EN-EGLAÏM
(En-E̱glaïm) [Bron der twee kalveren].
Volgens een aan Ezechiël gegeven visioen dat een symbolische betekenis had, zou het zoute water van de Dode Zee „gezond gemaakt” worden en zouden er van En-Gedi tot En-Eglaïm vissers langs haar oevers staan (Ez 47:8-10). De naam zelf geeft te kennen dat de plaats bij een bron lag. De meeste geleerden brengen En-Eglaïm in verband met ʽAin Feshka, dicht bij het NW-einde van de Dode Zee. ʽAin Feshka en het ongeveer 29 km naar het Z gelegen ʽAin Jidi (waarin de naam En-Gedi bewaard is gebleven) zijn de twee belangrijkste oasen aan de westelijke oever van de Dode Zee. Anderen daarentegen vermoeden dat En-Eglaïm een plaats was aan de ZO-oever van de Dode Zee, dicht bij Zoar. Op grond van oude documenten die gewag maken van het district ʽAgaltain, kwam Y. Yadin tot de volgende conclusie: „Er bestaat geen twijfel over dat ’het district ʽAgaltain’ het zuidoostelijke deel van de Dode Zee is . . . Als er in Ezechiëls profetie over de Dode Zee (Ezech. 47:10: ’en het zal geschieden dat er vissers langs zullen staan van En-Gedi zelfs tot En-Eglaïm toe’) verband bestaat tussen ʽAgaltain en En-Eglaïm, moet deze passage zo worden uitgelegd dat de Zee van kust tot kust gezond gemaakt zal worden — een zeer aanschouwelijk en duidelijk beeld. Men hoeft En-Eglaïm niet aan de westkust te zoeken (onlangs werd geopperd het met Ain-Feshkha te identificeren), want daardoor zou het profetische visioen slechts tot de westelijke oever worden beperkt.” — Israel Exploration Journal, Jeruzalem, 1962, Deel 12, blz. 250, 251.