BESTRAFFING
In scherpe bewoordingen afkeuring uiten of door woorden of daden beteugelen, is de gedachte die in het Hebreeuws gewoonlijk wordt overgebracht door het werkwoord ga·ʽarʹ (Ge 37:10). Een ander Hebreeuws werkwoord dat met „bestraffen” wordt weergegeven, betekent letterlijk „vernederen” (Job 11:3); één Hebreeuws zelfstandig naamwoord dat met „bestraffing” wordt weergegeven, betekent letterlijk „een terechtwijzen” (2Kon 19:3). In het Grieks wordt het begrip „bestraffen” overgebracht door e·pi·tiʹma·o, dat ook „streng gelasten”, „bars toespreken”, „berispen”, kan betekenen. — Mt 12:16; Lu 18:39; 2Ti 4:2.
Een betekenis van bestraffen die niet beperkt is tot mensen, is „beteugelen”, „een halt toeroepen”. Wanneer Jehovah het gezaaide zaad bestraft, wil dat zeggen dat hij een goede oogst verhindert (Mal 2:3). Dat hij verslindende insekten bestraft, betekent dat hij ze belet nog langer ernstige schade aan gewassen toe te brengen (Mal 3:11). De psalmist, die de vijanden van Gods volk in figuurlijke taal als dieren aanduidde, smeekte de Allerhoogste paal en perk te stellen aan hun vermogen om letsel toe te brengen: „Bestraf het wild gedierte van het riet, de vergadering der stieren” (Ps 68:30). Jezus Christus bestrafte de wind en een koortsaanval. — Mr 4:39; Lu 4:39.
Soms brengt „bestraffing” de gedachte van „dreiging” over. Zo kan met de woorden „de bestraffing van uw aangezicht” te kennen gegeven worden dat het gelaat een dreigende uitdrukking heeft aangenomen. — Ps 80:16.
De uitwerking van een bestraffing kan de aandacht vestigen op Jehovah’s grote kracht. Een opvallend voorbeeld was het scheiden van de Rode Zee. — Ps 106:9.
Terecht of ongerechtvaardigd. Een bestraffing kan hetzij terecht of ongerechtvaardigd zijn. Omdat een droom die Jozef vertelde, gedachten bevatte die in strijd leken met het natuurlijke gevoel voor wat passend is in de ouder-kindverhouding, bestrafte zijn vader Jakob hem (Ge 37:10). Toen Jezus Christus zijn discipelen vertelde dat hem lijden en terechtstelling te wachten stonden, bestrafte Petrus hem met de woorden: „Wees goed voor uzelf, Heer; gij zult deze bestemming geenszins hebben” (Mt 16:22). Omdat Petrus het verkeerd zag, bestrafte Jezus hem terecht in zeer krachtige bewoordingen: „Ga achter mij, Satan, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen.” — Mr 8:33.
Nuttig. Hoewel een bestraffing die door een wijze wordt gegeven, pijn kan doen, luidt de geïnspireerde raad: „Het is beter de bestraffing van een wijze te horen dan de man te zijn die het lied van de verstandelozen hoort” (Pr 7:5). De bestraffing door een wijze kan iemand die ze in de juiste geest aanvaardt en ernaar handelt, helpen zijn gedrag te verbeteren. De verstandige zal dieper geraakt worden door een eenvoudige bestraffing dan een verstandeloze die honderd slagen voor een wandaad krijgt (Sp 17:10). Bestraffing door de gemeente in de vorm van uitsluiting kan een kwaaddoener tot bezinning brengen, zoals gebeurd blijkt te zijn in het geval van een man in Korinthe die incest had gepleegd. — 2Kor 2:6, 7; 1Kor 5:1-5.