-
JudasInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Waarom boden de joodse religieuze leiders voor het verraad van Jezus slechts dertig zilverstukken?
Judas kreeg dertig zilverstukken (indien sikkelen: $66) aangeboden (Mt 26:14, 15). De religieuze leiders stelden waarschijnlijk deze prijs vast om hun verachting voor Jezus kenbaar te maken en te tonen hoe gering zij hem achtten. Volgens Exodus 21:32 bedroeg de prijs van een slaaf dertig sikkelen. In dit verband zij opgemerkt dat Zacharia voor zijn werk als herder van het volk „dertig zilverstukken” uitbetaald kreeg. Jehovah versmaadde dit als een zeer gering bedrag en beschouwde het aan Zacharia uitbetaalde loon als iets waarmee het ontrouwe volk tot uitdrukking bracht hoeveel waarde God zelf in hun ogen had (Za 11:12, 13). Door voor Jezus dus slechts dertig zilverstukken te bieden, gaven de religieuze leiders te kennen dat zij hem van weinig waarde achtten. Terzelfder tijd vervulden zij echter Zacharia 11:12 en bejegenden Jehovah geringschattend door op voornoemde wijze te handelen met degene die hij als zijn vertegenwoordiger had uitgezonden om Israël te weiden.
-
-
JudasInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
In verband met zijn dood rijst ook de vraag wie voor de dertig zilverstukken het veld heeft gekocht dat tot begraafplaats werd bestemd. Volgens Mattheüs 27:6, 7 kwamen de overpriesters overeen dat zij het geld niet in de heilige schatkist konden werpen, dus hebben zij het veld ervoor gekocht. Maar het verslag in Handelingen 1:18, 19 zegt over Judas: „Deze nu heeft met het loon voor onrechtvaardigheid een veld gekocht.” Het antwoord schijnt te zijn dat de priesters weliswaar het veld kochten, maar aangezien het geld van Judas kwam, de koop ook aan hem kon worden toegeschreven. Dr. A. Edersheim verklaarde: „Het was niet geoorloofd voor de koop van heilige dingen onrechtmatig verdiend geld voor de Tempelschatkist aan te nemen. In zulke gevallen moest het geld volgens de Joodse Wet aan de schenker worden teruggegeven. Zou hij er echter op staan het toch te willen geven, dan diende men hem ertoe te bewegen het voor het algemeen welzijn uit te geven. . . . Naar wettelijke fictie werd het geld nog steeds beschouwd alsof het van Judas was en alsof hij het had gebruikt om het bekende ’veld van de pottenbakker’ te kopen” (The Life and Times of Jesus the Messiah, 1906, Deel II, blz. 575). Deze koop hield verband met de vervulling van de profetie uit Zacharia 11:13.
-