Jehovah is een God van lankmoedigheid
„Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid.” — EXODUS 34:6.
1, 2. (a) Wie hebben in het verleden voordeel getrokken van Jehovah’s lankmoedigheid? (b) Wat betekent het woord „lankmoedigheid”?
DE MENSEN in Noachs tijd, de Israëlieten die met Mozes door de wildernis trokken, de joden in de tijd dat Jezus op aarde rondwandelde — allen leefden onder verschillende omstandigheden. Maar allen trokken voordeel van dezelfde goedgunstige hoedanigheid van Jehovah — lankmoedigheid. Voor sommigen betekende het hun overleving. En Jehovah’s lankmoedigheid kan ook inhouden dat wij in leven blijven.
2 Wat is lankmoedigheid? Wanneer geeft Jehovah er blijk van, en waarom? „Lankmoedigheid” is wel omschreven als „het geduldig verdragen van kwaad of provocatie, zonder de hoop op te geven dat de verstoorde verhouding zal verbeteren”. Deze hoedanigheid beoogt derhalve het welzijn van degene die een onaangename situatie veroorzaakt. Lankmoedig zijn betekent echter niet dat men kwaad door de vingers ziet. Wanneer het doel van lankmoedigheid is bereikt of wanneer het zinloos is de situatie nog langer te verdragen, houdt lankmoedigheid op.
3. Wat is het doel van Jehovah’s lankmoedigheid, en wanneer is de grens ervan bereikt?
3 Hoewel mensen lankmoedig kunnen zijn, is Jehovah het voortreffelijkste voorbeeld van deze hoedanigheid. In de jaren sinds zonde de verhouding tussen Jehovah en zijn menselijke schepping verstoorde, heeft onze Schepper geduldig volharding getoond en heeft hij de middelen verschaft waardoor berouwvolle mensen hun verhouding met hem kunnen verbeteren (2 Petrus 3:9; 1 Johannes 4:10). Maar wanneer zijn lankmoedigheid haar doel heeft bereikt, zal God tegen moedwillige kwaaddoeners optreden en een eind maken aan het huidige goddeloze samenstel. — 2 Petrus 3:7.
In overeenstemming met Gods voornaamste eigenschappen
4. (a) Hoe wordt het begrip lankmoedigheid in de Hebreeuwse Geschriften tot uitdrukking gebracht? (Zie ook voetnoot.) (b) Hoe beschrijft de profeet Nahum Jehovah, en wat onthult dit omtrent Jehovah’s lankmoedigheid?
4 In de Hebreeuwse Geschriften wordt het begrip lankmoedigheid uitgedrukt door twee Hebreeuwse woorden die letterlijk „lengte van neusgaten” betekenen en in de Nieuwe-Wereldvertaling met „langzaam tot toorn” worden weergegeven.a Sprekend over Gods lankmoedigheid, zei de profeet Nahum: „Jehovah is langzaam tot toorn en groot in kracht, en geenszins zal Jehovah zich ervan weerhouden te straffen” (Nahum 1:3). Bijgevolg is Jehovah’s lankmoedigheid geen teken van zwakte en zijn er grenzen aan. Het feit dat de almachtige God zowel langzaam tot toorn als groot in macht is, toont aan dat zijn lankmoedigheid het gevolg is van doelbewuste zelfbeheersing. Hij bezit de macht om te straffen, maar hij gaat daar bewust niet onmiddellijk toe over teneinde de kwaaddoener in de gelegenheid te stellen zich te veranderen (Ezechiël 18:31, 32). Jehovah’s lankmoedigheid is derhalve een uiting van zijn liefde, en ze toont zijn wijsheid in het aanwenden van zijn macht.
5. In welk opzicht is Jehovah’s lankmoedigheid in overeenstemming met zijn gerechtigheid?
5 Jehovah’s lankmoedigheid is ook in overeenstemming met zijn gerechtigheid en rechtvaardigheid. Hij openbaarde zichzelf aan Mozes als „een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn [„lankmoedig”, Statenvertaling] en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” (Exodus 34:6). Jaren later zong Mozes tot eer van Jehovah: „Al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deuteronomium 32:4). Ja, Jehovah’s barmhartigheid, lankmoedigheid, gerechtigheid en oprechtheid werken allemaal harmonieus samen.
Jehovah’s lankmoedigheid voor de Vloed
6. Welk opmerkelijke bewijs van lankmoedigheid heeft Jehovah jegens de nakomelingen van Adam en Eva betracht?
6 De opstand van Adam en Eva in Eden maakte voorgoed een eind aan hun kostbare verhouding met hun liefdevolle Schepper, Jehovah (Genesis 3:8-13, 23, 24). Deze vervreemding had gevolgen voor hun nakomelingen, die zonde, onvolmaaktheid en de dood erfden (Romeinen 5:17-19). Hoewel het eerste mensenpaar opzettelijk zondigde, stond Jehovah hun toe kinderen voort te brengen. Later voorzag hij liefdevol in het middel waardoor de nakomelingen van Adam en Eva met hem verzoend konden worden (Johannes 3:16, 36). De apostel Paulus legde uit: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren. Veelmeer zullen wij daarom, aangezien wij nu door zijn bloed rechtvaardig verklaard zijn, door bemiddeling van hem van gramschap worden gered. Want indien wij, toen wij vijanden waren, met God werden verzoend door middel van de dood van zijn Zoon, zullen wij veelmeer, nu wij verzoend zijn, gered worden door zijn leven.” — Romeinen 5:8-10.
7. Hoe heeft Jehovah voor de Vloed lankmoedigheid betoond, en waarom was de vernietiging van het geslacht dat voor de Vloed leefde, terecht?
7 Jehovah’s lankmoedigheid kwam tot uiting in Noachs tijd. Meer dan een eeuw voor de Vloed „zag [God] de aarde . . . en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven” (Genesis 6:12). Toch toonde Jehovah voor een beperkte tijd lankmoedigheid jegens de mensheid. Hij zei: „Mijn geest zal niet voor onbepaalde tijd ten aanzien van de mens werkzaam zijn, omdat hij toch vlees is. Bijgevolg zullen zijn dagen honderd twintig jaar bedragen” (Genesis 6:3). Deze 120 jaar stelde de getrouwe Noach in staat een gezin voort te brengen en — toen hij over Gods verordening was ingelicht — een ark te bouwen en zijn tijdgenoten voor de komende Vloed te waarschuwen. De apostel Petrus schreef: „Het geduld [een hoedanigheid die verband houdt met lankmoedigheid] van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark werd gebouwd, waarin weinigen, namelijk acht zielen, veilig door het water heen werden gevoerd” (1 Petrus 3:20). Het is waar, degenen die niet tot Noachs huisgezin behoorden, ’sloegen geen acht’ op zijn prediking (Mattheüs 24:38, 39). Maar door Noach de ark te laten bouwen en misschien tientallen jaren lang als „een prediker van rechtvaardigheid” te laten dienen, bood Jehovah Noachs tijdgenoten ruimschoots de gelegenheid berouw te hebben van hun gewelddadige levenswijze en Hem te gaan dienen (2 Petrus 2:5; Hebreeën 11:7). De uiteindelijke vernietiging van dat goddeloze geslacht was volkomen terecht.
Voorbeeldige lankmoedigheid jegens Israël
8. Hoe werd Jehovah’s lankmoedigheid jegens de natie Israël betoond?
8 Jehovah’s lankmoedigheid jegens Israël duurde veel langer dan 120 jaar. Gedurende de meer dan 1500 jaar van hun geschiedenis als Gods uitverkoren volk waren er betrekkelijk weinig periodes waarin de Israëlieten Gods lankmoedigheid niet tot het uiterste op de proef stelden. Slechts enkele weken na hun wonderbare bevrijding uit Egypte keerden zij zich tot afgodenaanbidding waardoor zij van grove minachting voor hun Redder blijk gaven (Exodus 32:4; Psalm 106:21). Gedurende de daaropvolgende decennia klaagden de Israëlieten over het voedsel waarin Jehovah op wonderbaarlijke wijze in de woestijn voorzag, murmureerden tegen Mozes en Aäron, spraken tegen Jehovah en bedreven hoererij met heidenen, waarbij zij zelfs deelnamen aan de Baälaanbidding (Numeri 11:4-6; 14:2-4; 21:5; 25:1-3; 1 Korinthiërs 10:6-11). Jehovah zou zijn volk terecht hebben kunnen uitroeien, maar in plaats daarvan betrachtte hij lankmoedigheid. — Numeri 14:11-21.
9. Hoe bewees Jehovah in de tijd van de rechters en tijdens de monarchie een God van lankmoedigheid te zijn?
9 In de tijd van de rechters vervielen de Israëlieten herhaaldelijk tot afgoderij. Wanneer zij dat deden, gaf Jehovah hen over aan hun vijanden. Maar wanneer zij berouw hadden en hem aanriepen om hulp, betrachtte hij lankmoedigheid en verwekte rechters om hen te bevrijden (Rechters 2:17, 18). Gedurende het lange tijdperk van de monarchie betoonden weinig koningen zich exclusief toegewijd aan Jehovah. En zelfs onder de getrouwe koningen vermengde het volk ware aanbidding vaak met valse. Wanneer Jehovah profeten verwekte om voor ontrouw te waarschuwen, gaf het volk er gewoonlijk de voorkeur aan naar corrupte priesters en valse profeten te luisteren (Jeremia 5:31; 25:4-7). Ja, de Israëlieten vervolgden Jehovah’s getrouwe profeten en doodden zelfs sommigen van hen (2 Kronieken 24:20, 21; Handelingen 7:51, 52). Toch bleef Jehovah lankmoedigheid tonen. — 2 Kronieken 36:15.
Jehovah’s lankmoedigheid is niet opgehouden
10. Wanneer bereikte Jehovah’s lankmoedigheid een grens?
10 De geschiedenis laat echter zien dat er een grens is aan Gods lankmoedigheid. In 740 v.G.T. stond hij de Assyriërs toe het tienstammenrijk Israël omver te werpen en de bewoners ervan in ballingschap te voeren (2 Koningen 17:5, 6). En aan het einde van de daaropvolgende eeuw liet hij toe dat de Babyloniërs het tweestammenrijk Juda binnenvielen en Jeruzalem met zijn tempel verwoestten. — 2 Kronieken 36:16-19.
11. Hoe maakte Jehovah zelfs toen hij zijn oordeel voltrok, plaats voor lankmoedigheid?
11 Maar zelfs toen Jehovah zijn oordelen aan Israël en Juda voltrok, vergat hij niet lankmoedig te zijn. Bij monde van zijn profeet Jeremia voorzei Jehovah een herstel van zijn uitverkoren volk. Hij zei: „In overeenstemming met de vervulling van zeventig jaar te Babylon zal ik mijn aandacht op ulieden richten, en ik wil jegens u mijn goede woord bevestigen, door u naar deze plaats terug te brengen. En ik wil mij door u laten vinden . . . En ik wil uw gevangenenschaar vergaderen en u bijeenbrengen uit al de natiën en uit al de plaatsen waarheen ik u verdreven heb.” — Jeremia 29:10, 14.
12. Hoe bleek de terugkeer van een joods overblijfsel naar Juda door Gods voorzienigheid te zijn geleid met betrekking tot de komst van de Messias?
12 Inderdaad keerde een overblijfsel uit de joodse ballingen terug naar Juda en blies de aanbidding van Jehovah in de herbouwde tempel in Jeruzalem nieuw leven in. Bij de verwezenlijking van Jehovah’s voornemens zou dit overblijfsel als „dauw van Jehovah” worden, die verkwikking en voorspoed brengt. Ook zouden zij moedig en sterk zijn als „een leeuw onder de dieren van een woud” (Micha 5:7, 8). Deze laatste uitdrukking kan in vervulling zijn gegaan tijdens de periode van de Makkabeeën, toen de joden onder de familie van de Makkabeeën hun vijanden uit het Beloofde Land verjoegen en de tempel, die verontreinigd was, opnieuw inwijdden. Zo bleven de joden in hun land wonen en bleef de tempel voor vernietiging gevrijwaard, opdat een ander getrouw overblijfsel de Zoon van God zou kunnen verwelkomen wanneer hij daar als de Messias verscheen. — Daniël 9:25; Lukas 1:13-17, 67-79; 3:15, 21, 22.
13. Hoe bleef Jehovah, zelfs nadat de joden zijn Zoon hadden gedood, hun lankmoedigheid betonen?
13 Zelfs nadat de joden zijn Zoon hadden gedood, bleef Jehovah hun nog drie en een half jaar lankmoedigheid bewijzen en verleende hij hun de exclusieve gelegenheid tot de geroepenen te behoren die een deel van het geestelijke zaad van Abraham zouden worden (Daniël 9:27).b Voor en na het jaar 36 G.T. gaven sommige joden gehoor aan deze oproep en daarom is er, zoals Paulus later onder woorden bracht, „een overblijfsel verschenen overeenkomstig een verkiezing ten gevolge van onverdiende goedheid”. — Romeinen 11:5.
14. (a) Tot wie werd het voorrecht om een deel van Abrahams geestelijke zaad te worden in 36 G.T. uitgebreid? (b) Hoe bracht Paulus zijn gevoelens tot uitdrukking met betrekking tot de manier waarop Jehovah leden van het geestelijke Israël uitkiest?
14 In 36 G.T. werd het voorrecht om een deel van Abrahams geestelijke zaad te worden voor de eerste keer uitgebreid tot degenen die geen joden en ook geen proselieten waren. Iedereen die gunstig reageerde, werd een deelhebber aan Jehovah’s onverdiende goedheid en lankmoedigheid (Galaten 3:26-29; Efeziërs 2:4-7). Toen Paulus uiting gaf aan zijn diepe waardering voor de wijsheid en het doel achter Jehovah’s barmhartige lankmoedigheid op grond waarvan hij het volledige aantal voortbrengt van degenen die geroepen zijn om het geestelijke Israël te vormen, riep hij uit: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” — Romeinen 11:25, 26, 33; Galaten 6:15, 16.
Lankmoedig ter wille van Zijn naam
15. Wat is de voornaamste reden voor goddelijke lankmoedigheid, en welke strijdvraag vergde tijd om opgelost te worden?
15 Waarom betracht Jehovah lankmoedigheid? In de eerste plaats om zijn heilige naam te verheerlijken en zijn soevereiniteit te rechtvaardigen (1 Samuël 12:20-22). De morele strijdvraag die Satan heeft opgeworpen met betrekking tot de wijze waarop Jehovah Zijn soevereiniteit gebruikt, vergde tijd om bevredigend te worden opgelost voor het oog van de hele schepping (Job 1:9-11; 42:2, 5, 6). Toen zijn volk in Egypte werd onderdrukt, zei Jehovah dan ook tot Farao: „Hiertoe juist heb ik u laten bestaan, om u mijn kracht te tonen en ten einde mijn naam over de gehele aarde te laten bekendmaken.” — Exodus 9:16.
16. (a) Hoe maakte Jehovah’s lankmoedigheid het mogelijk een volk voor zijn naam toe te bereiden? (b) Hoe zal Jehovah’s naam geheiligd en zijn soevereiniteit gerechtvaardigd worden?
16 Jehovah’s woorden tot Farao werden door de apostel Paulus geciteerd toen hij de rol van Gods lankmoedigheid in de verheerlijking van Zijn heilige naam uiteenzette. Daarna vervolgde Paulus: „Indien God nu, ofschoon hij zijn gramschap wil tonen en zijn kracht wil bekendmaken, met veel lankmoedigheid de vaten der gramschap heeft verdragen, die voor de vernietiging geschikt zijn gemaakt, opdat hij de rijkdom van zijn heerlijkheid zou kunnen bekendmaken over de vaten van barmhartigheid, die hij tevoren heeft bereid tot heerlijkheid, namelijk ons, die hij niet alleen uit de joden maar ook uit de natiën heeft geroepen, wat zou dat dan? Het is zoals hij ook in Hosea zegt: ’Ik zal hen die mijn volk niet waren, „mijn volk” noemen’” (Romeinen 9:17, 22-25). Omdat Jehovah lankmoedigheid betrachtte, kon hij „een volk voor zijn naam” uit de natiën nemen (Handelingen 15:14). Deze „heiligen” zijn onder hun Hoofd, Jezus Christus, erfgenamen van het Koninkrijk waarvan Jehovah zich zal bedienen om Zijn grote naam te heiligen en Zijn soevereiniteit te rechtvaardigen. — Daniël 2:44; 7:13, 14, 27; Openbaring 4:9-11; 5:9, 10.
Jehovah’s lankmoedigheid leidt tot redding
17, 18. (a) Door wat te doen, zouden wij Jehovah onbewust kunnen bekritiseren omdat hij lankmoedigheid betracht? (b) Hoe zouden wij Jehovah’s lankmoedigheid moeten bezien?
17 Vanaf de tijd dat de mensheid op rampzalige wijze tot zonde verviel tot nu toe, heeft Jehovah laten zien dat hij een lankmoedige God is. Zijn lankmoedigheid voor de Vloed heeft het mogelijk gemaakt om een gepaste waarschuwing te geven en een middel tot redding te bouwen. Maar zijn geduld bereikte een grens, en de Vloed kwam. Ook thans betoont Jehovah grote lankmoedigheid, en dit duurt langer dan sommigen misschien hebben verwacht. Maar dat is geen reden om het op te geven. Dit zou hetzelfde zijn als God te bekritiseren omdat hij lankmoedig is. Paulus vroeg: „Veracht gij de rijkdom van zijn goedheid en verdraagzaamheid en lankmoedigheid, omdat gij niet weet dat de goedgunstige hoedanigheid van God u tot berouw tracht te brengen?” — Romeinen 2:4.
18 Niemand van ons kan weten in hoeverre precies wij Gods lankmoedigheid nodig hebben om ervoor te zorgen dat wij zijn goedkeuring genieten om gered te worden. Paulus raadt ons aan ’met vrees en beven onze eigen redding te blijven bewerken’ (Filippenzen 2:12). De apostel Petrus schreef aan medechristenen: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken.” — 2 Petrus 3:9.
19. In welk opzicht kunnen wij voordeel trekken van Jehovah’s lankmoedigheid?
19 Laten wij daarom niet ongeduldig zijn ten aanzien van de manier waarop Jehovah te werk gaat. Laten wij veeleer Petrus’ verdere raad opvolgen en ’het geduld van onze Heer als redding beschouwen’. Wiens redding? Die van ons, en bij uitbreiding, die van talloze anderen die het „goede nieuws van het koninkrijk” nog moeten horen (2 Petrus 3:15; Mattheüs 24:14). Dit zal ons helpen waardering te hebben voor de overvloedige mate waarin Jehovah lankmoedigheid betracht en ons ertoe bewegen in onze omgang met anderen lankmoedig te zijn.
[Voetnoten]
a In het Hebreeuws wordt het woord voor „neus” of „neusgat” (ʼaf ) vaak figuurlijk gebruikt voor toorn. Dit is zo vanwege de heftige ademhaling of het snuiven van iemand die woedend is.
b Zie voor een verdere verklaring van deze profetie het boek Schenk aandacht aan Daniëls profetie!, blz. 191-194, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.
Kunt u dit uitleggen?
• Wat wordt er in de bijbel met het woord „lankmoedigheid” bedoeld?
• Hoe betoonde Jehovah zijn lankmoedigheid voor de Vloed, na de Babylonische gevangenschap en in de eerste eeuw G.T.?
• Om welke belangrijke redenen heeft Jehovah lankmoedigheid aan de dag gelegd?
• Hoe dienen wij Jehovah’s lankmoedigheid te bezien?
[Illustratie op blz. 9]
Jehovah’s lankmoedigheid voor de Vloed heeft mensen ruimschoots de gelegenheid tot berouw geboden
[Illustratie op blz. 10]
Na Babylons val trokken de joden voordeel van Jehovah’s lankmoedigheid
[Illustratie op blz. 11]
In de eerste eeuw trokken zowel joden als niet-joden voordeel van Jehovah’s lankmoedigheid
[Illustraties op blz. 12]
Christenen in deze tijd trekken profijt van Jehovah’s lankmoedigheid