Valse profeten in deze tijd
JEREMIA diende als Gods profeet in Jeruzalem in een tijd waarin deze stad vergeven was van afgoderij, immoraliteit, corruptie en het vergieten van onschuldig bloed (Jeremia 7:8-11). Hij was niet de enige profeet die in die tijd werkzaam was, maar de meeste anderen waren zelfzuchtig en corrupt. In welk opzicht? Jehovah verklaart: „Van de profeet tot zelfs de priester handelt ieder bedrieglijk. En zij trachten de breuk van mijn volk oppervlakkig te genezen door te zeggen: ’Er is vrede! Er is vrede!’ terwijl er geen vrede is.” — Jeremia 6:13, 14.
De valse profeten probeerden de schijn te wekken dat het, ondanks alle corruptie in het land, goed ging en het volk in vrede met God leefde; maar dat was niet zo. Gods oordeel wachtte hun, zoals Jeremia onbevreesd verkondigde. De ware profeet Jeremia, niet de valse profeten, werd gerechtvaardigd toen Jeruzalem in 607 v.G.T. door Babylonische soldaten met de grond gelijk werd gemaakt, de tempel werd verwoest, en de bevolking werd vermoord of in ballingschap naar het verre Babylon werd gevoerd. De erbarmelijk weinig personen die in het land overbleven, vluchtten naar Egypte. — Jeremia 39:6-9; 43:4-7.
Wat hadden de valse profeten gedaan? „’Zie, ik ben tegen de profeten’, is de uitspraak van Jehovah, ’die mijn woorden wegstelen, een ieder van zijn metgezel’” (Jeremia 23:30). De valse profeten stalen de kracht en de uitwerking van Gods woorden door mensen aan te moedigen naar leugens te luisteren in plaats van naar de ware, van God afkomstige waarschuwing. Zij spraken niet over „de grote daden van God” maar over hun eigen denkbeelden, over dingen die het volk wilde horen. Jeremia’s boodschap was werkelijk van God afkomstig, en als de Israëlieten naar zijn woorden hadden gehandeld, zouden zij het overleefd hebben. De valse profeten ’stalen Gods woorden’ en leidden het volk naar rampspoed. Het was precies zoals Jezus over de ontrouwe religieuze leiders uit zijn tijd zei: „Zij zijn blinde gidsen. Indien nu een blinde een blinde leidt, zullen beiden in een kuil vallen.” — Handelingen 2:11; Mattheüs 15:14.
Net als in de tijd van Jeremia, zijn er ook nu valse profeten die beweren de God van de bijbel te vertegenwoordigen; maar ook zij stelen Gods woorden door dingen te prediken die mensen afleiden van wat God, via de bijbel, werkelijk zegt. Op welke wijze? Laten wij die vraag beantwoorden door de fundamentele bijbelse leerstelling van het Koninkrijk als toetssteen te gebruiken.
De waarheid omtrent het Koninkrijk
Gods koninkrijk was het belangrijkste thema van Christus’ onderwijs, en er wordt in de Evangeliën meer dan honderdmaal melding van gemaakt. In het begin van zijn bediening zei Jezus: „Ik moet . . . het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden.” Hij leerde zijn volgelingen bidden: „Uw koninkrijk kome.” — Lukas 4:43; 11:2.
Maar wat is het Koninkrijk? Volgens The New Thayer’s Greek English Lexicon betekent het Griekse woord dat in de bijbel met „koninkrijk” is vertaald, in de eerste plaats „koninklijke macht, koningschap, heerschappij, bestuur”, en in de tweede plaats „het domein dat onder het bestuur van een koning staat”. Hieruit kunnen wij logischerwijs concluderen dat Gods koninkrijk een letterlijke regering is die door een Koning wordt geleid. Is dat het geval?
Ja, inderdaad, en de Koning is niemand anders dan Jezus Christus. Vóór Jezus’ geboorte zei de engel Gabriël tegen Maria: „Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd; en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven” (Lukas 1:32). Het feit dat Jezus een troon ontvangt, toont aan dat hij een Koning is, een Heerser die regeert. Ook de profetie van Jesaja toont aan dat het Koninkrijk een letterlijke regering is: „Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven: en de regering zal op zijn schouder zijn . . . Aan de toename van zijn regering en aan vrede zal geen einde zijn.” — Jesaja 9:6, 7, King James Version.
Waar regeert Jezus? In Jeruzalem? Nee. De profeet Daniël zag in een visioen dat Jezus het Koninkrijk ontving, en in zijn visioen bevindt Jezus zich in de hemel (Daniël 7:13, 14). Dit stemt overeen met de manier waarop Jezus over het Koninkrijk sprak. Hij noemde het vaak „het koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 10:7; 11:11, 12). Het stemt ook overeen met Jezus’ woorden tot Pilatus, toen Jezus voor hem terechtstond: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron” (Johannes 18:36). Heeft uw voorganger of priester u geleerd dat Jezus’ koninkrijk een werkelijke regering is die vanuit de hemel regeert? Of heeft hij u geleerd dat het Koninkrijk louter iets is wat in het hart bestaat? Zo ja, dan heeft hij Gods woorden van u gestolen.
Welk verband bestaat er tussen de Koninkrijksregering en al de verschillende vormen van menselijke regering? Volgens The Encyclopedia of Religion, onder redactie van Mircea Eliade, bracht de hervormer Maarten Luther de volgende mening betreffende het Koninkrijk te berde: „Het wereldlijke bestuur . . . kan ook Gods koninkrijk genoemd worden.” Sommigen onderwijzen dat mensen, door hun eigen inspanningen, menselijke regeringen dichter bij Gods koninkrijk kunnen brengen. In 1983 verklaarde de Wereldraad van Kerken: „Terwijl wij met specifieke daden getuigen van ons oprechte verlangen naar vrede, kan de Geest van God onze zwakke pogingen gebruiken om de koninkrijken van deze wereld dichter bij het koninkrijk van God te brengen.”
Merk echter op dat Jezus zijn volgelingen in het Modelgebed (het „Onze Vader”) leerde bidden om de komst van Gods koninkrijk en dat hij hen pas daarna zei te bidden: „Uw [Gods] wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde” (Mattheüs 6:10). Met andere woorden, mensen kunnen het Koninkrijk niet laten komen door Gods wil te doen. De komst van het Koninkrijk is er de oorzaak van dat Gods wil op aarde wordt gedaan. Hoe?
Luister naar wat er in de profetie van Daniël hoofdstuk 2 vers 44 wordt gezegd: „In de dagen van die koningen [menselijke regeerders in de tijd van het einde] zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. . . . Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken.” Geen wonder dat Jezus zei dat zijn koninkrijk geen deel van deze wereld was! Integendeel, het Koninkrijk zal de koninkrijken, de regeringen, van deze aarde vernietigen en in hun plaats over de mensheid gaan regeren. Als de door God geschonken regering van de mensheid zal het er vervolgens voor zorgen dat Gods wil op aarde wordt gedaan.
De reden voor zo’n ingrijpend optreden van de zijde van het Koninkrijk wordt duidelijker als wij bedenken wie de macht over deze wereld heeft. De apostel Johannes schreef: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Johannes 5:19). „De goddeloze” is Satan de Duivel, die door Paulus „de god van dit samenstel van dingen” werd genoemd (2 Korinthiërs 4:4). Instellingen in een wereld waarvan Satan de Duivel de god is, kunnen absoluut niet met het koninkrijk van God vereenzelvigd worden.
Dat is één reden waarom Jezus zich niet met politiek inliet. Toen joodse nationalisten probeerden hem koning te maken, ging hij hun uit de weg (Johannes 6:15). Zoals wij hebben gezien, zei hij ronduit tegen Pilatus: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” En in overeenstemming hiermee zei hij over zijn volgelingen: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Religieuze leiders die onderwijzen dat de komst van Gods koninkrijk bespoedigd wordt door hervormingen binnen dit samenstel van dingen en die hun kudden aanmoedigen dat doel na te streven, zijn derhalve valse profeten. Zij stelen de kracht en de uitwerking van wat de bijbel werkelijk zegt.
Waarom is het belangrijk?
Is dit allemaal slechts een intellectuele discussie? Geenszins. Verkeerde leerstellingen omtrent Gods koninkrijk hebben velen misleid en hebben zelfs de loop der geschiedenis beïnvloed. In de publikatie Théo, een rooms-katholieke encyclopedie, wordt bijvoorbeeld gezegd: „Gods volk is op weg naar een Koninkrijk van God waartoe Christus op aarde de aanzet heeft gegeven . . . De kerk is het zaad van dit Koninkrijk.” De vereenzelviging van de Katholieke Kerk met Gods koninkrijk gaf de kerk tijdens de bijgelovige middeleeuwen enorme wereldlijke macht. Zelfs in deze tijd proberen kerkelijke gezagdragers de loop van de wereldgebeurtenissen te beïnvloeden door zich in te spannen ten gunste van bepaalde politieke systemen en andere tegen te werken.
Een commentator toonde nog een gezichtspunt dat tegenwoordig wijdverbreid is toen hij zei: „De weg der revolutie is het koninkrijk omdat de revolutie het samenkomen van het volk in een nieuw mens-zijn is, op gang gebracht door een goddelijk symbool, verschaft door bemiddeling van de man van waarheid — Jezus . . . Gandhi . . . de Berrigans [twee broers, katholieke priesters, die in de Verenigde Staten tegen de Vietnam-oorlog protesteerden].” Door te onderwijzen dat politiek activisme de belangen van Gods koninkrijk kan dienen en door de werkelijke feiten omtrent het Koninkrijk te negeren, zijn religieuze leiders ertoe gebracht zich kandidaat te stellen voor politieke functies. Het heeft anderen ertoe gebracht zich in te laten met burgerlijke ongeregeldheden en zelfs deel te nemen aan guerrillaoorlogen. Niets van dit alles is in overeenstemming met de waarheid dat het Koninkrijk geen deel van deze wereld is. En religieuze leiders die zo nauw betrokken zijn bij politiek zijn beslist wel een deel van de wereld, terwijl Jezus zei dat zijn ware discipelen dat niet zouden zijn. Zij die onderwijzen dat Gods koninkrijk tot stand komt door middel van politieke activiteiten zijn valse profeten. Zij stelen Gods woorden van de mensen.
Indien religieuze leiders in de christenheid werkelijk onderwezen wat de bijbel zegt, zouden hun kudden weten dat Gods koninkrijk inderdaad problemen als armoede, ziekte, raciale onrechtvaardigheid en onderdrukking zal oplossen. Maar dit zal op Gods bestemde tijd en op Gods manier gebeuren. Het zal niet gebeuren door het hervormen van politieke systemen, want die zullen verdwijnen wanneer het Koninkrijk komt. Als die geestelijken ware profeten waren, zouden zij hun kudden hebben geleerd dat zij, terwijl zij wachten tot Gods koninkrijk handelend optreedt, werkelijke, door God geschonken, praktische hulp kunnen vinden om de problemen die door de onrechtvaardigheid in deze wereld veroorzaakt worden, op te lossen.
Ten slotte zouden zij hun kudden hebben geleerd dat de verslechterende toestanden op aarde, die zoveel leed veroorzaken, in de bijbel werden voorzegd en er een teken van zijn dat de komst van het Koninkrijk nabij is. Ja, het koninkrijk van God zal spoedig tussenbeide komen en de huidige politieke stelsels vervangen. Wat een zegen zal dat zijn! — Mattheüs 24:21, 22, 36-39; 2 Petrus 3:7; Openbaring 19:11-21.
De mensheid onder Gods koninkrijk
Wat zal de komst van Gods koninkrijk voor de mensheid betekenen? Welnu, kunt u zich voorstellen dat u iedere morgen vol levenskracht opstaat? Niemand die u kent is ziek of sterft. Zelfs uw gestorven geliefden zijn met u herenigd door middel van een opstanding (Jesaja 35:5, 6; Johannes 5:28, 29). Er zijn geen economische zorgen meer die veroorzaakt worden door zelfzuchtige handelspraktijken of te kort schietende economische stelsels. U hebt uw eigen geriefelijke huis en genoeg land om alles wat u aan voedsel voor het gezin nodig hebt, te verbouwen (Jesaja 65:21-23). U kunt overal op elk tijdstip van de dag of de nacht rondlopen zonder angst voor geweldpleging. Er zijn geen oorlogen meer — niets waardoor uw zekerheid wordt bedreigd. Iedereen heeft uw welzijn op het oog. De goddelozen zijn verdwenen. Er heerst liefde en rechtvaardigheid. Kunt u zich zo’n tijd voorstellen? Dit is de soort wereld die het Koninkrijk zal brengen. — Psalm 37:10, 11; 85:10-13; Micha 4:3, 4.
Is dit slechts een hersenschim? Nee. Lees de in de voorgaande paragraaf aangehaalde schriftplaatsen en u zult ontdekken dat alles wat daar gezegd wordt, een weerspiegeling is van de vastomlijnde beloften van God. Indien u nooit eerder zo’n juist beeld is gegeven van wat Gods koninkrijk voor de mensheid kan en zal doen, dan heeft iemand Gods woorden van u gestolen.
Gelukkig hoeft het niet zo te blijven. Jezus zei dat in onze tijd „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde [zal] worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Het tijdschrift dat u nu leest vormt een onderdeel van dat predikingswerk. Wij moedigen u aan te vermijden door valse profeten misleid te worden. Kijk dieper in Gods Woord om de waarheid over Gods koninkrijk te vinden. Onderwerp u dan aan dat koninkrijk, dat een voorziening is van de Grote Herder, Jehovah God. In werkelijkheid is het de enige hoop voor de mensheid, en het zal niet falen.
[Illustratie op blz. 5]
Luther onderwees dat menselijk bestuur als Gods koninkrijk beschouwd kon worden
[Verantwoording]
Met toestemming van de directie van het British Museum
[Illustratie op blz. 7]
Als een liefdevolle Herder zal Jehovah door middel van zijn koninkrijk omstandigheden brengen die geen mens zou kunnen brengen