De zegepraal van de ware aanbidding komt naderbij
„Jehovah moet koning worden over de gehele aarde.” — ZACHARIA 14:9.
1. Wat ondervonden gezalfde christenen tijdens de Eerste Wereldoorlog, en hoe was dit voorzegd?
TIJDENS de Eerste Wereldoorlog hebben de oorlogvoerende natiën gezalfde christenen veel moeilijkheden bezorgd en velen van hen in gevangenissen opgesloten. Hierdoor werden zij ernstig belemmerd in het brengen van lofoffers aan Jehovah, en zij raakten in een toestand van geestelijke gevangenschap. Dit alles was voorzegd in Zacharia 14:2, waar een internationale aanval op Jeruzalem wordt beschreven. De stad in deze profetie is het „hemelse Jeruzalem”, Gods hemelse koninkrijk en de plaats waar „de troon van God en van het Lam” zich bevindt (Hebreeën 12:22, 28; 13:14; Openbaring 22:3). Gods gezalfden op aarde vertegenwoordigden die stad. De getrouwen onder hen overleefden de aanval en weigerden zich uit „de stad” te laten verbannen.a
2, 3. (a) Hoe heeft de aanbidding van Jehovah sinds 1919 gezegevierd? (b) Welke ontwikkeling heeft zich sinds 1935 voorgedaan?
2 In 1919 werden de getrouwe gezalfden uit hun toestand van gevangenschap bevrijd, en onmiddellijk trokken zij profijt van de vredesperiode die op de oorlog volgde. Als gezanten van het hemelse Jeruzalem grepen zij de grootse gelegenheid aan om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken en mee te helpen bij de bijeenvergadering van de laatste leden van de 144.000 (Mattheüs 24:14; 2 Korinthiërs 5:20). In 1931 namen zij de passende schriftuurlijke naam Jehovah’s Getuigen aan. — Jesaja 43:10, 12.
3 Sindsdien zijn Gods gezalfde Getuigen zonder onderbreking voortgegaan. Zelfs Hitler met zijn nazi-oorlogsmachinerie heeft hen niet tot zwijgen kunnen brengen. Ondanks wereldomvattende vervolging heeft hun werk over de gehele aarde vrucht gedragen. Vooral sinds 1935 heeft de in het boek Openbaring voorzegde internationale „grote schare” zich bij hen aangesloten. Ook deze personen zijn opgedragen, gedoopte christenen en hebben „hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam”, Jezus Christus (Openbaring 7:9, 14). Zij zijn echter geen gezalfden, die de hoop op hemels leven koesteren. Zij hopen datgene te beërven wat Adam en Eva verloren, namelijk volmaakt menselijk leven op een paradijsaarde (Psalm 37:29; Mattheüs 25:34). In deze tijd telt de grote schare meer dan vijf miljoen zielen. De ware aanbidding van Jehovah zegeviert, maar haar uiteindelijke zegepraal moet nog komen.
Buitenlanders in Gods geestelijke tempel
4, 5. (a) Waar aanbidt de grote schare Jehovah? (b) In welke voorrechten verheugen zij zich, en als vervulling van welke profetie?
4 Zoals voorzegd, ’aanbidt de grote schare God dag en nacht in zijn tempel’ (Openbaring 7:15, voetnoot). Aangezien zij geen geestelijke, priesterlijke Israëlieten zijn, zag Johannes hen blijkbaar in de tempel in het buitenste voorhof der heidenen staan (1 Petrus 2:5). Wat een heerlijkheid is er aan Jehovah’s geestelijke tempel verleend nu het terrein eromheen gevuld is met deze grote menigte die hem samen met het overblijfsel van het geestelijke Israël looft!
5 De grote schare dient God niet in de toestand die wordt afgebeeld door het binnenste voorhof der priesters. Zij zijn niet rechtvaardig verklaard tot de positie waarin zij Gods aangenomen, geestelijke zonen zijn (Romeinen 8:1, 15). Niettemin nemen zij door geloof te oefenen in Jezus’ losprijs een reine positie voor het aangezicht van Jehovah in. Zij zijn rechtvaardig verklaard tot vriendschap met hem. (Vergelijk Jakobus 2:21, 23.) Ook zij hebben het voorrecht aanvaardbare slachtoffers op Gods geestelijke altaar aan te bieden. Bijgevolg wordt de profetie uit Jesaja 56:6, 7 op luisterrijke wijze ten aanzien van deze grote schare vervuld: „De buitenlanders die zich bij Jehovah hebben aangesloten om hem te dienen en om de naam van Jehovah lief te hebben, . . . hen wil ik ook brengen tot mijn heilige berg en hun vreugde bereiden in mijn huis van gebed. Hun volledige brandoffers en hun slachtoffers zullen aanvaardbaar zijn op mijn altaar. Want míjn huis zal zelfs een huis van gebed worden genoemd voor alle volken.”
6. (a) Wat voor slachtoffers brengen de buitenlanders? (b) Waaraan herinnert het waterbekken in het voorhof der priesters hen?
6 Tot de slachtoffers die deze buitenlanders brengen, behoort niet alleen „de vrucht der lippen [als zorgvuldig bereide graanoffers] die [Gods] naam in het openbaar bekendmaken”, maar ook ’goeddoen en anderen met zich laten delen’ (Hebreeën 13:15, 16). Het grote waterbekken dat de priesters moesten gebruiken om zich te wassen, is ook een belangrijke herinnering voor deze buitenlanders. Ook zij moeten zich aan een geestelijke en morele reiniging onderwerpen terwijl Gods Woord hun op progressieve wijze duidelijker wordt gemaakt.
Het Heilige en zijn uitrusting
7. (a) Hoe beziet de grote schare de voorrechten waarin de heilige priesterschap zich verheugt? (b) Welke extra voorrechten hebben sommige buitenlanders ontvangen?
7 Is er voor deze grote schare buitenlanders enige betekenis verbonden aan het Heilige en zijn uitrusting? Natuurlijk zullen zij nooit in de door het Heilige afgebeelde toestand komen. Zij zijn niet wedergeboren als geestelijke zonen van God met hemels burgerschap. Maakt dit hen afgunstig? Nee. Zij verheugen zich veeleer in het voorrecht dat zij hebben het overblijfsel van de 144.000 te ondersteunen, en zij tonen diepe waardering voor Gods voornemen om deze geestelijke zonen, die er met Christus een aandeel aan zullen hebben de mensheid tot volmaaktheid op te heffen, aan te nemen of te adopteren. Ook is de grote schare buitenlanders intens dankbaar voor Gods grote onverdiende goedheid om hun een aardse hoop op eeuwig leven in het Paradijs te schenken. Aan sommige van deze buitenlanders zijn, evenals aan de Nethinim uit de oudheid, voorrechten van opzicht verleend om de heilige priesterschap te assisteren (Jesaja 61:5).b Uit hun midden stelt Jezus ’vorsten op de gehele aarde’ aan. — Psalm 45:16.
8, 9. Hoe trekt de grote schare profijt van een beschouwing van de uitrusting van het Heilige?
8 Hoewel zij nooit het tegenbeeldige Heilige zullen binnengaan, leren de leden van de grote schare buitenlanders waardevolle lessen van de uitrusting die zich erin bevond. Net als de lampestandaard een voortdurende voorraad olie nodig had, zo hebben de buitenlanders heilige geest nodig om hen te helpen de progressieve waarheden uit Gods Woord, die via „de getrouwe en beleidvolle slaaf” tot hen komen, te begrijpen (Mattheüs 24:45-47). Bovendien helpt Gods geest hen gunstig te reageren op de volgende uitnodiging: „De geest en de bruid [het gezalfde overblijfsel] blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’ En een ieder die dorst heeft, kome; een ieder die wil, neme het water des levens om niet” (Openbaring 22:17). Aldus herinnert de lampestandaard de grote schare aan de verplichting die op hen rust om als christenen te schijnen en in gedrag, gedachte, woord of daad alles te vermijden waardoor zij Gods heilige geest zouden bedroeven. — Efeziërs 4:30.
9 De tafel der toonbroden herinnert de grote schare eraan dat zij om geestelijk gezond te blijven, geregeld geestelijk voedsel uit de bijbel en uit de publikaties van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” tot zich moeten nemen (Mattheüs 4:4). Het reukaltaar herinnert hen eraan hoe belangrijk het is vurig tot Jehovah te bidden om hulp, opdat zij hun rechtschapenheid kunnen bewaren (Lukas 21:36). Hun gebeden dienen uit het hart komende uitingen van lof en dankzegging te omvatten (Psalm 106:1). Het reukaltaar herinnert hen ook aan de noodzaak God op andere manieren te loven, zoals door op christelijke vergaderingen van ganser harte Koninkrijksliederen te zingen en door zich goed voor te bereiden om een doeltreffende „openbare bekendmaking tot redding” te doen. — Romeinen 10:10.
De volledige zegepraal van de ware aanbidding
10. (a) Welk grootse vooruitzicht hebben wij? (b) Welke ontwikkeling moet zich eerst voordoen?
10 Thans stromen „vele volken” uit alle natiën naar Jehovah’s huis van aanbidding (Jesaja 2:2, 3). Ter bevestiging hiervan zegt Openbaring 15:4: „Wie zal u niet werkelijk vrezen, Jehovah, en uw naam verheerlijken, omdat gij alleen loyaal zijt? Want alle natiën zullen komen en voor u aanbidden, omdat uw rechtvaardige verordeningen openbaar gemaakt zijn.” Zacharia hoofdstuk 14 beschrijft wat erop volgt. In de nabije toekomst zal de vijandigheid van de meeste mensen op aarde een hoogtepunt bereiken wanneer zij zich voor het laatst vergaderen om oorlog te voeren tegen Jeruzalem — de aardse vertegenwoordigers van het hemelse Jeruzalem. Vervolgens zal Jehovah handelend optreden. Als een Krijgsman-God „zal [hij] stellig uittrekken en oorlog voeren tegen die natiën” die deze aanval durven te ondernemen. — Zacharia 14:2, 3.
11, 12. (a) Hoe zal Jehovah reageren op de komende wereldomvattende aanval op aanbidders in zijn tempel? (b) Waar zal Gods oorlog op uitlopen?
11 „Dit zal de gesel blijken te zijn waarmee Jehovah alle volken zal geselen die werkelijk krijgsdienst tegen Jeruzalem zullen verrichten: Iemands vlees zal wegrotten terwijl hij op zijn voeten staat; en zelfs iemands ogen zullen in hun kassen wegrotten, en zelfs iemands tong zal in zijn mond wegrotten. En het moet geschieden op die dag dat van Jehovah afkomstige verwarring onder hen wijdverbreid zal worden; en zij zullen werkelijk een ieder de hand van hun metgezel vastgrijpen, en ieders hand zal zich werkelijk tegen de hand van zijn metgezel verheffen.” — Zacharia 14:12, 13.
12 Of deze gesel letterlijk of figuurlijk is, zullen wij moeten afwachten. Eén ding is echter zeker. Terwijl Gods vijanden optrekken voor hun wereldomvattende aanval op Jehovah’s dienstknechten, zal hun door ontzagwekkende demonstraties van Gods almachtige kracht een halt worden toegeroepen. Hun mond zal tot zwijgen worden gebracht. Het zal zijn alsof hun tong, waarmee zij zich openlijk tegen Jehovah hebben verzet, weggerot was. Zij zien hun eensgezinde doel niet meer duidelijk, alsof hun ogen weggerot waren. Hun lichaamskrachten, waardoor zij zich hebben verstout tot de aanval over te gaan, zullen wegkwijnen. In verwarring zullen zij zich in een grote slachting tegen elkaar keren. Aldus zullen alle aardse vijanden van Gods aanbidding worden weggevaagd. Ten slotte zullen alle natiën gedwongen zijn Jehovah’s universele soevereiniteit te erkennen. De profetie zal vervuld worden: „Jehovah moet koning worden over de gehele aarde” (Zacharia 14:9). Daarna zullen Satan en zijn demonen gebonden worden en zal de duizendjarige regering van Christus een aanvang nemen met grote zegeningen voor de mensheid in het verschiet. — Openbaring 20:1, 2; 21:3, 4.
De aardse opstanding
13. Wie zijn degenen ’die overblijven uit alle natiën’?
13 Zacharia’s profetie vervolgt in hoofdstuk 14 vers 16: „Het moet geschieden dat, wat een ieder aangaat die overblijft uit alle natiën die tegen Jeruzalem komen, zij ook van jaar tot jaar moeten opgaan om zich neer te buigen voor de Koning, Jehovah der legerscharen, en om het loofhuttenfeest te vieren.” Volgens de bijbel zullen alle thans levende mensen die tot het einde van dit goddeloze samenstel blijven leven en die als vijanden van de ware aanbidding worden beschouwd, de „gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging” ondergaan (2 Thessalonicenzen 1:7-9; zie ook Mattheüs 25:31-33, 46). Zij zullen geen opstanding krijgen. Waarschijnlijk omvatten degenen die ’overblijven’, derhalve de leden van de natiën die vóór Gods laatste oorlog zijn gestorven en voor wie er een op de bijbel gebaseerde hoop van een opstanding bestaat. „Het uur komt”, zo beloofde Jezus, „waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” — Johannes 5:28, 29.
14. (a) Wat moeten uit de dood opgewekte personen doen om eeuwig leven te verwerven? (b) Wat zal er gebeuren met iemand die weigert zich aan Jehovah op te dragen en de ware aanbidding te beoefenen?
14 Al deze uit de dood opgewekte personen moeten iets doen wil hun opstanding een opstanding ten leven en niet tot veroordeling blijken te zijn. Zij moeten naar de aardse voorhoven van Jehovah’s tempel komen en zich neerbuigen door zich door bemiddeling van Jezus Christus aan God op te dragen. Alle uit de dood opgewekte personen die dit weigeren te doen, zullen gestraft worden met dezelfde gesel die de hedendaagse natiën treft (Zacharia 14:18). Wie weet hoeveel uit de dood opgewekte personen zich vreugdevol zullen aansluiten bij de grote schare in het vieren van het tegenbeeldige Loofhuttenfeest? Ongetwijfeld zullen het er velen zijn, en aan Jehovah’s grote geestelijke tempel zal als gevolg daarvan nog meer heerlijkheid worden verleend!
Het tegenbeeldige Loofhuttenfeest
15. (a) Wat waren enkele opmerkelijke kenmerken van het in de oudheid door de Israëlieten gevierde Loofhuttenfeest? (b) Waarom werden er tijdens het feest zeventig stieren geofferd?
15 Elk jaar werd er van de Israëlieten uit de oudheid verlangd dat zij het Loofhuttenfeest vierden. Het duurde één week en viel aan het einde van het binnenhalen van hun oogst. Het was een vreugdevolle tijd van dankzegging. Gedurende die week moesten zij in tijdelijke onderkomens wonen, die bedekt waren met de bladeren van bomen, in het bijzonder palmtakken. Dit feest herinnerde Israël eraan hoe God hun voorvaders uit Egypte had gered en hoe hij voor hen had gezorgd toen zij in loofhutten woonden en veertig jaar door de wildernis trokken totdat zij het Beloofde Land bereikten (Leviticus 23:39-43). Tijdens het feest werden er zeventig stieren op het tempelaltaar geofferd. Kennelijk was dit kenmerk van het feest een profetisch beeld van het volmaakte en volledige levenreddende werk dat door Jezus Christus werd verricht. De voordelen van zijn loskoopoffer zullen zich uiteindelijk uitstrekken tot talloze nakomelingen van de zeventig menselijke families die van Noach afstamden. — Genesis 10:1-29; Numeri 29:12-34; Mattheüs 20:28.
16, 17. (a) Wanneer begon het tegenbeeldige Loofhuttenfeest, en hoe heeft het voortgang gevonden? (b) Hoe heeft de grote schare een aandeel aan de viering?
16 Bijgevolg wees het oude Loofhuttenfeest vooruit naar de vreugdevolle bijeenvergadering van losgekochte zondaars in Jehovah’s grote geestelijke tempel. Het tegenbeeld van dit feest begon met Pinksteren 33 G.T., toen de vreugdevolle bijeenvergadering van geestelijke Israëlieten in de christelijke gemeente een aanvang nam (Handelingen 2:41, 46, 47). Deze gezalfden beseften dat zij „tijdelijke inwoners” in Satans wereld waren, want hun werkelijke „burgerschap bestaat in de hemelen” (1 Petrus 2:11; Filippenzen 3:20). Over dit vreugdevolle feest viel tijdelijk een schaduw door de afval die tot de vorming van de christenheid leidde (2 Thessalonicenzen 2:1-3). Het feest werd echter in 1919 met de vreugdevolle bijeenvergadering van de laatste leden van de 144.000 geestelijke Israëlieten hervat, gevolgd door de bijeenvergadering van de internationale grote schare uit Openbaring 7:9.
17 De grote schare wordt afgebeeld met palmtakken in hun handen, waaruit blijkt dat ook zij vreugdevolle vierders van het tegenbeeldige Loofhuttenfeest zijn. Als opgedragen christenen hebben zij een vreugdevol aandeel aan het werk dat erin bestaat meer aanbidders in Jehovah’s tempel bijeen te brengen. Bovendien beseffen zij dat zij als zondaars niet het recht hebben om permanent op aarde te wonen. Zij moeten, samen met toekomstige uit de dood opgewekte personen, geloof in Christus’ loskoopoffer blijven oefenen totdat zij aan het einde van de duizendjarige regering van Christus menselijke volmaaktheid zullen bereiken. — Openbaring 20:5.
18. (a) Wat zal er aan het einde van de duizendjarige regering van Jezus Christus gebeuren? (b) Hoe zal de ware aanbidding van Jehovah uiteindelijk zegevieren?
18 Vervolgens zullen Gods aanbidders op aarde als volmaakte mensen voor zijn aangezicht staan, zonder dat er een hemelse priesterschap nodig is. De tijd zal aangebroken zijn dat Jezus Christus „het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt” (1 Korinthiërs 15:24). Satan zal „voor een korte tijd” worden losgelaten om de tot volmaaktheid gebrachte mensheid op de proef te stellen. Alle ontrouwen zullen samen met Satan en zijn demonen voor eeuwig vernietigd worden. Degenen die getrouw blijven, zullen eeuwig leven deelachtig worden. Zij zullen permanente bewoners van het aardse paradijs worden. Aldus zal het tegenbeeldige Loofhuttenfeest tot een glorierijk, succesvol einde zijn gekomen. De ware aanbidding zal tot Jehovah’s eeuwige heerlijkheid en ’s mensen eeuwige geluk gezegevierd hebben. — Openbaring 20:3, 7-10, 14, 15.
[Voetnoten]
a Zie voor een vers-voor-verscommentaar op Zacharia hoofdstuk 14 het boek Het herstel van het Paradijs voor de mensheid — door de Theocratie!, in 1973 uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., hfdst. 21 en 22.
b Zie voor meer inlichtingen over de hedendaagse Nethinim De Wachttoren van 15 april 1992, blz. 16.
Overzichtsvragen
◻ Hoe werd „Jeruzalem” tijdens de Eerste Wereldoorlog aangevallen? — Zacharia 14:2.
◻ Wat is er sinds 1919 met Gods volk gebeurd?
◻ Wie hebben thans een aandeel aan de viering van het tegenbeeldige Loofhuttenfeest?
◻ Hoe zal de ware aanbidding volledig zegevieren?
[Illustratie op blz. 23]
Palmtakken werden gebruikt bij de viering van het Loofhuttenfeest