-
De regering van de „Vredevorst” te midden van vijandenWereldomvattende zekerheid onder de „Vredevorst”
-
-
10, 11. (a) Wat zei God bij monde van zijn profeet Ezechiël met betrekking tot de troon van David? (b) Wie bleek „het wettelijke recht” op Davids troon te bezitten? (c) Wat zei de menigte joden toen hij zich als de wettige erfgenaam aanbood?
10 Kort voor de eerste verwoesting van het oude Jeruzalem liet Jehovah zijn profeet Ezechiël de volgende woorden tot de koning ervan richten: „Wat u betreft, o dodelijk gewonde, goddeloze overste van Israël, wiens dag gekomen is in de tijd van de dwaling van het einde,
-