De grotere heerlijkheid van Jehovah’s huis
„’Ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd.” — HAGGAÏ 2:7.
1. Hoe houdt heilige geest verband met geloof en werken?
TERWIJL een van Jehovah’s Getuigen van huis tot huis predikte, ontmoette zij een dame van de Pinksterbeweging, die opmerkte: ’Wij hebben de heilige geest, maar jullie zijn degenen die het werk doen.’ Tactvol werd haar uitgelegd dat iemand die de heilige geest heeft, er vanzelfsprekend toe gemotiveerd zal worden Gods werk te doen. In Jakobus 2:17 staat: „Geloof, indien het geen werken heeft, [is] op zichzelf dood.” Met de hulp van Jehovah’s geest hebben zijn Getuigen een sterk geloof aangekweekt, en hij heeft ’zijn huis met heerlijkheid vervuld’ door hen ertoe aan te zetten rechtvaardige werken te verrichten — die er voornamelijk in bestaan ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde te prediken tot een getuigenis voor alle natiën’. Wanneer dit werk tot Jehovah’s tevredenheid is verricht, „zal het einde komen”. — Mattheüs 24:14.
2. (a) Welke zegen zal ons ten deel vallen wanneer wij volledig opgaan in Jehovah’s werk? (b) Waarom dienen wij blij te zijn over elk schijnbare uitstel?
2 Uit deze woorden van Jezus maken wij op dat ons werk in deze tijd erop gericht moet zijn het ons toevertrouwde „glorierijke goede nieuws van de gelukkige God” tot anderen te prediken (1 Timotheüs 1:11). Hoe vollediger en enthousiaster wij in Jehovah’s dienst opgaan, hoe sneller het einde zal lijken te komen. In Habakuk 2:2, 3 lezen wij Jehovah’s woorden: „Schrijf het visioen op en zet het duidelijk op tafelen, opdat wie ervan voorleest, dit vloeiend kan doen. Want het visioen is nog voor de bestemde tijd, en het blijft voorthijgen naar het einde, en het zal geen leugen vertellen. Zelfs al zou het op zich laten wachten, blijf er vol verwachting naar uitzien; want het zal zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen.” Ja, „het visioen” zal uitkomen „zelfs al zou het op zich laten wachten”. Aangezien wij ons in het 83ste jaar van Jezus’ Koninkrijksheerschappij bevinden, denken sommigen misschien dat wij ons juist nu in een periode bevinden waarin het visioen op zich laat wachten of ogenschijnlijk uitgesteld wordt. Dienen wij echter niet blij te zijn dat het einde nog niet is gekomen? In dit decennium van de jaren ’90 zijn in Oost-Europa, delen van Afrika en andere landen beperkingen op de prediking van het goede nieuws naar het lijkt op wonderbaarlijke wijze opgeheven. Door wat zich als uitstel voordoet, zijn nog veel meer „schapen” in de gelegenheid om uit deze onlangs ontsloten gebieden bijeengebracht te worden. — Johannes 10:16.
3. Waarom dient ons herziene begrip omtrent „dit geslacht” ons te stimuleren om dringend met Gods werk bezig te zijn?
3 „Het zal niet te laat komen”, zegt de profeet. Jezus zei dat het huidige goddeloze geslacht niet zou voorbijgaan voordat „al deze dingen geschieden” (Mattheüs 24:34). Betekent ons herziene begrip van zijn woorden dat onze predikingsactiviteit niet zo dringend is?a De feiten tonen aan dat juist het tegenovergestelde het geval is! Onze eigentijdse generatie stort zich in een toestand van goddeloosheid en verdorvenheid die haar weerga in de hele voorgaande geschiedenis niet heeft. (Vergelijk Handelingen 2:40.) Wij dienen ons werk met dringendheid te verrichten (2 Timotheüs 4:2). Alle profetieën over het tijdstip waarop de grote verdrukking zal uitbreken, laten zien dat ze plotseling, in een ogenblik, ongemerkt — als een dief — zal komen (1 Thessalonicenzen 5:1-4; Openbaring 3:3; 16:15). „Toont ook gij u daarom gereed, want de Zoon des mensen komt op een uur waarvan gij het niet hebt gedacht” (Mattheüs 24:44). Aangezien dit goddeloze mensengeslacht op de rand van de ondergang staat, dienen wij onze kostbare hoop op eeuwig leven beslist niet te willen verspelen door terug te keren tot „het rollen in de modder” van wereldse afleidingen! — 2 Petrus 2:22; 3:10; Lukas 21:32-36.
4. Welke situatie heeft het noodzakelijk gemaakt dat er toegenomen voorraden ’voedsel te rechter tijd’ beschikbaar kwamen, en hoe is aan deze behoefte voldaan?
4 In overeenstemming met Jezus’ profetie was er in 1914, toen de mensheid „het besluit van het samenstel van dingen” binnenging, „een begin van weeën der benauwdheid”. Leed en verdriet, catastrofale gebeurtenissen en wetteloosheid hebben zich tot op deze tijd vermenigvuldigd (Mattheüs 24:3-8, 12). Terzelfder tijd heeft Jehovah de uit gezalfden bestaande getrouwe en beleidvolle slaafklasse de opdracht gegeven om het huisgezin van hun Meester, Christus, geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ te verschaffen (Mattheüs 24:45-47). Vanaf zijn troon in de hemel leidt deze Messiaanse Koning thans een schitterend geestelijk voedingsprogramma over de gehele aarde.
Volop „voedselbenodigdheden”
5. Welke aandacht krijgt het hoofdgerecht?
5 Neem eens het klaarmaken van „voedselbenodigdheden” (Lukas 12:42). Het hoofdgerecht van het christelijke menu is Gods Woord, de bijbel. Om de bijbel doeltreffend te onderwijzen, is een gemakkelijk leesbare, nauwkeurige vertaling van primair belang. In de loop der jaren is geleidelijk in deze behoefte voorzien, vooral sinds 1950, toen de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in het Engels werd vrijgegeven. In 1961 was de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling van de hele bijbel beschikbaar gekomen, en spoedig verschenen er uitgaven in andere belangrijke talen. De 3 uitgaven die in het dienstjaar 1996 zijn vrijgegeven, brengen het totaal op 27, waaronder 14 uitgaven van de complete bijbel. Teneinde zorg te dragen voor dit werk aan de bijbel alsook aan bijbelse hulpmiddelen, verrichten nu in 77 landen zo’n 1174 opgedragen christenen full-time vertaalwerk.
6. Hoe heeft het Genootschap aan de vraag naar bijbelse publikaties voldaan?
6 Ter ondersteuning van het werk van dit leger vertalers hebben de 24 bijkantoren van het Wachttorengenootschap die een eigen drukkerij hebben, de produktie van publikaties constant opgevoerd. Met dat doel worden er in grotere bijkantoren steeds meer supersnelle rotatiepersen geïnstalleerd. De produktie van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! is elke maand gestegen en heeft een totale oplage van 943.892.500 exemplaren bereikt, een toename van 13,4 procent voor het hele jaar. De totale produktie aan bijbels en gebonden boeken is alleen al in de Verenigde Staten, Brazilië, Duitsland, Finland, Italië, Japan, Korea en Mexico vanaf 1995 met 40 procent gestegen tot 76.760.098 exemplaren in 1996. Andere bijkantoren hebben ook een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de totale toename in de lectuurproduktie.
7. Hoe wordt de oproep in Jesaja 54:2 thans steeds dringender?
7 Veel van de toegenomen produktie is gedurende de jaren ’90 noodzakelijk geworden doordat in Oost-Europa en Afrika verbodsbepalingen met betrekking tot Jehovah’s Getuigen zijn opgeheven. De honger naar geestelijk voedsel in deze plaatsen is groot. Daarom weerklinkt de oproep met steeds grotere dringendheid: „Maak de plaats van uw tent wijder. En laat men de tentkleden van uw grootse tabernakel uitspannen. Houd niet terug. Verleng uw tentkoorden en maak die tentpinnen van u sterk.” — Jesaja 54:2.
8. Welke edelmoedige reactie draagt ertoe bij financiële steun te verschaffen?
8 Bijgevolg was het noodzakelijk om de faciliteiten in veel van de 104 bijkantoren van het Genootschap uit te breiden. Wegens de economisch moeilijke situatie in de meeste pasgeopende gebieden wordt een groot deel van de onkosten voor deze uitbreiding gedekt door bijdragen voor het wereldomvattende werk uit rijkere landen. Gelukkig hebben gemeenten en afzonderlijke personen van ganser harte gereageerd in de geest van Exodus 35:21: „Toen kwamen zij, een ieder wiens hart hem ertoe drong, en zij brachten, een ieder wiens geest hem ertoe aandreef, Jehovah’s bijdrage voor het werk.” Wij maken van deze gelegenheid gebruik om allen te danken die aan dit edelmoedige geven hebben deelgenomen. — 2 Korinthiërs 9:11.
9. Hoe gaat Romeinen 10:13, 18 in deze tijd in vervulling?
9 In 1996 hebben de publikaties van het Wachttorengenootschap werkelijk Jehovah’s naam en voornemens tot de einden van de aarde verheerlijkt. Het is precies zoals de apostel Paulus heeft voorzegd. Joëls profetie en de 19de Psalm citerend, schreef hij: „’Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden.’ Niettemin vraag ik: Hebben zij het soms niet gehoord? Jazeker; in werkelijkheid ’is hun geluid over de gehele aarde uitgegaan, en hun uitspraken tot de uiteinden der bewoonde aarde’” (Romeinen 10:13, 18). Door aldus de kostbare naam Jehovah hoog te houden, heeft zijn volk er een belangrijk aandeel aan gehad zijn huis van aanbidding met heerlijkheid te vervullen. Maar hoe precies heeft deze bekendmaking in 1996 met succes voortgang gevonden? Onderzoek alstublieft de tabel die volgt op bladzijde 18 tot en met 21.
Wereldwijd oogsten
10. Welke bijzondere kenmerken vallen u op in de activiteit van Jehovah’s volk, zoals die in de tabel op bladzijde 18 tot en met 21 wordt samengevat?
10 Nooit zijn de in Lukas 10:2 opgetekende woorden van Jezus dringender geweest: „De oogst is werkelijk groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt.” Geeft u gehoor aan die oproep? Miljoenen over de hele aarde doen dat. Dit blijkt uit het nieuwe hoogtepunt van 5.413.769 Koninkrijksverkondigers die in 1996 velddienst rapporteerden. Verder werden er 366.579 nieuwe broeders en zusters gedoopt. Wat zijn deze „begeerlijke dingen van alle natiën”, die nu ’Jehovah’s huis van aanbidding met heerlijkheid vervullen’, ons dierbaar! — Haggaï 2:7.
11. Waarom hebben wij allen reden om verrukt te zijn?
11 Berichten over expansie in pasgeopende gebieden zijn niet minder dan fenomenaal. Zijn anderen onder ons afgunstig op degenen die zich nu in zo’n groei verheugen? Integendeel, wij verheugen ons met hen. Alle landen hebben een klein begin gehad. Haggaï’s tijdgenoot, de profeet Zacharia, schreef: „Wie heeft de dag der kleine dingen veracht?” (Zacharia 4:10) Wij zijn verrukt dat er in landen waar het getuigeniswerk vaste voet heeft gekregen, nu miljoenen Koninkrijksverkondigers zijn en dat het gebied vaak wordt bewerkt, in veel grote steden zelfs elke week. Hebben wij reden de handen te laten verslappen, terwijl Jehovah nu de gelegenheid tot redding schenkt aan gebieden die vroeger minder bevoorrecht waren? Beslist niet! „Het veld is de wereld”, zei Jezus (Mattheüs 13:38). Het geven van een grondig getuigenis moet voortgang blijven vinden, net als de vroege discipelen in het besluit van het joodse samenstel van dingen een grondig getuigenis hebben gegeven. — Handelingen 2:40; 10:42; 20:24; 28:23.
Steeds voorwaarts gaan
12. Welke aansporing hebben wij om „recht vooruit” te gaan? (Zie ook het kader „’Van het uiteinde der aarde’ oogsten”.)
12 Ja, wij moeten gelijke tred houden, „recht vooruit” gaan met de door engelen vergezelde hemelse wagen van Jehovah (Ezechiël 1:12). Wij herinneren ons de woorden van Petrus: „Jehovah is niet traag ten aanzien van zijn belofte, zoals sommigen traagheid beschouwen, maar hij is geduldig met u, omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petrus 3:9). Laat de voorbeeldige ijver van onze broeders en zusters in economisch arme landen ons aansporen. Elk schijnbare uitstel in het uitbreken van Armageddon stelt zowel honderdduizenden mensen in deze landen als velen in goedbewerkte gebieden in de gelegenheid om bijeengebracht te worden. Vergis u niet: „De grote dag van Jehovah is nabij. Hij is nabij en haast zich zeer” (Zefanja 1:14). Wij dienen ons ook te haasten om een grondig laatste getuigenis te geven!
13, 14. (a) Wat kan er over de verspreiding van publikaties in 1996 gezegd worden? (b) Welke speciale plannen maken gemeenten wellicht elk jaar, en hoe bent u van plan daar een aandeel aan te hebben?
13 Hoewel er geen details op de tabel over het dienstbericht voorkomen, is er het afgelopen jaar een opmerkelijke toename geweest in de verspreiding van bijbels, boeken en tijdschriften. Zo gaf de wereldwijde tijdschriftenverspreiding een toename van 19 procent te zien; er werden in totaal 543.667.923 exemplaren verspreid. Onze tijdschriften lenen zich voor een veelzijdige prediking — op straat, in parken, bij bushaltes en in zakengebieden. Berichten geven te kennen dat in sommige gebieden die veelvuldig met de Koninkrijksboodschap worden bewerkt, mensen met een hogere opleiding onder de indruk zijn geraakt van de kwaliteit van onze tijdschriften en een bijbelstudie aanvaarden.
14 Elk jaar organiseren gemeenten in de maand april gewoonlijk een speciale tijdschriftenactiviteit, die gekenmerkt wordt door een veldtocht waarbij een hele dag van huis tot huis en op openbare plaatsen gepredikt wordt. Zal uw gemeente hier in april 1997 een aandeel aan hebben? Er zijn bijzondere apriluitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! gereedgemaakt, en de simultane aanbieding ervan wereldwijd zal beslist indrukwekkend zijn! Op het eiland Cyprus hebben de gemeenten met als leus „bereik zo mogelijk iedereen met de Koninkrijksboodschap”, dit speciale tijdschriftenwerk zelfs voortgezet door elke maand een dergelijke activiteit te plannen, waardoor zij een nieuw hoogtepunt van 275.359 verspreide tijdschriften voor het hele jaar hebben bereikt, een toename van 54 procent.
Haggaï’s laatste boodschappen
15. (a) Waarom zond Jehovah verdere boodschappen bij monde van Haggaï? (b) Welke les dient Haggaï’s derde boodschap aan ons over te dragen?
15 Drieënzestig dagen nadat Haggaï zijn tweede boodschap had overgebracht, zond Jehovah hem met een derde afkondiging die wij in deze tijd heel goed ter harte kunnen nemen. Haggaï sprak alsof de joden destijds het fundament van de tempel legden, wat in feite reeds zeventien jaar voordien was gebeurd. Opnieuw vond Jehovah het passend een reiniging tot stand te brengen. De priesters en het volk hadden hun taken veronachtzaamd en waren derhalve onrein in Jehovah’s ogen. Zou het kunnen zijn dat sommigen van Jehovah’s volk in deze tijd hun handen hebben laten verslappen en zich zelfs met de toegeeflijke, materialistische wegen van de wereld hebben ingelaten? Het is dringend noodzakelijk dat wij allen „van deze dag af aan” ons hart erop zetten om heerlijkheid aan Jehovah’s naam te schenken, vertrouwend op zijn belofte: „Van deze dag af zal ik zegen schenken.” — Haggaï 2:10-19; Hebreeën 6:11, 12.
16. Welk ’schudden’ is nabij, en met welk gevolg?
16 Op diezelfde dag kwam het woord van „Jehovah der legerscharen” voor een vierde en laatste maal tot Haggaï. Hij maakte bekend wat er allemaal bij betrokken is wanneer Hij ’de hemel en de aarde schudt’. Hij zegt: „Ik zal stellig de troon van koninkrijken ondersteboven keren en de sterkte van de koninkrijken der natiën verdelgen; en ik wil de wagen met wie daarop rijden ondersteboven keren, en de paarden en hun berijders zullen stellig neerstorten, een ieder door het zwaard van zijn broeder” (Haggaï 2:6, 21, 22). Het ’schudden’ zal dus zijn climax bereiken wanneer Jehovah te Armageddon de aarde volledig reinigt. Tegen die tijd zullen „de begeerlijke dingen van alle natiën” zijn binnengekomen om een kern van de mensenmaatschappij voor de nieuwe wereld te vormen. Wat een redenen voor verheuging en het schenken van lof aan Jehovah! — Haggaï 2:7; Openbaring 19:6, 7; 21:1-4.
17. Hoe is Jezus gesteld als een „zegelring”?
17 Tot besluit van zijn profetie schrijft Haggaï: „’Op die dag’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen, ’zal ik u nemen, o Zerubbabel . . ., en ik zal u stellig als een zegelring stellen, want u heb ik verkozen’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen” (Haggaï 2:23). Christus Jezus is thans Jehovah’s tegenbeeldige Messiaanse Koning en Hogepriester, die in de hemel de beide ambten uitoefent die respectievelijk door de stadhouder Zerubbabel en de hogepriester Jozua in het aardse Jeruzalem werden bekleed. Net als een officiële zegelring aan Jehovah’s rechterhand is Jezus degene die „Ja” is geworden als Jehovah’s instrument om de vele ’beloften van God’ te verwezenlijken (2 Korinthiërs 1:20; Efeziërs 3:10, 11; Openbaring 19:10). De hele profetische boodschap van de bijbel vestigt de aandacht op Jehovah’s voorziening van Christus als Koning en priesterlijke Loskoper. — Johannes 18:37; 1 Petrus 1:18, 19.
18. Hoe zal de laatste „uitspraak van Jehovah der legerscharen” een verkwikkende vervulling hebben?
18 Ja, in onze tijd wordt de grootste heerlijkheid in Jehovah’s helder stralende geestelijke tempel gevonden! En binnenkort, nadat Jehovah heel Satans samenstel heeft weggevaagd, zal Haggaï 2:9 een verdere verrukkelijke vervulling hebben: „’Op deze plaats zal ik vrede geven’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen.” Eindelijk vrede! — een duurzame, universele vrede, die wordt gewaarborgd door Jehovah’s „zegelring”, Christus Jezus, de „Vredevorst”, over wie geschreven staat: „Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn . . . Ja, de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen” (Jesaja 9:6, 7). Tot in alle eeuwigheid zal overal in het vredige gebied van zijn universele soevereiniteit de heerlijkheid van Jehovah’s huis van aanbidding worden weerspiegeld. Mogen wij altijd in dat huis blijven! — Psalm 27:4; 65:4; 84:10.
[Voetnoot]
a Zie „Gered uit een ’goddeloos geslacht’” en „Een tijd om wakker te blijven” in De Wachttoren van 1 november 1995.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Hoe is Jehovah’s huis in deze tijd ’met heerlijkheid vervuld’?
◻ Waarom is het nog nooit zo dringend geweest om het goede nieuws te prediken?
◻ Welke aansporing om met dringendheid te prediken, bevat het bericht over het dienstjaar 1996?
◻ Hoe dient Christus als Jehovah’s „zegelring”?
[Kader op blz. 15]
„Van het uiteinde der aarde” oogsten
IN Jesaja 43:6 lezen wij Jehovah’s gebod: „Houd niet terug. Breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het uiteinde der aarde.” Deze schriftplaats heeft in deze tijd een uitzonderlijke vervulling in Oost-Europa. Neem bijvoorbeeld het voormalig communistische land Moldova. Er zijn dorpen waar wel de helft van de bevolking thans uit Getuigen bestaat. Zij moeten grote afstanden afleggen om gebied te vinden waar zij kunnen prediken, maar zij doen die moeite! Veel verkondigers in deze gemeenten zijn de nakomelingen van ouders die vroeg in de jaren ’50 naar Siberië werden verbannen. Nu staan hun gezinnen aan de spits van het oogstwerk. Van de 12.565 verkondigers werden er het afgelopen jaar 1917 gedoopt. Van alle gemeenten zijn er 43 met elk zo’n 150 verkondigers, en in het nieuwe dienstjaar is het aantal kringen van vier tot acht gestegen.
De expansie in Albanië is ook opmerkelijk. Daar verduurde een handvol loyale Getuigen zo’n vijftig jaar lang een van de wreedste dictaturen. Een aantal van hen werd gedood. Dit doet ons denken aan Jezus’ belofte: „Wees niet bevreesd voor de dingen die gij gaat lijden. Zie! De Duivel zal voortgaan sommigen van u in de gevangenis te werpen, opdat gij volledig op de proef wordt gesteld . . . Bewijs dat gij getrouw zijt, zelfs tot de dood, en ik zal u de kroon des levens geven” (Openbaring 2:10; zie ook Johannes 5:28, 29; 11:24, 25). Wat zien wij nu in Albanië? Werkelijk een treffende vervulling van Jehovah’s belofte die in Jesaja 60:22 staat: „De kleine zelf zal tot duizend worden”! In 1990 rapporteerde slechts één verkondiger velddienst in Albanië. Maar meer „werkers” uit Italië en andere landen gaven gehoor aan Jezus’ oproep: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen . . ., hen dopende” (Mattheüs 28:19; Lukas 10:2). Tegen de tijd van de Gedachtenisviering van Jezus’ dood in 1996 waren er 773 verkondigers actief in het veld, en zij brachten op hun vergadering voor de Gedachtenisviering 6523 personen bijeen, meer dan achtmaal het aantal verkondigers! Uit geïsoleerde gebieden werden verbazingwekkende bezoekersaantallen gerapporteerd. Hoewel er geen plaatselijke verkondigers waren, hadden de steden Kukës en Divjakë respectievelijk bezoekersaantallen van 192 en 230. Krujë, met slechts één verkondiger, had 212 aanwezigen. De dertig verkondigers in Korçë huurden faciliteiten voor meer dan 300 personen. Nadat de gehoorzaal met dat aantal afgeladen was, moesten er nog 200 personen worden weggestuurd omdat er geen plaats meer was. Werkelijk een veld dat rijp is om geoogst te worden!
Uit Roemenië komt het volgende bericht: „Bij ons van-huis-tot-huiswerk ontmoetten wij iemand die zei dat hij een van Jehovah’s Getuigen was en in een stadje woonde waar voor zover ons bekend was, geen Getuigen waren. Hij vertelde ons dat er buiten hem nog vijftien andere personen waren die reeds vele jaren op donderdag en op zondag vergaderingen hadden gehouden en dat zij ermee waren begonnen van huis tot huis te prediken. De volgende dag gingen wij naar die stad. In twee vertrekken zaten vijftien mannen, vrouwen en kinderen op ons te wachten, die twintig boeken en twintig van de laatste tijdschriften namen. Wij lieten hun zien hoe zij bijbelstudies moesten leiden. Wij zongen samen en beantwoordden hun meest dringende vragen. Degene die de leiding in de groep nam, gaf toe: ’Een paar dagen geleden heb ik in tranen tot Jehovah gebeden om ons een herder te sturen, en mijn gebeden zijn verhoord.’ Wij waren buitengewoon gelukkig en toen wij vertrokken, zei hij net als een wees die eindelijk een vader gevonden had: ’Vergeet ons alsjeblieft niet. Kom ons weer opzoeken!’ Dat deden wij, en nu worden er in die stad zeven bijbelstudies geleid. In veel maagdelijke gebieden gaat het werk heel wonderlijk van start met bijbelse lectuur, die erg wordt gewaardeerd, en dit toont aan dat het werk van goddelijke oorsprong is.”
[Tabel op blz. 18-21]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1996 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)
[Illustraties op blz. 16, 17]
„De begeerlijke dingen van alle natiën” worden bijeengebracht op de eilanden der zee (1), in Zuid-Amerika (2), Afrika (3), Azië (4), Noord-Amerika (5) en Europa (6)