„De lezer gebruike onderscheidingsvermogen”
„Wanneer gij . . . het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt . . . in een heilige plaats ziet staan . . ., laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten.” — MATTHEÜS 24:15, 16.
1. Welk resultaat had de waarschuwing die Jezus in Lukas 19:43, 44 gaf?
WANNEER wij voor een naderende rampspoed gewaarschuwd worden, kan dat ons in staat stellen die te vermijden (Spreuken 22:3). Stelt u zich dus eens de situatie voor waarin de christenen in Jeruzalem zich bevonden nadat de Romeinen in 66 G.T. tot de aanval overgingen. Jezus had gewaarschuwd dat de stad ingesloten en verwoest zou worden (Lukas 19:43, 44). De meeste joden negeerden hem. Maar zijn discipelen namen zijn waarschuwing ter harte. Als gevolg hiervan werden zij voor de rampspoed van 70 G.T. behoed.
2, 3. Waarom dienen wij belangstelling te hebben voor Jezus’ in Mattheüs 24:15-21 opgetekende profetie?
2 In een profetie waarin voor ons in deze tijd consequenties liggen opgesloten, gaf Jezus een uiteenzetting van een samengesteld teken waarin melding werd gemaakt van oorlogen, voedseltekorten, aardbevingen, pestilenties en vervolging van christenen die over Gods koninkrijk predikten (Mattheüs 24:4-14; Lukas 21:10-19). Jezus gaf ook een aanwijzing waardoor zijn discipelen geholpen zouden worden te weten dat het einde nabij was — een ’walgelijk ding dat verwoesting veroorzaakt en in een heilige plaats staat’ (Mattheüs 24:15). Laten wij die betekenisvolle woorden nog eens onder de loep nemen om te zien welke invloed ze thans en in de toekomst op ons leven kunnen hebben.
3 Nadat Jezus het teken had uiteengezet, zei hij: „Wanneer gij . . . het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover door bemiddeling van de profeet Daniël gesproken is, in een heilige plaats ziet staan (de lezer gebruike onderscheidingsvermogen), laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten. Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen om de goederen uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet naar huis terugkeren om zijn bovenkleed op te halen. Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen in die dagen! Blijft bidden dat uw vlucht niet in de wintertijd geschiedt, noch op de sabbatdag; want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er sedert het begin der wereld . . . niet is voorgekomen.” — Mattheüs 24:15-21.
4. Waardoor wordt te kennen gegeven dat Mattheüs 24:15 in de eerste eeuw een vervulling had?
4 De verslagen van Markus en Lukas verschaffen aanvullende details. Waar Mattheüs „in een heilige plaats . . . staan” gebruikt, zegt Markus 13:14 „staan waar het niet behoort”. Lukas 21:20 voegt er Jezus’ woorden aan toe: „Wanneer gij . . . Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is.” Dit helpt ons te begrijpen dat de eerste vervulling te maken had met de Romeinse aanval op Jeruzalem en zijn tempel — een plaats heilig voor de joden maar niet langer een plaats heilig voor Jehovah — die in 66 G.T. begon. De volledige verwoesting vond plaats toen de Romeinen in 70 G.T. zowel de stad als de tempel vernietigden. Wat was destijds „het walgelijke ding”? En hoe ’stond het in een heilige plaats’? De antwoorden op deze vragen zullen ertoe bijdragen de hedendaagse vervulling te verduidelijken.
5, 6. (a) Waarom zouden lezers van Daniël hoofdstuk 9 onderscheidingsvermogen nodig hebben? (b) Hoe ging Jezus’ profetie over „het walgelijke ding” in vervulling?
5 Jezus drukte lezers op het hart onderscheidingsvermogen te gebruiken. Lezers waarvan? Waarschijnlijk van Daniël hoofdstuk 9. Daar vinden wij een profetie waarin te kennen wordt gegeven wanneer de Messias zou verschijnen en waarin wordt voorzegd dat hij na drie en een half jaar „afgesneden” zou worden. De profetie zegt: „Op de vleugel van walgelijkheden zal degene komen die verwoesting veroorzaakt; en totdat een verdelging voltrokken is, zal zich dan juist datgene waartoe besloten is, ook over degene die woest ligt, uitstorten.” — Daniël 9:26, 27; zie ook Daniël 11:31; 12:11.
6 De joden dachten dat dit betrekking had op de ontheiliging van de tempel door Antiochus IV ongeveer 200 jaar voordien. Maar Jezus toonde aan dat het anders was en drong erop aan onderscheidingsvermogen te gebruiken aangezien „het walgelijke ding” nog in „een heilige plaats” moest gaan staan. Het is duidelijk dat Jezus doelde op het Romeinse leger dat in 66 G.T. met onderscheidende veldtekens zou komen. Zulke lang in gebruik zijnde standaarden waren nagenoeg afgoden en waren walgelijk in de ogen van de joden.a Wanneer zouden zij echter ’in een heilige plaats staan’? Dat gebeurde toen het Romeinse leger, met zijn veldtekens, Jeruzalem en zijn tempel, die de joden als heilig beschouwden, aanviel. De Romeinen begonnen zelfs de muur van het tempelterrein te ondermijnen. Ja, wat reeds lang walgelijk was, stond nu in een heilige plaats! — Jesaja 52:1; Mattheüs 4:5; 27:53; Handelingen 6:13.
Een hedendaags ’walgelijk ding’
7. Welke profetie van Jezus gaat in onze tijd in vervulling?
7 Sinds de Eerste Wereldoorlog hebben wij de grotere vervulling van Jezus’ in Mattheüs hoofdstuk 24 opgetekende teken gezien. Maar roep u nog eens zijn woorden te binnen: „Wanneer gij . . . het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt . . . in een heilige plaats ziet staan . . ., laten dan zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten” (Mattheüs 24:15, 16). Ook in onze tijd moet dit aspect van de profetie een vervulling hebben.
8. Als wat hebben Jehovah’s Getuigen „het walgelijke ding” in de huidige tijd al jarenlang geïdentificeerd?
8 Illustratief voor het vertrouwen van Jehovah’s dienstknechten dat deze profetie in vervulling zou gaan, vestigde The Watchtower van 1 januari 1921 er de aandacht op in samenhang met ontwikkelingen in het Midden-Oosten. Daarna stond op bladzijde 374 van The Watchtower van 15 december 1929 ondubbelzinnig: „De hele neiging van de Volkenbond is de mensen van God en van Christus af te keren en hij is daarom iets dat verwoesting brengt, het product van Satan en een gruwel in Gods ogen.” „Het walgelijke ding” verscheen dus in 1919. Mettertijd maakte de Bond plaats voor de Verenigde Naties. Jehovah’s Getuigen hebben deze menselijke vredesorganisaties reeds lang als walgelijk in Gods ogen aan de kaak gesteld.
9, 10. Hoe heeft een vroeger begrip van de grote verdrukking invloed uitgeoefend op onze kijk ten aanzien van de tijd dat „het walgelijke ding” in een heilige plaats zou staan?
9 In het voorgaande artikel werd een verduidelijkte zienswijze van veel van de in Mattheüs hoofdstuk 24 en 25 opgetekende punten samengevat. Is het juist enige verduidelijking aan te brengen met betrekking tot ’het walgelijke ding dat in een heilige plaats staat’? Klaarblijkelijk wel. Jezus’ profetie legt een nauw verband tussen het ’staan in een heilige plaats’ en het uitbreken van de voorzegde „verdrukking”. Hoewel „het walgelijke ding” dus reeds geruime tijd bestaat, dient het verband tussen het ’staan ervan in een heilige plaats’ en de grote verdrukking ons denken te beïnvloeden. Hoe dat zo?
10 Ooit bestond bij Gods volk de opvatting dat de eerste fase van de grote verdrukking in 1914 was begonnen en dat het laatste gedeelte in de strijd van Armageddon zou komen (Openbaring 16:14, 16; vergelijk De Wachttoren van juni 1939, blz. 127). Daarom kunnen wij begrijpen dat er eens werd gedacht dat het „walgelijke ding” van de laatste dagen niet lang na de Eerste Wereldoorlog in een heilige plaats moet hebben gestaan.
11, 12. Welke verbeterde zienswijze van de grote verdrukking werd in 1969 uiteengezet?
11 Maar in latere jaren zijn wij dingen anders gaan begrijpen. Op donderdag 10 juli 1969 hield de toenmalige vice-president van het Wachttorengenootschap, F. W. Franz, op het internationale „Vrede op aarde”-congres in de stad New York een bezielende lezing. Toen broeder Franz een overzicht gaf van het vroegere begrip van Jezus’ profetie, zei hij: „De verklaring werd gegeven dat de ’grote verdrukking’ in 1914 G.T. was begonnen en dat deze toen niet geheel ten einde mocht lopen maar dat God in november 1918 een einde maakte aan de Eerste Wereldoorlog. Van die tijd af stond God een tussenperiode toe voor de activiteit van zijn gezalfde overblijfsel van uitverkoren christenen voordat hij toeliet dat het laatste deel van de ’grote verdrukking’ in de strijd van Armageddon werd hervat.”
12 Vervolgens werd er een belangrijke herziene verklaring gegeven: „Om . . . overeen te stemmen met de gebeurtenissen van de eerste eeuw, . . . kon de tegenbeeldige ’grote verdrukking’ niet in 1914 G.T. beginnen. Wat Jeruzalems hedendaagse tegenbeeld in 1914-1918 overkwam was integendeel slechts ’een begin van weeën der benauwdheid’ . . . De ’grote verdrukking’ die niet meer zal voorkomen, ligt nog in het verschiet, want ze betekent de vernietiging van het wereldrijk van valse religie (met inbegrip van de christenheid), gevolgd door de ’oorlog van de grote dag van God de Almachtige’ in Armageddon.” Dit betekende dat de hele grote verdrukking nog in het verschiet lag.
13. Waarom is het logisch te zeggen dat „het walgelijke ding” op een toekomstig tijdstip ’in een heilige plaats zal staan’?
13 Dit houdt rechtstreeks verband met het moment om te kunnen onderscheiden dat „het walgelijke ding” in een heilige plaats staat. Denk eens terug aan wat er in de eerste eeuw gebeurde. De Romeinen vielen in 66 G.T. Jeruzalem aan, maar zij trokken zich abrupt terug, waardoor christelijk „vlees” gered kon worden (Mattheüs 24:22). Dienovereenkomstig verwachten wij dat de grote verdrukking binnenkort zal beginnen, maar dat ze ter wille van Gods uitverkorenen verkort zal worden. Merk het volgende sleutelpunt op: In het oude patroon hing ’het walgelijke ding dat in een heilige plaats staat’ samen met de Romeinse aanval onder generaal Gallus in 66 G.T. De hedendaagse parallel van die aanval — het uitbreken van de grote verdrukking — ligt nog in het verschiet. „Het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” dat reeds sinds 1919 bestaat, moet dus kennelijk nog in een heilige plaats gaan staan.b Hoe zal dit gebeuren? En hoe kan dit op ons van invloed zijn?
Een toekomstige aanval
14, 15. Hoe helpt Openbaring hoofdstuk 17 ons gebeurtenissen te begrijpen die tot Armageddon leiden?
14 Het boek Openbaring beschrijft een toekomstige verwoestende aanval op de valse religie. In hoofdstuk 17 wordt Gods oordeel tegen „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren” — het wereldrijk van valse religie — uiteengezet. De christenheid vormt het belangrijkste deel daarvan en beweert in een verbondsverhouding met God te staan. (Vergelijk Jeremia 7:4.) De valse religies, met inbegrip van de christenheid, hebben sinds lang ongeoorloofde betrekkingen met „de koningen der aarde”, maar hieraan komt een einde doordat die religies worden verwoest (Openbaring 17:2, 5). Door toedoen van wie?
15 Openbaring beschrijft „een scharlakengekleurd wild beest” dat enige tijd bestaat, verdwijnt en dan weer terugkeert (Openbaring 17:3, 8). Dit beest wordt door wereldheersers ondersteund. In de profetie verschafte details helpen ons dit symbolische beest te identificeren als een vredesorganisatie die in 1919 tot bestaan kwam als de Volkenbond (een ’walgelijk ding’) en die thans de Verenigde Naties is. Openbaring 17:16, 17 toont aan dat God het uiteindelijk bepaalde menselijke heersers, die een voorname positie in dit „beest” innemen, zal ingeven om het wereldrijk van valse religie te verwoesten. Die aanval is het startsein voor het losbarsten van de grote verdrukking.
16. Welke opmerkenswaardige ontwikkelingen vinden met betrekking tot religie plaats?
16 Ligt, aangezien het begin van de grote verdrukking nog moet komen, het ’staan in een heilige plaats’ dan ook nog in de toekomst? Klaarblijkelijk wel. Hoewel „het walgelijke ding” vroeg in deze eeuw verscheen en aldus reeds decennia bestaat, zal het in de nabije toekomst op een unieke wijze „in een heilige plaats” gaan staan. Net als eerste-eeuwse volgelingen van Christus nauwlettend moeten hebben opgelet om te zien hoe het ’staan in een heilige plaats’ zich zou voordoen, geldt dit ook voor hedendaagse christenen. Toegegeven, wij zullen op de werkelijke vervulling moeten wachten om alle details te weten te komen. Het is evenwel opmerkenswaard dat er in sommige landen reeds een waarneembare en groeiende antipathie tegen religie bestaat. Sommige politieke elementen, samen met voormalige christenen die het ware geloof de rug hebben toegekeerd, zetten aan tot vijandschap tegen religie in het algemeen en ware christenen in het bijzonder (Psalm 94:20, 21; 1 Timotheüs 6:20, 21). Bijgevolg ’strijden politieke machten zelfs thans reeds tegen het Lam’, en zoals Openbaring 17:14 te kennen geeft, zal deze strijd intenser worden. Hoewel ze het Lam Gods — Jezus Christus in zijn verheven, glorierijke positie — niet letterlijk in handen kunnen krijgen, zullen ze verder gaan in hun oppositie tegen Gods ware aanbidders, vooral tegen zijn „heiligen” (Daniël 7:25; vergelijk Romeinen 8:27; Kolossenzen 1:2; Openbaring 12:17). Wij hebben de goddelijke verzekering dat het Lam en degenen die met hem zijn de overwinning zullen behalen. — Openbaring 19:11-21.
17. Wat kunnen wij, zonder dogmatisch te zijn, zeggen met betrekking tot de wijze waarop „het walgelijke ding” in een heilige plaats zal staan?
17 Wij weten dat de valse religie verwoesting te wachten staat. Babylon de Grote is „dronken . . . van het bloed der heiligen” en is opgetreden als een koningin, maar haar verwoesting staat vast. De onreine invloed die ze over de koningen der aarde heeft uitgeoefend, zal drastisch veranderen als die verhouding omslaat in gewelddadige haat van de ’tien horens en het wilde beest’ (Openbaring 17:6, 16; 18:7, 8). Wanneer het ’scharlakengekleurde wilde beest’ de religieuze hoer aanvalt, zal „het walgelijke ding” dreigend in de zogenaamde heilige plaats van de christenheid staan.c De verwoesting zal dus beginnen over de ontrouwe christenheid, die zichzelf als heilig afschildert.
„Vluchten” — Hoe?
18, 19. Welke redenen worden aangevoerd om aan te tonen dat de uitdrukking „naar de bergen vluchten” niet zal betekenen dat men van religie verandert?
18 Na voorzegd te hebben dat ’het walgelijke ding in een heilige plaats zou staan’, waarschuwde Jezus degenen met onderscheidingsvermogen om tot handelen over te gaan. Bedoelde hij dat veel mensen op dat late tijdstip — wanneer ’het walgelijke ding in een heilige plaats staat’ — uit de valse religie zullen vluchten en de ware aanbidding zullen opnemen? Beslist niet. Beschouw de eerste vervulling eens. Jezus zei: „Laten . . . zij die in Judea zijn, naar de bergen vluchten. Laat de man die zich op het dak bevindt, niet naar beneden komen, noch naar binnen gaan om iets uit zijn huis te halen; en laat de man die op het veld is, niet terugkeren tot de dingen die hij heeft achtergelaten, om zijn bovenkleed op te halen. Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen in die dagen! Blijft bidden dat het niet in de wintertijd geschiedt.” — Markus 13:14-18.
19 Jezus zei niet dat alleen zij die zich in Jeruzalem bevonden, moesten wegtrekken, alsof hij duidelijk wilde maken dat zij uit het centrum van de joodse aanbidding moesten gaan; ook hield zijn waarschuwing niet in dat zij van religie moesten veranderen — uit de valse religie vluchten en de ware opnemen. Jezus’ discipelen hadden beslist geen waarschuwing nodig om van de ene religie naar een andere te vluchten; zij waren reeds ware christenen geworden. En de aanval in 66 G.T. spoorde de beoefenaars van het judaïsme in Jeruzalem en heel Judea er niet toe aan die religie de rug toe te keren en het christendom te aanvaarden. Professor Heinrich Graetz zegt dat degenen die de vluchtende Romeinen achtervolgden naar de stad terugkeerden: „De Zeloten, die uitbundig krijgsliederen zongen, keerden naar Jeruzalem terug (8ste oktober), hun hart vervuld van de vreugdevolle hoop op vrijheid en onafhankelijkheid. . . . Had God hen niet barmhartig bijgestaan zoals Hij hun voorvaders had bijgestaan? De Zeloten maakten zich niet bezorgd over de toekomst.”
20. Hoe reageerden de vroege discipelen op Jezus’ waarschuwing om naar de bergen te vluchten?
20 Hoe heeft het betrekkelijk kleine aantal uitverkorenen destijds dan in overeenstemming met Jezus’ raad gehandeld? Door Judea te verlaten en naar de bergen aan de overkant van de Jordaan te vluchten, gaven zij te kennen dat zij geen deel vormden van het joodse samenstel, noch in politiek noch in religieus opzicht. Zij verlieten velden en huizen, waarbij zij niet eens hun bezittingen uit hun huizen haalden. Vertrouwend op de bescherming en steun van Jehovah plaatsten zij zijn aanbidding boven al het andere dat belangrijk scheen te zijn. — Markus 10:29, 30; Lukas 9:57-62.
21. Wat moeten wij niet verwachten wanneer „het walgelijke ding” tot de aanval overgaat?
21 Beschouw nu de grotere vervulling eens. Reeds vele decennia hebben wij er bij mensen op aangedrongen de valse religie te verlaten en de ware aanbidding op te nemen (Openbaring 18:4, 5). Miljoenen hebben dat al gedaan. Jezus’ profetie geeft niet te kennen dat zodra de grote verdrukking uitbreekt zich menigten tot de zuivere aanbidding zullen keren; in 66 G.T. vond er beslist geen massabekering van joden plaats. Toch zullen ware christenen een krachtig motief hebben Jezus’ waarschuwing toe te passen en te vluchten.
22. Wat kan het inhouden wanneer wij Jezus’ raad omtrent het vluchten naar de bergen toepassen?
22 Wij kunnen thans niet over volledige details omtrent de grote verdrukking beschikken, maar wij kunnen logischerwijs concluderen dat de vlucht waarover Jezus sprak voor ons niet van geografische aard zal zijn. Gods volk bevindt zich reeds over de hele wereld, praktisch overal. Wij kunnen er echter zeker van zijn dat wanneer vluchten nodig is, christenen een duidelijk onderscheid tussen henzelf en vals-religieuze organisaties zullen moeten blijven bewaren. Ook is het veelbetekenend dat Jezus ervoor waarschuwde dat men niet naar zijn huis moest terugkeren om kleren of andere goederen op te halen (Mattheüs 24:17, 18). Er kunnen dus beproevingen in het verschiet liggen met betrekking tot de wijze waarop wij materiële dingen bezien; zijn ze het allerbelangrijkste of is de redding die zal komen voor allen die aan Gods zijde staan belangrijker? Ja, vluchten kan inhouden dat wij met enkele moeilijkheden en ontberingen te kampen krijgen. Wij zullen bereid moeten zijn om te doen wat nodig blijkt, evenals onze eerste-eeuwse tegenhangers, die van Judea naar Perea aan de overzijde van de Jordaan vluchtten.
23, 24. (a) Alleen waar zullen wij bescherming vinden? (b) Welke invloed dient Jezus’ waarschuwing omtrent ’het walgelijke ding dat in een heilige plaats staat’ op ons te hebben?
23 Wij moeten er zeker van zijn dat onze toevlucht nog steeds Jehovah en zijn met een berg te vergelijken organisatie is (2 Samuël 22:2, 3; Psalm 18:2; Daniël 2:35, 44). Daar zullen wij bescherming vinden! Wij zullen de mensenmenigten niet navolgen die zullen vluchten naar „de holen” en zich zullen verbergen „in de rotsen van de bergen” — menselijke organisaties en instellingen die wellicht nog een zeer korte tijd zullen bestaan nadat Babylon de Grote verwoest is (Openbaring 6:15; 18:9-11). Het is waar, de tijden kunnen moeilijker worden — net als ze dat in 66 G.T. geweest zullen zijn voor zwangere vrouwen die Judea ontvluchtten of voor een ieder die in koud, regenachtig weer moest reizen. Maar wij kunnen er zeker van zijn dat God overleving mogelijk zal maken. Laten wij zelfs nu ons vertrouwen in Jehovah en zijn Zoon, die thans als Koning van het Koninkrijk regeert, versterken.
24 Wij hebben geen reden in vrees te leven voor wat er gaat gebeuren. Jezus wilde niet dat zijn discipelen destijds angst zouden hebben en hij wil niet dat wij hetzij nu of in de komende tijd bevreesd zijn. Hij heeft ons gewaarschuwd zodat wij ons hart en onze geest kunnen voorbereiden. Gehoorzame christenen zullen immers niet gestraft worden wanneer de verwoesting over de valse religie en de rest van dit goddeloze samenstel komt. Zij zullen de waarschuwing omtrent ’het walgelijke ding dat in een heilige plaats staat’ onderscheiden en er acht op slaan. En zij zullen op grond van hun onwankelbare geloof beslissende stappen doen. Mogen wij nooit vergeten wat Jezus beloofde: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” — Markus 13:13.
[Voetnoten]
a „De Romeinse standaarden werden met religieuze verering in de tempels van Rome bewaard; en de eerbied welke dit volk voor hun veldtekens had, was evenredig aan hun superioriteit over andere natiën . . . [Voor soldaten was het] misschien wel het heiligste op aarde. De Romeinse soldaat zwoer bij zijn veldteken.” —The Encyclopædia Britannica, 11de uitgave.
b Er zij opgemerkt dat hoewel de vervulling van Jezus’ woorden in 66–70 G.T. ons kan helpen te begrijpen hoe ze in de grote verdrukking in vervulling zullen gaan, de twee vervullingen niet exact hetzelfde zijn omdat de vervullingen zich tegen verschillende achtergronden voordoen.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe manifesteerde „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt” zich in de eerste eeuw?
◻ Waarom is het redelijk te denken dat het hedendaagse „walgelijke ding” op een toekomstig tijdstip in een heilige plaats zal staan?
◻ Welke aanval door een ’walgelijk ding’ wordt in Openbaring voorzegd?
◻ Wat voor ’vlucht’ kan alsnog van ons worden verlangd?
[Illustratie op blz. 16]
Babylon de Grote wordt „de moeder van de hoeren” genoemd
[Illustratie op blz. 17]
Het scharlakengekleurde wilde beest uit Openbaring hoofdstuk 17 is „het walgelijke ding” waarover Jezus sprak
[Illustratie op blz. 18]
Het scharlakengekleurde wilde beest zal een verwoestende aanval op de religie leiden