HOOFDSTUK 49
Jezus predikt in Galilea en leidt de apostelen op
MATTHEÜS 9:35–10:15 MARKUS 6:6-11 LUKAS 9:1-5
JEZUS BEGINT EEN NIEUWE PREDIKINGSTOCHT DOOR GALILEA
HIJ STUURT DE APOSTELEN EROPUIT OM TE PREDIKEN
Jezus heeft nu ongeveer twee jaar intensief gepredikt. Wordt het tijd om het wat rustiger aan te doen? Integendeel, Jezus breidt zijn prediking uit en ‘gaat naar alle steden en dorpen [in Galilea]. Hij onderwijst in hun synagogen, predikt het goede nieuws van het Koninkrijk en geneest elke ziekte en elke kwaal’ (Mattheüs 9:35). Wat hij ziet, overtuigt hem ervan dat het predikingswerk uitgebreid moet worden. Maar hoe krijgt hij dit voor elkaar?
Terwijl hij rondreist, ziet Jezus dat mensen behoefte hebben aan troost en geestelijke steun. Ze zijn als schapen zonder herder, verwaarloosd en slecht behandeld. Hij heeft medelijden met ze en zegt tegen zijn discipelen: ‘Ja, de oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeek daarom de Meester van de oogst dat hij werkers stuurt om zijn oogst binnen te halen’ (Mattheüs 9:37, 38).
Jezus weet wat hem te doen staat. Hij roept de 12 apostelen bij zich en maakt zes groepjes van twee. Dan geeft hij ze duidelijke instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en ga geen enkele Samaritaanse stad binnen. Ga in plaats daarvan steeds weer naar de verloren schapen van het huis van Israël. Predik onderweg: “Het Koninkrijk van de hemel is nabij”’ (Mattheüs 10:5-7).
Dit is het Koninkrijk dat Jezus ook noemde in het voorbeeldgebed dat nu vaak het Onzevader wordt genoemd. Het Koninkrijk is ‘nabij’ in de zin dat de Koning die door God is aangesteld, Jezus Christus, aanwezig is. Maar hoe kunnen zijn discipelen aantonen dat ze echt spreken namens dit Koninkrijk? Jezus geeft ze de macht om zieken te genezen en zelfs doden op te wekken. En ze mogen er geen vergoeding voor vragen. Maar hoe moeten de discipelen dan voor zichzelf zorgen? Hoe komen ze bijvoorbeeld aan eten?
Jezus zegt dat ze voor deze predikingstocht niet zelf allemaal spullen moeten meenemen. Ze mogen geen gouden, zilveren of koperen munten bij zich hebben. Ze hebben zelfs geen voedselzak, extra kleren of sandalen nodig voor onderweg. Waarom niet? Jezus belooft: ‘De werker is zijn voedsel waard’ (Mattheüs 10:10). De mensen die hun boodschap waarderen, zullen voorzien in de basisbehoeften van de discipelen. Jezus zegt: ‘Als je ergens een huis binnengaat, blijf daar dan tot je die plaats verlaat’ (Markus 6:10).
Jezus legt ook uit hoe ze de mensen met de Koninkrijksboodschap moeten benaderen: ‘Als je een huis binnengaat, wens de bewoners dan vrede toe. En als het huis het waard is, laat je vrede dan daarover komen. Maar als het dat niet waard is, laat je vrede dan bij je terugkomen. Als iemand je niet wil ontvangen of niet naar je luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schud het stof van je voeten’ (Mattheüs 10:12-14).
Het zou zelfs kunnen gebeuren dat een heel dorp of een hele stad hun boodschap afwijst. Wat zijn de gevolgen voor zo’n plaats? Jezus onthult dat dit zal leiden tot een zwaar oordeel. Hij legt uit: ‘Ik verzeker jullie: de Oordeelsdag zal voor Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad’ (Mattheüs 10:15).