-
Gered uit een „goddeloos geslacht”De Wachttoren 1995 | 1 november
-
-
Zo noemde Jezus de joodse religieuze leiders „slangen, adderengebroed”, en zei vervolgens dat het oordeel van Gehenna aan „dit geslacht” voltrokken zou worden (Mattheüs 23:33, 36). Was dit oordeel evenwel beperkt tot de huichelachtige religieuze leiders? Beslist niet. Bij een aantal gelegenheden hoorden Jezus’ discipelen hem over „dit geslacht” spreken en de term onveranderlijk in een veel ruimere betekenis toepassen.
-
-
Gered uit een „goddeloos geslacht”De Wachttoren 1995 | 1 november
-
-
13. Wie werden door Jezus, in tegenwoordigheid van zijn discipelen, als „dit goddeloze geslacht” geïdentificeerd en veroordeeld?
13 Later in 31 G.T., toen Jezus en zijn discipelen aan hun tweede predikingstocht in Galilea begonnen, vroegen „enigen der schriftgeleerden en Farizeeën” Jezus om een teken. Hij zei hun en „de scharen” die aanwezig waren: „Een goddeloos en overspelig geslacht blijft een teken zoeken, maar het zal geen teken worden gegeven dan het teken van Jona, de profeet. Want evenals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de reusachtige vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn. . . . Zo zal het ook gaan met dit goddeloze geslacht” (Mattheüs 12:38-46). Kennelijk omvatte „dit goddeloze geslacht” zowel de religieuze leiders als „de scharen” die nooit zover kwamen dat zij een begrip kregen van het teken dat met Jezus’ dood en opstanding in vervulling ging.d
-