-
Goddelijke zegeningen voor degenen „die inzicht hebben”De Wachttoren 1987 | 1 juli
-
-
Vervolgens voorzegt de engel, nadat hij zo’n opmerkelijk overzicht heeft gegeven van nog toekomstige geschiedenis, enkele van de rijke zegeningen waarin Gods volk zich „in het laatst der dagen” zal verheugen. — Daniël 10:14.
Een tijd van opstandingen
2. Hoe zijn sommige doden gedurende „het laatst der dagen” ’ontwaakt’?
2 De engel vertelt Daniël: „En er zullen er velen zijn van hen die in de stofbodem slapen, die zullen ontwaken, dezen tot leven voor onbepaalde tijd en die tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd” (Daniël 12:2). „Het laatst der dagen” is klaarblijkelijk een tijd voor opstandingen, een tijd waarin degenen „die in de stofbodem slapen”, opgewekt zullen worden. Eén zo’n ontwaken begon kort nadat Jezus in 1914 Koning was geworden (Matthéüs 24:3). Naar die tijd vooruitkijkend, schreef de apostel Paulus: „Wij, de levenden, die in leven blijven tot de tegenwoordigheid van de Heer, [zullen] de ontslapenen in geen geval . . . vóórgaan . . . Zij die dood zijn in eendracht met Christus zullen eerst opstaan” (1 Thessalonicenzen 4:15, 16; Openbaring 6:9-11). Klaarblijkelijk wekte Jezus dus kort na 1914 de reeds in getrouwheid gestorven leden van „het Israël Gods” uit de doden op tot geestelijk leven in de hemel (Galaten 6:16). Zij ontwaakten tot „leven voor onbepaalde tijd”.
3, 4. Hoe kwam het dat een groep getrouwe dienstknechten van God in 1918 ’gedood’ werd?
3 Maar de woorden van de engel behelzen ongetwijfeld ook nog een andere opstanding. Gedurende ongeveer veertig jaar voorafgaande aan 1914 had een kleine groep christenen de waarschuwing doen horen dat in dat jaar de door Jezus voorzegde tijden der heidenen zouden eindigen (Lukas 21:24). Deze christenen hadden in 1884 rechtspersoonlijkheid verkregen voor Zion’s Watch Tower Tract Society en zij publiceerden de resultaten van hun bijbelonderzoek in een tijdschrift dat Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence werd genoemd.
4 In 1914 werd de waarheid van de door hen bekendgemaakte boodschap op dramatische wijze bevestigd toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de door Jezus voorzegde „weeën der benauwdheid” een aanvang namen (Matthéüs 24:7, 8). Nochtans benutten hun religieuze vijanden de oorlogshysterie om hen te vervolgen totdat uiteindelijk, in 1918, vrijwel een halt was toegeroepen aan hun predikingswerk en vooraanstaande functionarissen van het Wachttorengenootschap ten onrechte in de gevangenis waren opgesloten. Dit veroorzaakte in de gelederen van sommigen grote vreugde. Ook werd hierdoor de volgende in het boek Openbaring opgetekende profetie vervuld: „En wanneer zij hun getuigenisgeven hebben geëindigd, zal het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen hen voeren en hen overwinnen en hen doden.” — Openbaring 11:7.
5, 6. Hoe was datgene wat deze groep in 1919 meemaakte, een vervulling van de profetie dat „velen . . . van hen die in de stofbodem slapen, . . . zullen ontwaken”?
5 Volgens de profetie zouden zij echter niet ’dood’ blijven. „En na de drie en een halve dag voer levensgeest van God in hen, en zij gingen op hun voeten staan, en grote vrees overviel degenen die hen aanschouwden. . . . En in de wolk stegen zij tot in de hemel op, en hun vijanden aanschouwden hen” (Openbaring 11:11, 12; Ezechiël 37:1-14). Hun opstanding was klaarblijkelijk een symbolische opstanding, want een letterlijke opstanding tot geestelijk leven in de hemel zou niet zichtbaar zijn geweest voor hun vijanden. In plaats daarvan werden zij ten aanschouwen van hen die hun einde hadden beraamd, uit een met de dood te vergelijken toestand van inactiviteit opgewekt tot een toestand van bruisende activiteit. In 1919 werden de vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap uit de gevangenis ontslagen, werd het predikingswerk gereorganiseerd en was de wereld getuige van het begin van de grootste Koninkrijkspredikingsveldtocht die ooit in de geschiedenis had plaatsgevonden. — Matthéüs 24:14.
6 In deze symbolische betekenis ’ontwaakten velen die in de stofbodem sliepen’. Toen, te beginnen in 1919, begon die kleine ontwaakte groep Bijbelonderzoekers op zoek te gaan naar de overgeblevenen van Jezus’ broeders en hen bijeen te vergaderen zodat het volledige aantal van de 144.000 verzegeld kon worden (Matthéüs 24:31; Openbaring 7:1-3). Als individuele personen gunstig reageerden, droegen zij zich door bemiddeling van Christus aan God op en werden leden van Jehovah’s zichtbare organisatie op aarde. Aangezien zij de vrije gave van de heilige geest ontvingen, werden zij op basis van hun geloof in Jezus’ offer rechtvaardig verklaard en werden zij in geestelijk opzicht als zonen van God aangenomen. — Romeinen 8:16; Galaten 2:17; 3:8.
7. Hoe zal dit voor velen van hen een ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” blijken te zijn?
7 Degenen onder hen die tot aan het einde van hun aardse leven trouw blijven, hebben het rotsvaste vooruitzicht dat zij hun plaats in de hemel aan de zijde van Jezus Christus zullen innemen (1 Korinthiërs 15:50-53). Hun geestelijk ontwaken is derhalve tot eeuwig leven. Terwijl zij nog op aarde leven, heerst er vrede binnen hun gelederen ook al leven zij in een wereld vol oorlog (Romeinen 14:19). Maar, wat nog belangrijker is, zij verheugen zich in vrede met Jehovah God zelf, „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”. — Filippenzen 4:7.
Ontwaken „tot smaadheden”
8, 9. In welk opzicht zou dit geestelijk ontwaken „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd” kunnen zijn?
8 Waarom „ontwaken” sommigen dan „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd”? De feiten tonen aan dat niet allen die de uitnodiging aanvaarden om deel uit te maken van die Koninkrijksklasse, getrouw blijven. Sommigen laten toe dat hun geloof verzwakt en zij volharden niet (Hebreeën 2:1). Enkelen worden zelfs afvallig en moeten uit de christelijke gemeente verwijderd worden (Matthéüs 13:41, 42). Zulke personen worden door Jezus beschreven als „die boze slaaf”, die door de Meester „met de grootste strengheid” gestraft wordt en zijn deel toegewezen krijgt met de huichelaars. „Daar zal hij wenen en knarsetanden.” — Matthéüs 24:48-51; Efeziërs 4:18; 5:6-8.
9 Wat tragisch is het om het meest verheven voorrecht dat ooit aan onvolmaakte mensen is geboden, te aanvaarden en zich er dan tegen te keren! Over degenen die aldus handelen, zei de apostel Paulus: „Het is onmogelijk om hen die eens voor al verlicht zijn geweest en die de hemelse vrije gave hebben gesmaakt en die deelgenoten zijn geworden van heilige geest en die het voortreffelijke woord van God en krachten van het komende samenstel van dingen hebben gesmaakt, maar die zijn afgevallen, wederom tot berouw te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw aan een paal hangen en hem aan openbare schande blootstellen” (Hebreeën 6:4-6). Op deze wijze blijken zij te zijn ontwaakt „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd”. Het is gedaan met hun vooruitzicht op eeuwig leven.
-
-
Goddelijke zegeningen voor degenen „die inzicht hebben”De Wachttoren 1987 | 1 juli
-
-
Een andere opstanding
14. Wie nog meer zullen inbegrepen zijn bij de vervulling van de profetie dat „velen . . . van hen die in de stofbodem slapen, . . . zullen ontwaken”?
14 Aldus brengen de woorden van de engel ons voorbij de tijd van Michaëls „opstaan” en de ongeëvenaarde „tijd van benauwdheid” tot helemaal in het nieuwe samenstel van dingen. Bovendien zullen de zegeningen die de mensen ten deel zullen vallen door middel van de diensten van deze personen die „als de sterren” schijnen, niet beperkt zijn tot degenen die de „tijd van benauwdheid” zullen overleven. Toen Jezus zich nog als mens op aarde bevond, zei hij: „Het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels” (Johannes 5:28, 29). Deze woorden wijzen op een letterlijke opstanding van de gestorven mensheid en ongetwijfeld is ook deze opstanding een verdere vervulling van datgene wat de engel zei: „Velen . . . van hen die in de stofbodem slapen, . . . zullen ontwaken.” — Daniël 12:2.
15. Hoe kan het ontwaken van degenen die dan opgewekt worden, een ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” blijken te zijn?
15 Daniël zelf zal ook tot hen behoren die dit speciale ontwaken zullen ervaren. Hem werd door de engel gezegd: „En wat uzelf betreft, ga het einde tegemoet; en gij zult rusten [ontslapen], maar gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen” (Daniël 12:13). Zij die evenals Daniël dan opgewekt worden en die gunstig reageren op de vanuit de hemel uitgeoefende bediening van Jezus en zijn broeders, zullen tot menselijke volmaaktheid worden opgeheven. Wanneer zij de laatste beproeving doorstaan, zullen hun namen permanent in het boek des levens ingeschreven worden (Openbaring 20:5). Ook voor hen zal het ontwaken „tot leven voor onbepaalde tijd” zijn.
16. Voor wie zal het ontwaken in het nieuwe samenstel van dingen „tot afschuw voor onbepaalde tijd” blijken te zijn?
16 Niet allen zullen echter zo reageren. Sommigen zullen ongetwijfeld trachten de praktijken te doen herleven die de mens zo lang van vrede hebben beroofd. Zulke personen zijn in de bijbel voldoende gewaarschuwd. „Wat de lafhartigen betreft en degenen die geen geloof hebben en degenen die walgelijk zijn in hun vuiligheid en moordenaars en hoereerders en degenen die spiritisme beoefenen en afgodendienaars en alle leugenaars, hun deel zal zijn in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dit betekent de tweede dood” (Openbaring 21:8). Deze „tweede dood” is een rechtstreeks van Jehovah afkomstig oordeel waaruit geen opstanding mogelijk is. Het duidt op eeuwige, nimmer eindigende vergetelheid. De uit de doden opgewekte personen die zich ondankbaar betonen, zullen deze tweede dood ondergaan; hun ontwaken zal derhalve „tot smaadheden en tot afschuw voor onbepaalde tijd” zijn. — Daniël 12:2.
-