Leert Gods Woord reïncarnatie?
IEDEREEN die de bijbel onderzoekt in de hoop er ondersteuning voor de reïncarnatieleer in te vinden, zal zijn pogingen zeker niet met succes bekroond zien. Nergens zult u lezen dat mensen vorige levens hebben gehad. Bovendien zult u in de bijbel geen uitdrukkingen zoals „reïncarnatie”, „transmigratie van de ziel” of „onsterfelijke ziel” tegenkomen.
Sommigen die in reïncarnatie geloven, proberen dit gebrek aan ondersteuning in de bijbel echter te verklaren door te zeggen dat de reïncarnatiegedachte in oude tijden zo ingeburgerd was, dat elke uitleg overbodig geweest zou zijn. Het is waar dat de reïncarnatieleer zeer oud is, maar hoe oud ze ook is of hoe ingeburgerd ze al dan niet was, de vraag is nog steeds: Leert de bijbel reïncarnatie?
In 2 Timotheüs 3:16, 17 schreef de apostel Paulus: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk.” Ja, de bijbel is Gods geïnspireerde Woord, zijn boodschap aan de mensheid. En zoals Paulus schreef, is de oprechte onderzoeker dank zij Gods Woord ’volkomen bekwaam en volledig toegerust’ om alle belangrijke vragen over het leven te beantwoorden, met inbegrip van vragen over het verleden, het heden en de toekomst.
Paulus verklaarde ook: „Toen gij Gods woord hebt ontvangen, hetwelk gij van ons hebt gehoord, hebt gij het niet als het woord van mensen aangenomen, maar, wat het ook inderdaad is, als het woord van God” (1 Thessalonicenzen 2:13). Daar de bijbel Gods gedachten bevat en niet die van de onvolmaakte mens, behoeft het ons niet te verwonderen als wij merken dat de bijbel het vaak oneens is met de gedachten van mensen, ook al zijn die door de jaren heen populair geweest. Maar misschien zegt u: ’Doet de bijbel op bepaalde plaatsen niet op zijn minst aan reïncarnatie denken?’
Verkeerd begrepen teksten
Zij die in reïncarnatie geloven, zeggen dat de bijbel het onderwerp aanroert in Mattheüs 17:11-13, waar Jezus verband legt tussen Johannes de Doper en de profeet Elia uit de oudheid. Deze tekst luidt: „’Elia komt inderdaad en zal alle dingen herstellen. Ik zeg u echter dat Elia reeds gekomen is . . .’ Toen bemerkten de discipelen dat hij tot hen gesproken had over Johannes de Doper.”
Bedoelde Jezus met deze woorden dat Johannes de Doper een reïncarnatie van de profeet Elia was? Johannes zelf wist dat hij dat niet was. Toen hem bij een bepaalde gelegenheid werd gevraagd: „Zijt gij Elia?”, antwoordde hij ondubbelzinnig: „Ik ben het niet” (Johannes 1:21). Er was echter voorzegd dat Johannes voor de Messias uit zou gaan „met de geest en de kracht van Elia” (Lukas 1:17; Maleachi 4:5, 6). Met andere woorden, Johannes de Doper was „Elia” in de zin dat hij een werk verrichtte dat te vergelijken was met dat van Elia.
In Johannes 9:1, 2 lezen wij: „In het voorbijgaan nu zag hij [Jezus] een mens die blind was van zijn geboorte af. En zijn discipelen vroegen hem: ’Rabbi, wie heeft gezondigd, deze man of zijn ouders, dat hij blind werd geboren?’” Sommigen die in reïncarnatie geloven, opperen de gedachte dat omdat deze man blind werd geboren, zijn zonde in een vorig leven bedreven moet zijn.
Maar wat ook de aanleiding geweest mag zijn tot de vraag van de discipelen, het antwoord dat Jezus gaf moet de bepalende factor zijn. Hij verklaarde: „Noch deze man noch zijn ouders hebben gezondigd” (Johannes 9:3). Dit is in tegenspraak met reïncarnatie, die suggereert dat handicaps voortspruiten uit zonden in een vorig leven. Dat niemand kan zondigen voordat hij geboren is, werd ook beklemtoond door Paulus toen hij over Esau en Jakob schreef dat „zij nog niet waren geboren, noch iets goeds of verachtelijks hadden beoefend”. — Romeinen 9:11.
Opstanding, geen reïncarnatie
Hoewel de bijbel de reïncarnatieleer niet ondersteunt, behoeft niemand zich teleurgesteld te voelen. De bijbelse boodschap biedt iets veel troostrijkers dan het denkbeeld van een wedergeboorte in een wereld vol ziekte, verdriet, pijn en dood. En wat de bijbel te bieden heeft, is niet alleen troostrijk, maar het is de waarheid, Gods eigen woord.
Paulus bracht de bemoedigende leerstelling zo onder woorden: „Op God heb ik mijn hoop gesteld . . . dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.” Het woord „opstanding” komt 41 keer in de christelijke Griekse Geschriften voor en Paulus rekent de opstanding tot de grondleer van het christelijke geloof. — Handelingen 24:15; Hebreeën 6:1, 2.
Een opstanding uit de doden betekent uiteraard dat de dood bestaat. Nergens in de bijbel zult u enige aanwijzing tegenkomen dat de mens een onsterfelijke ziel bezit. Indien de mens een onsterfelijke ziel had die zich bij de dood van het lichaam losmaakte en naar een eeuwige bestemming in de hemel of de hel ging of werd gereïncarneerd, zou er geen behoefte aan een opstanding bestaan. Zo’n honderd bijbelteksten laten daarentegen zien dat de menselijke ziel niet onsterfelijk is maar sterfelijk en vernietigbaar. De bijbel spreekt consequent over de dood als het tegenovergestelde van leven, dat wil zeggen, over niet-bestaan in tegenstelling tot bestaan.
De dood of niet-bestaan was de straf voor de zonde van Adam en Eva tegen God. Het was een straf, geen toegang tot een onsterfelijk leven elders. God verklaarde duidelijk dat zij terug zouden keren tot dat waaruit zij ontstaan waren — het stof van de aardbodem: „Daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren” (Genesis 3:19). Zij hadden geen onsterfelijke ziel voordat zij door God werden geschapen en op de aarde werden geplaatst, in de hof van Eden, en nadat zij gestorven waren, hadden zij er evenmin een.
De opstanding uit de dood wordt vergeleken met ontwaken uit een slaap of diepe rust. Zo zei Jezus over Lazarus, die hij uit de dood ging opwekken: „Lazarus . . . is gaan rusten, maar ik ga erheen om hem uit de slaap te wekken” (Johannes 11:11). Over de profeet Daniël lezen wij: „Gij zult rusten, maar gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen.” — Daniël 12:13.
Eeuwig leven op aarde
Wat zal de bestemming zijn van degenen die een opstanding uit de dood krijgen? De bijbel spreekt over twee soorten opstandingen — een hemelse en een aardse. De aardse opstanding zal verreweg de meeste mensen die ooit hebben geleefd en gestorven zijn ten deel vallen. Een hemelse opstanding, om met Christus in Gods hemelse koninkrijk te regeren, is voor heel weinig mensen weggelegd (Openbaring 14:1-3; 20:4). Wanneer zal de aardse opstanding beginnen? Ze zal beginnen nadat het huidige goddeloze stelsel door God is vernietigd en „een nieuwe aarde”, een rechtvaardige nieuwe mensenmaatschappij, werkelijkheid is geworden. — 2 Petrus 3:13; Spreuken 2:21, 22; Daniël 2:44.
De „nieuwe aarde” zal geen ziekte of lijden meer kennen. Zelfs de dood zal niet meer bestaan maar plaatsmaken voor het vooruitzicht op eeuwig leven. „[God] zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaring 21:4). Daarbij voorzei de psalmist: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven” (Psalm 37:29). In dezelfde zin verklaarde Jezus: „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven.” — Mattheüs 5:5.
Vergelijk die grootse beloften van God eens met de reïncarnatieleer. Bij dat denkbeeld wordt ervan uitgegaan dat u keer op keer terugkomt om in ditzelfde verworden oude samenstel van dingen te leven. Dat zou betekenen dat u omgeven zou blijven door kwaad, lijden, ziekte en sterven in een bijna eindeloze kringloop. Wat is dat een hopeloos vooruitzicht!
De bijbel beantwoordt de vragen: Hebt u al eerder geleefd? en Zult u opnieuw leven? dus als volgt: Nee, u hebt geen enkel ander leven gehad dan het huidige. Maar u hebt de mogelijkheid van uw leven een blijvend leven te maken, ja, een eeuwig leven. Thans, in deze „laatste dagen” van het hedendaagse samenstel, kunt u de hoop koesteren het einde van deze wereld te overleven en zonder te sterven toegang te krijgen tot Gods nieuwe wereld (2 Timotheüs 3:1-5; Openbaring 7:9-15). Mocht u evenwel sterven voordat Gods nieuwe wereld komt, dan is er de hoop dat u een opstanding krijgt tot eeuwig leven op een paradijselijke aarde. — Lukas 23:43.
Indien u geloof oefent in Jezus, dan zijn, ongeacht wat er gebeurt, Jezus’ woorden tot Martha toen haar broer Lazarus was gestorven ook op u van toepassing: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen; en een ieder die leeft en geloof oefent in mij, zal stellig nooit sterven.” — Johannes 11:25, 26.
[Inzet op blz. 8]
Adam bezat geen onsterfelijke ziel maar keerde tot het stof terug toen hij stierf
[Illustratie op blz. 9]
Gods Woord leert de opstanding, geen reïncarnatie