Hoofdstuk 51
Een moord tijdens een verjaarsfeest
NADAT Jezus zijn apostelen instructies heeft gegeven, zendt hij hen twee aan twee uit in het gebied. Waarschijnlijk gaan de broers Petrus en Andréas samen, evenals Jakobus en Johannes, Filippus en Bartholoméüs, Thomas en Matthéüs, Jakobus en Thaddéüs, en Simon en Judas Iskáriot. Overal waar de zes paar evangeliepredikers komen, verkondigen zij het goede nieuws van het Koninkrijk en verrichten zij wonderbare genezingen.
Intussen zit Johannes de Doper nog steeds in de gevangenis. Hij is daar nu al bijna twee jaar. U herinnert u misschien nog dat Johannes in het openbaar had verklaard dat het verkeerd was van Herodes Antipas om Heródias, de vrouw van zijn broer Filippus, voor zichzelf te nemen. Aangezien Herodes Antipas beweerde dat hij de Mozaïsche wet aanhing, had Johannes deze verbintenis terecht als overspelig aan de kaak gesteld. Bijgevolg had Herodes Johannes in de gevangenis laten werpen, misschien wel op aandringen van Heródias.
Herodes Antipas beseft dat Johannes een rechtvaardig man is en luistert zelfs graag naar hem. Daarom weet hij eigenlijk niet goed raad met hem. Heródias daarentegen haat Johannes en blijft naar een manier zoeken om hem ter dood te laten brengen. Eindelijk komt de gelegenheid waarop zij heeft gewacht.
Kort voor het Pascha van 32 G.T. organiseert Herodes een groot feest ter ere van zijn verjaardag. Het feest wordt bijgewoond door al Herodes’ hoogwaardigheidsbekleders en legerofficieren, en ook de voornaamste burgers van Galiléa zijn aanwezig. Later op de avond wordt Salóme, de dochter van Heródias uit haar vroegere huwelijk met Filippus, naar binnen gestuurd om voor de gasten te dansen. De mannelijke toeschouwers zijn verrukt over haar optreden.
Herodes is bijzonder met Salóme ingenomen. „Vraag mij wat gij ook wilt, en ik zal het u geven”, verklaart hij. Hij zweert zelfs: „Wat gij mij ook vraagt, ik zal het u geven, al is het de helft van mijn koninkrijk.”
Voordat Salóme hem antwoordt, gaat zij naar buiten om met haar moeder te overleggen. „Wat moet ik vragen?”, informeert zij.
Hier is eindelijk de kans! „Het hoofd van Johannes, de doper”, antwoordt Heródias zonder aarzelen.
Snel gaat Salóme terug naar Herodes en doet het verzoek: „Ik wil dat u mij op staande voet op een platte schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.”
Herodes is erg ontdaan. Maar omdat zijn gasten zijn eed hebben gehoord, durft hij niet goed te weigeren, ook al betekent dit dat er een onschuldig mens vermoord wordt. Direct wordt er iemand naar de gevangenis gestuurd met de lugubere opdracht het vonnis te voltrekken. Weldra komt hij terug met het hoofd van Johannes op een platte schotel en geeft het aan Salóme. Zij brengt het op haar beurt bij haar moeder. Als Johannes’ discipelen horen wat er gebeurd is, komen zij zijn lichaam weghalen en begraven het, en dan berichten zij alles aan Jezus.
Later, als Herodes hoort dat Jezus mensen geneest en demonen uitwerpt, wordt hij bang, want hij vreest dat Jezus in werkelijkheid de uit de doden opgewekte Johannes is. Van die tijd af wil hij Jezus heel graag ontmoeten, niet om zijn prediking te horen, maar om zekerheid te krijgen of zijn vrees al dan niet gegrond is. Matthéüs 10:1-5; 11:1; 14:1-12; Markus 6:14-29; Lukas 9:7-9.
▪ Waarom zit Johannes in de gevangenis, en waarom wil Herodes hem niet ter dood brengen?
▪ Hoe ziet Heródias ten slotte kans om Johannes ter dood te laten brengen?
▪ Waarom wil Herodes na Johannes’ dood Jezus ontmoeten?