruiken niet minder walgelijk met het verstrijken van de tijd of door pogingen om ze te vermengen met de zuivere aanbidding (2 Kor. 6:17; Openb. 18:2, 4).
Tafereel 4: 25 mannen ‘buigen zich neer voor de zon’
15, 16. Wat deden 25 mannen in het binnenste voorhof van de tempel, en waarom was dat zo beledigend voor Jehovah?
15 Lees Ezechiël 8:15-18. Jehovah introduceerde het vierde en laatste tafereel met de inmiddels bekende woorden: ‘Je zult walgelijke dingen zien die nog veel erger zijn dan dit.’ Misschien vroeg de profeet zich af: wat kan er nog erger zijn dan de dingen die ik al gezien heb? Ezechiël was nu in het binnenste voorhof van de tempel. Daar, bij de ingang van de tempel, zag hij 25 mannen die zich neerbogen om ‘de zon in het oosten’ te aanbidden. Die mannen hadden Jehovah bijna niet erger kunnen beledigen.
16 Stel je het tafereel eens voor: de ingang van Gods tempel keek uit op het oosten. Aanbidders die de tempel binnengingen keken naar het westen en hadden hun rug naar de opgaande zon in het oosten. Maar de 25 mannen in het visioen keerden ‘hun rug naar de tempel’ en keken naar het oosten zodat ze de zon konden aanbidden. Op die manier keerden ze Jehovah de rug toe, want de tempel was ‘het huis van Jehovah’ (1 Kon. 8:10-13). Die 25 mannen waren afvalligen. Ze negeerden Jehovah en overtraden het gebod in Deuteronomium 4:15-19. Wat een belediging voor de God die recht heeft op volledige toewijding!
Jehovah verdient volledige toewijding van zijn aanbidders
17, 18. (a) Welke les kunnen we leren van het verslag over de zonaanbidders in de tempel? (b) Wat beschadigden de afvallige Israëlieten, en op welke manier?
17 Wat kunnen we leren van het verslag over die zonaanbidders? Om onze aanbidding zuiver te houden, moeten we ons voor geestelijke leiding tot Jehovah wenden. Bedenk dat ‘Jehovah God een zon is’ en dat zijn Woord ‘een licht’ op ons pad is (Ps. 84:11; 119:105). Via zijn Woord en de Bijbelse publicaties van zijn organisatie verlicht hij ons hart en onze geest. Hij laat ons zien hoe we keuzes kunnen maken die nu al tot een gelukkig leven leiden en in de toekomst tot eeuwig leven. Als we ons tot deze wereld zouden wenden voor leiding, zouden we Jehovah de rug toekeren. Daardoor zouden we hem beledigen en diep kwetsen. Dat zouden we Jehovah nooit willen aandoen! Ezechiëls visioen is ook een waarschuwing voor ons om personen te mijden die de waarheid de rug toekeren, namelijk afvalligen (Spr. 11:9).
18 Ezechiël zag dus vier schokkende taferelen van afgoderij en valse aanbidding waaruit bleek hoe diep de geestelijke verontreiniging van het afvallige Juda zat. Door hun geestelijke onreinheid beschadigden de Israëlieten als volk hun band met God. Maar geestelijke onreinheid en moreel verval gaan hand in hand. Het is dus niet zo verrassend dat de afvallige Israëlieten ook allerlei morele overtredingen begingen. Daarmee ondermijnden ze niet alleen hun band met God maar ook hun band met andere mensen. We gaan nu bespreken hoe Ezechiël onder inspiratie het morele verval van het afvallige Juda beschreef.
Morele onreinheid: ‘Ze maken zich schuldig aan schandelijk gedrag’
19. Hoe beschreef Ezechiël het morele verval van Jehovah’s verbondsvolk?
19 Lees Ezechiël 22:3-12. Het hele volk — van hoog tot laag — was in moreel opzicht verdorven. De leiders gebruikten hun gezag om onschuldig bloed te vergieten. Blijkbaar negeerden de meeste mensen, net als hun leiders, Gods wet. Kinderen behandelden hun ouders ‘met minachting’. Incest kwam veel voor. De opstandige Israëlieten lichtten vreemdelingen op en behandelden vaderloze kinderen en weduwen slecht. Israëlitische mannen onteerden de vrouw van hun naaste. Het volk gaf zich volledig over aan hebzucht door middel van omkoperij, afpersing en het eisen van woekerrente. Wat moet het Jehovah pijn hebben gedaan om te zien hoe zijn verbondsvolk zijn wet met voeten trad en de liefdevolle geest erachter negeerde! Hun morele verval raakte Jehovah persoonlijk. Hij gaf Ezechiël opdracht tegen het immorele volk te zeggen: ‘Je bent mij totaal vergeten.’
20. Waarom zijn Ezechiëls woorden over het morele verval van Juda relevant voor ons?
20 Waarom zijn Ezechiëls woorden over de morele onreinheid van Juda relevant voor onze tijd? De situatie in het afvallige Juda doet denken aan het morele verval in de wereld waarin wij leven. Politieke leiders hebben hun macht misbruikt en het volk onderdrukt. Religieuze leiders — vooral de geestelijken van de christenheid — hebben hun zegen gegeven aan oorlogen die miljoenen slachtoffers hebben geëist. De geestelijkheid heeft de duidelijke, zuivere normen van de Bijbel op het gebied van de seksuele moraal afgezwakt. Als gevolg daarvan worden de morele normen van de wereld om ons heen steeds lager. Jehovah zou tegen de christenheid precies hetzelfde zeggen als tegen het afvallige Juda: ‘Je bent mij totaal vergeten.’
21. Wat kunnen we leren van de morele onreinheid van Juda?
21 Wat kunnen wij als Jehovah’s volk leren van de morele onreinheid van Juda? Om Jehovah op een aanvaardbare manier te dienen, moet ons gedrag in alle opzichten rein zijn. Dat is echt een uitdaging in deze moreel verdorven wereld (2 Tim. 3:1-5). Maar we weten hoe Jehovah denkt over alle vormen van morele verdorvenheid (1 Kor. 6:9, 10). We houden vast aan Jehovah’s morele normen omdat we van hem en van zijn wetten houden (Ps. 119:97; 1 Joh. 5:3). Als we moreel onrein zouden worden, zouden we laten zien dat we niet van onze heilige en reine God houden. We willen Jehovah nooit een reden geven om tegen ons te zeggen: ‘Je bent mij totaal vergeten.’
22. (a) Waartoe heeft Jehovah’s ontmaskering van Juda jou gemotiveerd? (b) Waar gaat het volgende hoofdstuk over?
22 Jehovah’s ontmaskering van het geestelijke en morele verval van Juda heeft ons waardevolle lessen geleerd. We zijn ongetwijfeld gesterkt in ons besluit om Jehovah de volledige toewijding te geven die hij absoluut verdient. We moeten dus elke vorm van afgoderij mijden en moreel rein blijven. Maar wat deed Jehovah met zijn ontrouwe volk? Aan het eind van dit visioen zei Jehovah duidelijk tegen zijn profeet: ‘Ik zal handelen in woede’ (Ezech. 8:17, 18). We willen graag weten welke actie Jehovah tegen het ontrouwe Juda ondernam, want deze wereld zal een vergelijkbaar oordeel ondergaan. In het volgende hoofdstuk wordt besproken hoe Jehovah’s oordelen tegen Juda in vervulling gingen.
a In het boek Ezechiël wordt het woord Israël vaak gebruikt voor de inwoners van Juda en Jeruzalem (Ezech. 12:19, 22; 18:2; 21:2, 3).
b Het gebruik van het woord jaloezie laat zien hoe belangrijk Jehovah trouw aan hem vindt. Het doet denken aan de jaloerse woede die een man voelt als zijn vrouw hem ontrouw is (Spr. 6:34). Net als zo’n man werd Jehovah terecht woedend wanneer zijn verbondsvolk hem ontrouw werd door beelden te aanbidden. Een naslagwerk zegt: ‘Gods jaloezie (...) komt voort uit Zijn heiligheid. Omdat Hij alleen de Heilige is (...), zal Hij geen rivaal tolereren’ (Ex. 34:14).
c De Hebreeuwse term die met ‘walgelijke afgoden’ wordt weergegeven, is misschien verwant aan een Hebreeuws woord voor uitwerpselen en werd gebruikt als een uiting van minachting.
d Er zijn geen bewijzen voor de bewering dat Tammuz een andere naam is voor Nimrod.