TABOR
(Ta̱bor).
1. Een opvallende berg aan de N-grens van het gebied van Issaschar (Joz 19:17, 22). In het Arabisch wordt hij Jebel et-Tur genoemd; in het Hebreeuws Har Tavor. Hij ligt ongeveer 20 km ten W van het Z-einde van de Zee van Galilea en ongeveer 8 km ten OZO van de stad Nazareth.
De Tabor is een alleenstaande berg die abrupt uit het Dal van Jizreël oprijst en een hoogte van ongeveer 562 m boven de zeespiegel bereikt. Vanuit het WNW bezien lijkt hij op een afgeknotte kegel en vanuit het ZW op een koepel. Vanaf de top, een elliptisch plateau dat van N naar Z ongeveer 400 m meet en van O naar W ongeveer het dubbele van die afstand, heeft men een schitterend uitzicht in alle richtingen. De indrukwekkende opvallendheid van deze berg verklaart vermoedelijk waarom de psalmist de Tabor en de Hermon te zamen noemt als in het oog springende voorbeelden van Gods majestueuze scheppingswerken (Ps 89:12). Jehovah gebruikte de imponerende Tabor — die eenzaam uit het Dal van Jizreël oprijst — ook ter illustratie van de indrukwekkende troepenmacht waarmee Nebukadnezar Egypte zou binnentrekken. — Jer 46:13, 18.
De Tabor werd vooral beroemd toen Barak, op Gods aanwijzing, 10.000 man uit de stammen Naftali en Zebulon bijeenbracht om te strijden tegen Sisera en zijn leger, dat onder meer 900 strijdwagens met „ijzeren zeisen” telde. Toen het signaal gegeven werd, stormden Barak en zijn strijdkrachten de hellingen van de Tabor af, en nadat Jehovah de Kanaänieten in verwarring had gebracht, behaalden de Israëlieten een beslissende overwinning op de vluchtende strijdkrachten van Sisera. — Re 4:4-16.
Enige jaren later werden Gideons broers door Zebah en Zalmuna, de koningen van Midian, op de Tabor gedood (Re 8:18, 19). Tegen het midden van de 8ste eeuw v.G.T. waren de ontrouwe priesterschap en het ontrouwe koningshuis van Israël „als een net uitgespreid over de Tabor”, mogelijk omdat die ten W van de Jordaan liggende berg hun diende als centrum van afgoderij om de Israëlieten te verstrikken; voor datzelfde doel kan Mizpa, ten O van de Jordaan, zijn gebruikt. — Ho 5:1.
De top van de Tabor nam een strategische positie in en vormde een uitermate geschikte plek voor een versterkte stad. De ruïnes tonen aan dat daar voor en na de 1ste eeuw G.T. een bloeiende stad was. Dit feit geeft aanleiding om te twijfelen aan de overlevering dat Jezus’ transfiguratie op de Tabor heeft plaatsgevonden, want het verslag zegt dat Jezus en zijn drie metgezellen „alleen” op de berg waren, „geheel alleen”. Het is waarschijnlijker dat de Hermon die „hoge berg” was, want die ligt in de buurt van Cesarea Filippi bij de bronnen van de Jordaan, waar Jezus zich kort voor de transfiguratie bevond. — Mt 17:1, 2; Mr 8:27; 9:2.
2. Een van de steden in het gebied van Zebulon die aan de zonen van Merari (levieten) gegeven werden. Thans is de ligging onbekend. — 1Kr 6:1, 77.
3. „De grote boom van Tabor” stond vermoedelijk in het gebied van Benjamin. Samuël noemde de plek als oriëntatiepunt toen hij Saul na diens zalving vertelde dat hij daar drie mannen zou tegenkomen die op weg waren naar Bethel. Waar de boom stond, is thans niet bekend. — 1Sa 10:1-3.