HOOFDSTUK 22
Vier discipelen worden vissers van mensen
MATTHEÜS 4:13-22 MARKUS 1:16-20 LUKAS 5:1-11
JEZUS NODIGT DISCIPELEN UIT HEM FULLTIME TE VOLGEN
VISSERS WORDEN VISSERS VAN MENSEN
Nadat de mensen van Nazareth hebben geprobeerd Jezus om het leven te brengen, gaat hij in Kapernaüm wonen, bij het Meer van Galilea, dat ook wel ‘het Meer van Gennesareth’ wordt genoemd (Lukas 5:1). Zo gaat de profetie uit het boek Jesaja in vervulling waarin werd gezegd dat de mensen van Galilea een groot licht zouden zien (Jesaja 9:1, 2).
Inderdaad, hier in Galilea gaat Jezus door met het bekendmaken van de boodschap dat ‘het Koninkrijk van de hemel nabij is’ (Mattheüs 4:17). Op een keer treft Jezus vier van zijn discipelen aan. Ze waren eerder met hem meegereisd, maar hadden hun beroep als visser weer opgepakt nadat ze met hem waren teruggekomen uit Judea (Johannes 1:35-42). Nu wordt het echter tijd dat ze fulltime met Jezus optrekken, zodat hij ze kan opleiden om door te gaan met het werk als hij er zelf niet meer is.
Als Jezus langs de oever loopt, ziet hij Simon Petrus met zijn broer Andreas en een paar van hun collega’s. Ze zijn bezig met hun netten. Jezus gaat naar ze toe, stapt in de boot van Petrus en vraagt hem een eindje van de oever weg te varen. Dan gaat Jezus zitten om de menigte die zich heeft verzameld te onderwijzen over het Koninkrijk.
Daarna zegt Jezus tegen Petrus: ‘Ga naar diep water en gooi jullie netten uit.’ Petrus reageert: ‘Meester, we hebben de hele nacht hard gewerkt en niets gevangen. Maar omdat jij het zegt, zal ik de netten uitgooien’ (Lukas 5:4, 5).
Ze laten de netten neer en vangen zo veel vis dat de netten dreigen te scheuren. Dringend gebaren de mannen naar hun collega’s in een boot vlakbij dat ze moeten komen helpen. Al gauw is er zo veel vis binnengehaald dat de boten bijna zinken. Als Petrus dit ziet, valt hij voor Jezus op zijn knieën en zegt: ‘Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig man.’ Maar Jezus antwoordt: ‘Je hoeft niet meer bang te zijn. Voortaan zul je mensen levend vangen’ (Lukas 5:8, 10).
Jezus zegt tegen Petrus en Andreas: ‘Kom, volg me, dan zal ik van jullie vissers van mensen maken’ (Mattheüs 4:19). Deze uitnodiging geldt ook voor twee andere vissers, Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. De vier mannen aarzelen niet, laten hun vissersbedrijf in de steek en worden de eerste discipelen die Jezus fulltime gaan volgen.