De God der waarheid in rechtschapenheid dienen
„Onderricht mij, o Jehovah, omtrent uw weg. Ik zal in uw waarheid wandelen.” — PSALM 86:11.
1, 2. (a) Hoe zou Gods voorziening voor de mensheid toegelicht kunnen worden? (b) Hoe wordt het werk van Gods handen en de eigenzinnigheid van de mens in de Schrift beschreven?
STELT u zich eens voor dat u in een dorre woestijn loopt die verstoken is van alle leven. Plotseling komt u bij een prachtig huis. Het is voorzien van air-conditioning, verwarming, sanitair en elektriciteit. De koelkast en de voorraadkasten zijn vol met voedsel. De kelder bevat brandstof en een grote hoeveelheid andere voorraden. Zou u zeggen dat het daar allemaal zomaar bij toeval is gekomen? Zou u dankbaar zijn als de eigenaar u vroeg in dat huis te logeren en ervan te genieten?
2 Welnu, deze verrukkelijke aarde waarop wij leven, is net als dat huis. Lang voordat de mensheid werd geschapen, heeft onze liefdevolle God deze aarde in gereedheid gebracht opdat ze ons tehuis zou worden, en hij heeft alles verschaft wat wij nodig zouden hebben om gelukkig te kunnen zijn (Jesaja 45:12, 18). Zijn wij deze edelmoedige Verzorger geen dank verschuldigd? Onder inspiratie van Hem werden de volgende bijbelwoorden in Hebreeën 3:4 opgetekend: „Natuurlijk wordt elk huis door iemand gebouwd, maar hij die alle dingen heeft gebouwd, is God.” Het treurige feit doet zich voor dat zelfzuchtige mensen zich als vandalen gedragen met betrekking tot het werk van Gods handen op aarde en ermee voortgaan vernielingen aan te richten. — Deuteronomium 32:3-5.
3. Wat zegt de bijbel over Jehovah’s edelmoedigheid in deze tijd en voor de toekomst?
3 Zelfs tot tegenstanders van de waarheid kon de apostel Paulus over God zeggen dat „hij toch niet heeft nagelaten getuigenis van zichzelf te geven door goed te doen, door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen” (Handelingen 14:17). Hoeveel te meer kan Jehovah degenen zegenen die hem in rechtschapenheid dienen! Ook al oefenen de ontberingen en lasten van deze „laatste dagen” druk op ons uit, toch bestaat de glorierijke hoop dat de Soevereine Heer Jehovah in de nabije toekomst beslist een waar feestmaal van goede dingen zal verschaffen voor degenen die hem liefhebben en dat hij de tranen van alle aangezichten zal wissen. — 2 Timótheüs 3:1; Jesaja 25:6-8.
Het wonder van het menselijk intellect
4. (a) Voor welk dilemma staan computergeleerden? (b) Wat zegt Jeremia 33:2, 3 over de Maker van het menselijk brein?
4 Al verscheidene jaren lang proberen geleerden computers te maken die echt denken. Maar nu geven zij toe dat zij al bij de eerste stap blijven steken. Hoe dat zo? Wel, zij bekennen dat de structuur van het menselijk oog hun de baas is. Als zij zoiets als het oog niet kunnen namaken, hoe kunnen zij dan aan de hersenen beginnen, en hoe zullen zij ooit het denkvermogen kunnen reproduceren? Wat is het menselijk brein toch een wonder! Elke seconde stromen honderd miljoen bits (eenheidjes) informatie dit orgaan binnen om gezift, gesorteerd en in het leven van bewust denkende mensen toegepast te worden. De meest geavanceerde computer is daarmee in de verste verte niet te vergelijken. Wat een schitterend getuigenis van de allesovertreffende wijsheid van de liefdevolle God die ons heeft gemaakt! Wij kunnen blij zijn dat onze Maker en Formeerder, Jehovah God, ons met intelligentie heeft begiftigd en dat wij onze hersenen mogen gebruiken om de „grote en onbegrijpelijke dingen” te leren die hij op zijn eigen bestemde tijd en wijze aan ons openbaart. — Jeremia 33:2, 3.
5. (a) Welk wonder van groei vindt alleen bij mensen plaats? (b) Hoe zijn Elihu’s woorden passend?
5 Het wonder van de menselijke hersenen begint in de baarmoeder, waar hersencellen zich al drie weken na de conceptie beginnen te vormen. Ze vermenigvuldigen zich met vlagen: soms wel een kwart miljoen cellen per minuut. Gedurende het eerste jaar na de geboorte verdrievoudigt de omvang van de hersenen van de baby zich, waaruit blijkt dat ze volkomen verschillend zijn van de hersenen van elk dier, met inbegrip van de mensaap. Al gauw weet het kind met talen om te gaan en kan het over dingen nadenken en morele kwesties en geestelijke waarden begrijpen. Hoe zouden deze vermogens ooit uit redeloze dieren geëvolueerd kunnen zijn? Elihu zei dan ook terecht over onze God en Grote Maker: „Hij is Degene die ons meer leert dan de dieren der aarde, en hij maakt ons zelfs wijzer dan de vliegende schepselen van de hemel.” — Job 35:10, 11.
6. (a) Welke verklaring geeft de Schrift voor de wonderbaarlijke wijze waarop de mens is gemaakt? (b) Hoe kunnen wij onze door God geschonken vermogens op liefdevolle wijze gebruiken?
6 Dit wonder, het menselijk intellect, stemt overeen met Genesis 1:27, waar staat: „God ging ertoe over de mens te scheppen naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem; als man en als vrouw schiep hij hen.” Dienen wij niet dankbaar te zijn voor de wijze waarop God ons heeft gemaakt? David was dat beslist. Hij loofde Jehovah met de woorden: „Ik zal u prijzen omdat ik op een vrees inboezemende wijze wonderbaar ben gemaakt. Uw werken zijn wonderbaar” (Psalm 139:14). Prijzen wij onze God niet om dezelfde reden? Bovendien mogen wij onze door God geschonken hersenen en ons lichaam gebruiken om de uitdaging te beantwoorden die Satan onze God in het gezicht geslingerd heeft. Wij kunnen Jehovah als rechtschapenheidbewaarders dienen. — Spreuken 27:11.
Houd aan de waarheid vast
7, 8. (a) Welke tegenstellingen blijken er tussen waarheid en theorie te bestaan? (b) Wat zeggen welingelichte mensen thans over evolutie? (c) Waarom moet evolutie eerder met lichtgelovigheid dan met geloof in verband gebracht worden?
7 De waarheid moet zegevieren! Wij die Jehovah liefhebben, moeten aan de waarheid vasthouden door met gebruikmaking van onze verstandelijke vermogens te verkiezen de loopbaan van rechtschapenheid te volgen. De waarheid inzake schepping is een vaststaand feit. Er valt niet aan te tornen. Ze heeft de toets der millennia doorstaan. Na iets meer dan een eeuw bestaan te hebben, staat die grote onwaarheid, de theorie der evolutie, op het punt afgedankt te worden. Dit is niet slechts onze mening. Veel onbevooroordeelde wetenschapsmensen, rechtsgeleerden, onderzoekers en andere welingelichte personen zijn het hiermee eens. Sprekend over de bestaande twistpunten met betrekking tot „de beginselen van evolutie, zoals die door Darwin en anderen zijn vastgesteld”, vatte The New York Times de situatie samen met de woorden: „Op dit terrein heerst grote verwarring.” Een welingelichte geleerde schrijft: „Wij geven toe dat er zich in het bewijsmateriaal voor evolutie enorme leemten bevinden. . . . Ja, evolutie is slechts een theorie. Evolutie aanvaarden, is dus een geloofsdaad.”
8 Maar is het aanvaarden van evolutie werkelijk een geloofsdaad? Wij zouden zeggen dat het veeleer een daad van lichtgelovigheid is. Geloof heeft een hecht fundament. In Hebreeën 11:1 wordt ons verteld dat geloof „de duidelijke demonstratie van werkelijkheden” is. De bewijzen dat het bijbelse verslag is gebaseerd op werkelijkheden en dat het de waarheid is, zijn overweldigend (2 Timótheüs 3:16, 17; Romeinen 15:4). Anderzijds is het zo dat hoe meer de evolutionisten zich in hun zaak verdiepen, hoe meer tegenstrijdigheden zij naar boven brengen die zij tegenover de lichtgelovigen trachten te verdedigen.
Zijn er aapmensen geweest?
9. Hoe talrijk zijn aapmensfossielen, en waar behoren ze thuis?
9 In de 130 jaar dat evolutionisten naar fossielen van de ontbrekende schakel tussen aap en mens hebben gezocht, zijn zij met slechts een armzalig hoopje beenderen voor de dag gekomen. Volgens het tijdschrift Science Digest „passen alle tastbare bewijzen die wij voor de evolutie van de mens bezitten, nog steeds in één enkele doodskist, en dan is er nog ruimte over!” Dat is ongetwijfeld de plaats waar zulke zogenaamde bewijzen thuishoren — met het deksel van de doodskist stevig dichtgespijkerd!
10. Hoe eerlijk zijn de door tekenaars vervaardigde reconstructies van aapmensen?
10 De illustraties van aapmensen die in tijdschriften verschijnen en die ter ondersteuning van de evolutietheorie worden gebruikt, zijn niets meer dan verdichtsels van de verbeelding, getekend op basis van een paar kleine fragmenten van een schedel of een kaakbeen. Op bladzijde 1 van The New York Times van 16 augustus 1985 verscheen bijvoorbeeld een afbeelding van een „door een tekenaar vervaardigde reconstructie van Amphipithecus, de vroegst bekende hogere primaat . . . waaruit mensen zijn geëvolueerd”, en daarop waren zijn harige hoofd en handen te zien. Waaruit was deze afbeelding gereconstrueerd? In het begeleidende artikel stond: „Het achterste gedeelte van een onderkaak . . . te zamen met het fragment van de voorkant van een kaak, dat een halve eeuw voordien was gevonden.” Maar kan een volledig hoofd, met haar en al, werkelijk op basis van twee zulke fragmenten gereconstrueerd worden? In het artikel werd een aan de Harvard-universiteit verbonden antropoloog aangehaald die deze fossielen een „zee van licht in een eindeloze duisternis” noemde. Maar kunnen ze werkelijk met licht vergeleken worden?
11. Hoe kan Jesaja 59:15 in verband met de zogenaamde aapmensen worden toegepast?
11 De schedel van de Piltdownmens zal door sommigen ook als zo’n „zee van licht” beschouwd zijn. Deze schedel heeft ongeveer veertig jaar lang in het middelpunt van de evolutionaire belangstelling gestaan maar werd in 1953 ontmaskerd als een bijeenraapsel van beenderfragmenten, zowel van dierlijke als van menselijke oorsprong, die op bedrieglijke wijze als een grap in elkaar gezet waren! Met de woorden van de profeet Jesaja kan er over deze theoretische aapmensen gezegd worden: „De waarheid blijkt te ontbreken.” — Jesaja 59:15.
Een profetische parallel
12. Welke verfoeilijkheden zag Ezechiël?
12 De goddeloze christenheid van thans werd afgeschaduwd door het ontrouwe Jeruzalem uit de oudheid. In het jaar 612 v.G.T. gaf de Soevereine Heer Jehovah Ezechiël een visioen waarin Hij Zijn profeet van Babylon naar Jeruzalem overbracht. Daar, in het voorhof van de tempel, zag Ezechiël een afschuwelijk afgodisch symbool. Jehovah liet hem vervolgens een bestaand gat in de muur verder uitboren en groter maken. Daarna zei hij tot Ezechiël: „Ga naar binnen en zie de boze verfoeilijkheden die zij hier doen.” Wat zag hij? Welnu, in de binnenkamers van Jehovah’s huis van aanbidding „was elke afbeelding van kruipend gedierte en gruwelijke beesten, en al de drekgoden van het huis van Israël, overal rondom op de muur gegrift”. — Ezechiël 8:1, 7-10.
13. (a) Welke parallelle situatie bestaat er thans in de christenheid? (b) Hoe bezag Jezus het bijbelse scheppingsverslag?
13 Als een parallel met dit visioen treffen wij in deze tijd een schokkende situatie onder de geestelijken van de christenheid aan. Voor het merendeel heeft deze „mens der wetteloosheid” het bijbelse scheppingsverslag verworpen (2 Thessalonicenzen 2:3). Of de geestelijken doen net als de afvalligen in Ezechiëls tijd hun best evolutie met de bijbel te vermengen, waarbij zij verklaren dat de eerste hoofdstukken van Genesis uit mythen of zinnebeeldige voorstellingen bestaan. Het wetenschappelijke axioma negerend dat de eenvoudigste uitleg vaak de ware is, zeggen zij dat het bijbelse verslag te naïef voor hen is. Hun opgeblazen verstand vraagt naar iets wat intellectualistischer en gecompliceerder is. Zij verhogen zich boven Jezus Christus, die naar het letterlijke Genesisverslag verwees als „waarheid”. — Johannes 17:17; Matthéüs 19:4-6.
14. Hoe blijven „oudere mannen” thans in gebreke hun kudden voor te gaan, en waartoe zal dit leiden?
14 Ezechiël zag in zijn visioen „zeventig mannen van de oudere mannen van het huis van Israël” hun aanbidding verrichten vóór die afbeeldingen van „kruipend gedierte en gruwelijke beesten” (Ezechiël 8:10, 11). Dit is te vergelijken met wat de hedendaagse geestelijken doen die openlijk beweren dat de mensheid uit zulke beesten is geëvolueerd! Deze „oudere mannen” behoren hun kudden op de weg der waarheid voor te gaan. Maar is Jezus’ beschrijving in Matthéüs 15:14 niet op hen van toepassing? Jezus zei: „Zij zijn blinde gidsen. Indien nu een blinde een blinde leidt, zullen beiden in een kuil vallen.” Zij kunnen zo’n kuil vinden in de „eindeloze duisternis” waar de evolutionisten rondtasten.
15. Hoe geven geestelijken die de evolutietheorie aanvaarden, er verder blijk van deel uit te maken van „de mens der wetteloosheid”?
15 Jehovah vroeg Ezechiël vervolgens: „Hebt gij gezien, o mensenzoon, wat de oudere mannen van het huis van Israël in de duisternis doen, ieder in de binnenkamers van zijn pronkstuk? Want zij zeggen: ’Jehovah ziet ons niet. Jehovah heeft het land verlaten’” (Ezechiël 8:12). Geestelijken die menselijke filosofieën onderschrijven, geven er op soortgelijke wijze blijk van dat zij deel uitmaken van „de mens der wetteloosheid”. Zij verlaten Gods wet, waartoe ook het boek Genesis behoort (Handelingen 7:53). Zij leiden hun kudden in de duisternis van werelds denken, zoals bijvoorbeeld de onbewezen en niet te bewijzen evolutietheorie. Zij „hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht” der waarheid. — Johannes 3:19.
16. Welke overeenkomst blijkt er te bestaan tussen „de oudere mannen” in Ezechiëls tijd en veel geestelijken in deze tijd?
16 Evenals die joodse oudere mannen hun valse aanbidding in de tempel te Jeruzalem brachten, trachten vals-religieuze leiders in deze tijd aan het etiket „christelijk” vast te houden. Maar geloof in evolutie is niet christelijk. Het aanvaarden van deze theorie heeft ertoe geleid dat velen God de rug hebben toegekeerd. Het heeft in niet geringe mate bijgedragen tot de onafhankelijkheid, het geweld en het terrorisme van onze twintigste eeuw, waarbij natiën en afzonderlijke personen de evolutionaire stelregel van „overleving van de geschiktsten” aannemen. De evolutietheorie heeft de mens geleerd dat hij geen verantwoordelijkheid draagt tegenover een Schepper (Romeinen 9:28). De mensen hebben zich daarom vrij gevoeld te ’doen waar zij zin in hebben’, zonder aan God te denken.
17. In welke opzichten maken geestelijken die de evolutietheorie aanvaarden, zich aan een ernstige dwaling schuldig?
17 Religieuze leiders die de evolutietheorie aanvaarden, zeggen in feite: „Jehovah ziet ons niet. Jehovah heeft het land verlaten.” Aangezien zij deze filosofie aannemen, voelen zij zich niet aansprakelijk tegenover hem. Ja, hun opvatting van God wordt verduisterd door hun geloof in een mysterieuze, onverklaarbare Drieëenheid van goden. In overeenstemming met deze zienswijze willen zij zich graag ontdoen van niets minder dan de naam van de ene ware God, Jehovah, door in het geheel geen melding van de naam te maken en die zorgvuldig uit hun bijbelvertalingen te verwijderen. Zij zijn bang tegen de populaire wereldse evolutieleer in te gaan.
18. Welke afrekening wacht de evolutietheorie en de ondersteuners ervan?
18 Jehovah zegt passend door bemiddeling van een andere profeet: „Omdat dit volk genaderd is met zijn mond en zij mij slechts met hun lippen verheerlijkt hebben en hun hart zelf ver van mij verwijderd hebben en hun vrees ten opzichte van mij een gebod van mensen wordt dat wordt onderwezen, daarom, hier ben ik, Degene die wederom wonderlijk met dit volk zal handelen, op een wonderlijke wijze en met iets wonderlijks; en de wijsheid van hun wijze mannen moet vergaan, en zelfs het verstand van hun beleidvolle mannen zal schuilgaan” (Jesaja 29:13, 14). Op z’n laatst zullen de godonterende evolutietheorie en de zogenaamde „christenen” die deze theorie aannemen, in de dag van Jehovah’s brandende toorn met die afrekening te maken krijgen. — Zefanja 3:8.
Ten behoeve van de waarheid dienst verrichten
19. (a) Waarom hebben velen evolutie aangenomen? (b) In welke vreugde kunnen zachtmoedigen thans delen?
19 Wij leven inderdaad in een goddeloze wereld! Valse religie en verkeerd gerichte wetenschappelijke trots hebben daartoe bijgedragen. Vanwege de absurditeiten in de leringen van „de mens der wetteloosheid”, de geestelijken van de christenheid, hebben velen zich van religie afgekeerd. Sommigen van hen hebben zich aan evolutie vastgeklampt, ongeveer net zoals iemand die bijna verdrinkt, een rietstengel zal vastgrijpen. Anderen hebben het geloof in evolutie aangenomen omdat de godloosheid ervan hen schijnt te bevrijden van verantwoordelijkheid jegens een Schepper-God. (Vergelijk Romeinen 1:21-23.) Maar de nederige, zachtmoedige leden van de mensheid verheugen zich er thans in kennis te verwerven van de Soevereine Heer Jehovah, van de regerende Koning Jezus Christus en van Gods Koninkrijksvoornemens, die spoedig op glorierijke wijze verwezenlijkt zullen worden. — Romeinen 16:20; 1 Korinthiërs 15:25, 26.
20. (a) Welke grootse belofte wordt thans reeds vervuld? (b) Hoe is dit in 1985 waar gebleken? (c) Hoe kunt u er blijk van geven dat u de God der waarheid in rechtschapenheid dient?
20 Wat zijn wij, als Jehovah’s Getuigen, gelukkig dat wij over de gehele aarde verenigd zijn in de ijverige bekendmaking van de waarheid! Gods geest is op machtige wijze werkzaam ten aanzien van zijn organisatie, zodat wij reeds de vervulling zien van de belofte: „De aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken” (Jesaja 11:9). Het wereldomvattende getuigenis dat gedurende 1985 door Jehovah’s volk werd gegeven, had tot resultaat dat er in ruim tweehonderd talen 339.351.170 bijbels en bijbelverklarende publikaties werden verspreid. Meer dan drie miljoen van ons hadden het voorrecht „in het openbaar en van huis tot huis” een aandeel aan dit grootse wereldomvattende predikingswerk te hebben (Handelingen 20:20). Moge Jehovah ons rijkelijk blijven zegenen als wij ernaar streven onze rechtschapenheid in het dienen van de God der waarheid te bewaren.
Wat is uw commentaar?
◻ Welke wonderen van het menselijk brein duiden op een alwijze Maker?
◻ Waarom is het onjuist te zeggen dat het aanvaarden van evolutie een geloofsdaad is?
◻ Hoeveel bewijzen zijn er dat er werkelijk aapmensen hebben bestaan?
◻ Hoe kan Ezechiël 8:7-12 van toepassing worden gebracht op heel wat religieuze leiders in deze tijd?
◻ Welke resultaten werpt het af de God der waarheid in rechtschapenheid te dienen?
[Kader op blz. 21]
Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?
Het boek met bovenstaande titel werd in 1985 en 1986 op veel „Rechtschapenheidbewaarders”-congressen van Jehovah’s Getuigen op de gehele aarde vrijgegeven. Het is nu gepubliceerd in de volgende talen: Chinees, Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Italiaans, Japans, Nederlands, Portugees en Spaans.
[Illustratie op blz. 19]
Is het eerlijk dat tekenaars uit enkele beenfragmenten aapmensen reconstrueren?
[Illustratie op blz. 20]
Jehovah’s Getuigen hebben ’de aarde vervuld’ met kennis van Jehovah