AB
Na de ballingschap de naam van de vijfde maanmaand van de joodse godsdienstige kalender, maar de elfde maand van de burgerlijke kalender. Ze komt overeen met juli/augustus.
De betekenis van de naam Ab is onzeker. In de bijbel wordt deze maand niet rechtstreeks met name genoemd maar slechts als „de vijfde maand” aangeduid. De naam komt echter wel voor in de misjna (Taʽanit 4:6) en in andere joodse geschriften uit de tijd na de ballingschap.
Ab was een hete zomermaand, de tijd waarin de druivenoogst in Israël begon. — Zie KALENDER.
Op de eerste dag van Ab stierf Aäron op de berg Hor (Nu 33:38). In 2 Koningen 25:8 wordt gezegd dat op de zevende dag van deze maand Nebuzaradan, de dienaar van de koning van Babylon, ’naar Jeruzalem kwam’. In Jeremia 52:12 wordt ons evenwel meegedeeld dat Nebuzaradan op de tiende dag van deze maand ’in Jeruzalem kwam’. In de Soncino Books of the Bible wordt hierover het volgende opgemerkt: „De tussentijd van drie dagen is te verklaren als de tijd tussen het moment waarop Nebuzaradan op het toneel verscheen en het begin van de actie” (onder redactie van A. Cohen, Londen, 1949). Naar het schijnt is Nebuzaradan dus op de zevende dag bij Jeruzalem aangekomen, heeft hij vanuit zijn legerplaats buiten de stadsmuren de situatie in ogenschouw genomen en opdracht gegeven tot het verwoesten van de vestingwerken van de stad en het plunderen van haar schatten; ten slotte is hij op de tiende dag van de maand de stad en haar heilige tempel binnengegaan. Volgens Josephus (De joodse oorlog, VI, iv, 5, 8) werd Herodes’ tempel op de tiende dag van de vijfde maand (70 G.T.) door de Romeinen verbrand, en Josephus vermeldt dat op precies dezelfde dag de eerste tempel door de Babyloniërs werd verbrand.
Gedurende de daaropvolgende zeventigjarige Babylonische ballingschap was deze vijfde maand voor de joden een tijd van vasten en weeklagen ter herdenking van de verwoesting van de tempel in Jeruzalem (Za 7:3, 5; 8:19). Het was ook in de maand Ab dat Ezra naar het herbouwde Jeruzalem terugkeerde om de joden in Jehovah’s wet te onderwijzen. — Ezr 7:8, 9, 25.