Hoofdstuk 4
Jezus komt met aanmoediging
1. Aan wie schrijft Johannes nu, en wie in deze tijd moeten beslist intense belangstelling voor zijn boodschap hebben?
ALLEN die met de gemeenten van Gods volk in deze tijd verbonden zijn, moeten beslist intense belangstelling hebben voor wat nu volgt. Er komt een reeks boodschappen. Ze gelden in het bijzonder voor de periode waarin „de bestemde tijd” nabij is (Openbaring 1:3). Het is tot ons eeuwige welzijn dat wij acht slaan op die formele bekendmakingen. Het verslag zegt: „Johannes aan de zeven gemeenten die in het district Asia zijn: Mogen onverdiende goedheid en vrede u ten deel vallen van ’Hem die is en die was en die komt’, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus.” — Openbaring 1:4, 5a.
2. (a) Waarop duidt het getal „zeven”? (b) Voor wie gelden gedurende de dag des Heren de boodschappen aan de „zeven gemeenten”?
2 Hier richt Johannes zich tot „zeven gemeenten”, en deze worden verderop in de profetie met name genoemd. Dat getal „zeven” wordt in de Openbaring vaak herhaald. Het duidt op volledigheid, vooral in verband met de dingen die te maken hebben met God en zijn gezalfde gemeente. Aangezien het aantal gemeenten van Gods volk over de hele wereld gedurende de dag des Heren tot tienduizenden is toegenomen, kunnen wij er zeker van zijn dat wat in eerste instantie tot de „zeven gemeenten” van gezalfden gezegd wordt, ook voor Gods gehele volk in deze tijd geldt (Openbaring 1:10). Ja, Johannes heeft een belangrijke boodschap voor alle gemeenten van Jehovah’s Getuigen en allen die daarmee verbonden zijn, waar zij zich ook op de oppervlakte van deze aarde bevinden.
3. (a) Van wie zijn de „onverdiende goedheid en vrede” waar Johannes het in zijn begroeting over heeft, afkomstig? (b) Welke woorden van de apostel Paulus komen met Johannes’ begroeting overeen?
3 „Onverdiende goedheid en vrede” — wie zou zich hier niet graag in verheugen, vooral wanneer wij beseffen uit welke bron ze afkomstig zijn! De bron waaruit deze onverdiende goedheid en vrede voortvloeien, is de Soevereine Heer Jehovah zelf, „de Koning der eeuwigheid”, die „van onbepaalde tijd tot onbepaalde tijd” leeft (1 Timótheüs 1:17; Psalm 90:2). Tevens zijn „de zeven geesten” erbij betrokken, een term die erop duidt dat Gods werkzame kracht of heilige geest in volledige mate werkzaam is en inzicht en zegen schenkt aan allen die acht slaan op de profetie. Ook wordt een sleutelpositie ingenomen door „Jezus Christus”, over wie Johannes later schreef: „Hij was vol onverdiende goedheid en waarheid” (Johannes 1:14). Johannes’ begroeting bevat derhalve dezelfde elementen als waarvan de apostel Paulus gewag maakte in het slot van zijn tweede brief aan de gemeente Korinthe: „De onverdiende goedheid van de Heer Jezus Christus en de liefde van God en het deelhebben aan de heilige geest zij met u allen” (2 Korinthiërs 13:14). Mogen deze woorden ook gelden voor ieder van ons die in deze tijd waarheid liefheeft! — Psalm 119:97.
„De Getrouwe Getuige”
4. Hoe beschrijft Johannes Jezus Christus vervolgens, en waarom zijn deze beschrijvende uitdrukkingen zo passend?
4 Na Jehovah is, zoals Johannes erkent, Jezus de meest glorierijke persoon in het universum, om welke reden hij hem aanduidt als „’de Getrouwe Getuige’, ’De eerstgeborene uit de doden’ en ’De Heerser over de koningen der aarde’” (Openbaring 1:5b). Evenals de maan in de hemel is hij stevig bevestigd als de grootste Getuige die er getuigenis van aflegt dat Jehovah de ware God is (Psalm 89:37). Nadat hij tot in een offerandelijke dood aan zijn rechtschapenheid had vastgehouden, werd hij de eerste uit het midden der mensheid die tot onsterfelijk geestelijk leven werd opgewekt (Kolossenzen 1:18). Nu hij zich in Jehovah’s tegenwoordigheid bevindt, is hij hoog boven alle aardse koningen verheven, aangezien hem „alle autoriteit in de hemel en op aarde” verleend is (Matthéüs 28:18; Psalm 89:27; 1 Timótheüs 6:15). In 1914 werd hij als Koning geïnstalleerd ten einde te midden van de aardse natiën te heersen. — Psalm 2:6-9.
5. (a) Hoe blijft Johannes waardering tot uitdrukking brengen voor de Heer Jezus Christus? (b) Wie trekken er profijt van dat Jezus zijn volmaakte menselijke leven heeft gegeven, en hoe is gezalfde christenen een speciale zegen ten deel gevallen?
5 In de volgende geestdriftige bewoordingen blijft Johannes waardering voor de Heer Jezus Christus tot uitdrukking brengen: „Aan hem die ons liefheeft en die ons door middel van zijn eigen bloed van onze zonden verlost heeft — en hij heeft ons gemaakt tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader — ja, hem zij de heerlijkheid en de macht in eeuwigheid. Amen” (Openbaring 1:5c, 6). Jezus gaf zijn volmaakte menselijke leven zodat degenen in de mensenwereld die geloof in hem oefenen, tot volmaakt leven hersteld kunnen worden. Ook u, waarde lezer, kunt hierin delen! (Johannes 3:16) Jezus’ offerandelijke dood opende echter de weg voor een speciale zegen voor degenen die gezalfde christenen worden, zoals Johannes er een was. Zij zijn rechtvaardig verklaard op basis van Jezus’ loskoopoffer. Als personen die net als Jezus afstand hebben gedaan van alle aardse levensvooruitzichten, zijn de leden van de kleine kudde door Gods geest verwekt en verwachten zij uit de doden opgewekt te worden om met Jezus Christus in zijn koninkrijk als koningen en priesters te dienen (Lukas 12:32; Romeinen 8:18; 1 Petrus 2:5; Openbaring 20:6). Wat een geweldig voorrecht! Geen wonder dat Johannes zo positief uitriep dat de heerlijkheid en de macht Jezus toekomen!
„Hij komt met de wolken”
6. (a) Wat kondigt Johannes aan omtrent de ’komst van Jezus met de wolken’, en aan welke profetie van Jezus kan dit Johannes hebben doen terugdenken? (b) Hoe „komt” Jezus, en wie zullen grote droefheid ondervinden op aarde?
6 Vervolgens kondigt Johannes opgetogen aan: „Ziet! Hij komt met de wolken, en elk oog zal hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben; en alle stammen van de aarde zullen zich wegens hem in droefheid slaan. Ja, amen” (Openbaring 1:7). Ongetwijfeld deed dit Johannes terugdenken aan Jezus’ eerder geuite profetie betreffende het besluit van het samenstel van dingen. Jezus had toen gezegd: „Dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid” (Matthéüs 24:3, 30). Jezus „komt” derhalve door zijn aandacht te richten op de voltrekking van Jehovah’s oordelen aan de natiën. Hierdoor zullen uitermate belangrijke veranderingen op aarde teweeggebracht worden, en aangezien „alle stammen van de aarde” de realiteit van Jezus’ koningschap hebben genegeerd, zullen ze inderdaad „de toorn der gramschap van God de Almachtige” ondervinden. — Openbaring 19:11-21; Psalm 2:2, 3, 8, 9.
7. Hoe zal „elk oog”, ook de ogen van de ongehoorzamen, Jezus „zien”?
7 De laatste avond dat Jezus bij zijn discipelen was, zei hij tot hen: „Nog een korte tijd en de wereld zal mij niet meer aanschouwen” (Johannes 14:19). Hoe kan het dan dat ’elk oog hem zal zien’? Wij dienen niet te verwachten dat Jezus’ vijanden hem met hun letterlijke ogen zullen zien, want de apostel Paulus zei dat Jezus sedert zijn hemelvaart „in een ontoegankelijk licht woont” en dat „geen der mensen [hem] gezien heeft of zien kan” (1 Timótheüs 6:16). Kennelijk bedoelde Johannes „zien” in de betekenis van „onderscheiden”, precies zoals wij Gods onzichtbare hoedanigheden kunnen zien of onderscheiden door middel van zijn scheppingswerken (Romeinen 1:20). Jezus „komt met de wolken” in die zin dat hij net zo onzichtbaar voor het blote oog zal zijn als de zon wanneer die achter de wolken schuilgaat. Zelfs wanneer de zon overdag door wolken wordt bedekt, weten wij dat ze er is vanwege het daglicht dat ons omringt. Evenzo zal ook de Heer Jezus, hoewel hij onzichtbaar is, geopenbaard worden als ’een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die het goede nieuws omtrent hem niet gehoorzamen’. Ook zij zullen gedwongen worden „hem [te] zien”. — 2 Thessalonicenzen 1:6-8; 2:8.
8. (a) Wie waren in 33 G.T. „degenen die hem doorstoken hebben”, en wie zijn dat in deze tijd? (b) Hoe kunnen mensen Jezus ’doorsteken’, aangezien hij niet meer op aarde is?
8 Jezus zal ook worden ’gezien’ door „degenen die hem doorstoken hebben”. Wie zouden dat kunnen zijn? Toen Jezus in 33 G.T. ter dood werd gebracht, doorstaken de Romeinse soldaten hem letterlijk. De joden waren medeschuldig aan die moord, want tijdens het pinksterfeest zei Petrus tot enkelen van hen: „God [heeft] deze Jezus, die gij aan een paal hebt gehangen, zowel tot Heer als tot Christus . . . gemaakt” (Handelingen 2:5-11, 36; vergelijk Zacharia 12:10; Johannes 19:37). Die Romeinen en joden zijn nu reeds bijna 2000 jaar dood. Degenen die hem in deze tijd ’doorsteken’, moeten dus de uit verschillende natiën en volken afkomstige personen zijn die net zo’n haatdragende houding aan de dag leggen als destijds tentoongespreid werd toen Jezus aan de paal werd gehangen. Jezus is niet meer hier op aarde. Maar wanneer tegenstanders Jehovah’s Getuigen, die getuigenis afleggen omtrent Jezus, hetzij actief vervolgen of het passief eens zijn met een dergelijke behandeling, is het alsof zulke tegenstanders Jezus zelf ’doorsteken’. — Matthéüs 25:33, 41-46.
„De Alfa en de Ómega”
9. (a) Wie spreekt nu, en hoeveel keer doet hij dit in de Openbaring? (b) Wat houdt het in dat Jehovah zich „de Alfa en de Ómega” en „de Almachtige” noemt?
9 Nu gebeurt er iets heel wonderbaarlijks! De Soevereine Heer Jehovah zelf spreekt. Wat is dit passend ter inleiding van de visioenen die op het punt staan ontvouwd te worden, aangezien hij onze Grootse Onderwijzer en de uiteindelijke Bron van de Openbaring is! (Jesaja 30:20) Onze God roept uit: „Ik ben de Alfa en de Ómega, . . . Hij die is en die was en die komt, de Almachtige” (Openbaring 1:8). Dit is de eerste van de drie keren in de Openbaring dat Jehovah zelf vanuit de hemel spreekt. (Zie ook Openbaring 21:5-8; 22:12-15.) De eerste-eeuwse christenen zullen alfa en ómega snel herkend hebben als de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. Dat Jehovah zich met deze twee letters aanduidt, beklemtoont dat er vóór hem geen almachtige God was en er na hem geen zal zijn. Hij zal het geschilpunt omtrent de vraag wie de ware God is voor eeuwig tot een succesvol einde brengen. Hij zal voor altijd gerechtvaardigd worden als de ene en enige almachtige God, de Opperste Soeverein over zijn gehele schepping. — Vergelijk Jesaja 46:10; 55:10, 11.
10. (a) Wat zegt Johannes vervolgens over zichzelf, en waar zat hij gevangen? (b) Met medewerking van wie moet de door Johannes geschreven boekrol aan de gemeenten zijn bezorgd? (c) Hoe wordt in deze tijd vaak in geestelijk voedsel voorzien?
10 In het vertrouwen dat Jehovah de afloop van de aangelegenheden zal leiden, zegt Johannes tot zijn medeslaven: „Ik, Johannes, uw broeder en een deelhebber met u aan de verdrukking en het koninkrijk en de volharding in gezelschap van Jezus, kwam wegens het spreken over God en het getuigenis afleggen van Jezus op het eiland terecht dat Patmos wordt genoemd” (Openbaring 1:9). Als iemand die ter wille van het goede nieuws op Patmos gevangenzat en die te zamen met zijn broeders verdrukkingen verduurde en de vurige hoop koesterde deel te hebben aan het toekomstige Koninkrijk, ziet de bejaarde Johannes nu het eerste van de in het boek Openbaring opgetekende visioenen. Ongetwijfeld werd hij ten zeerste aangemoedigd door deze visioenen, evenals in deze tijd de Johannesklasse gestimuleerd wordt door ooggetuige te zijn van de vervulling ervan. Wij weten niet hoe Johannes de boekrol van de Openbaring aan de gemeenten deed toekomen, aangezien hij destijds gevangenzat (Openbaring 1:11; 22:18, 19). Jehovah’s engelen moeten meegewerkt hebben aan de bezorging ervan, zoals zij zo vaak getrouwe Getuigen van Jehovah die in deze tijd onder verbodsbepalingen en beperkingen dienen, hebben beschermd, zodat dezen in staat waren hun naar waarheid hongerende broeders op de juiste tijd het geestelijke voedsel te doen toekomen. — Psalm 34:6, 7.
11. Welk voorrecht, dat overeenkomt met het door Johannes gewaardeerde voorrecht, stelt de Johannesklasse thans zeer op prijs?
11 Wat moet Johannes een intense waardering hebben gehad voor het voorrecht dat hij bezat door Jehovah gebruikt te worden als Zijn communicatiekanaal voor de gemeenten! Zo stelt ook in deze tijd de Johannesklasse het voorrecht dat ze bezit om het huisgezin van God te voorzien van geestelijk ’voedsel te rechter tijd’, zeer op prijs (Matthéüs 24:45). Moge u tot degenen behoren die door deze geestelijke voorziening gesterkt worden om het schitterende doel van eeuwig leven te bereiken! — Spreuken 3:13-18; Johannes 17:3.
[Kader op blz. 21]
Geestelijk voedsel bemachtigen in moeilijke tijden
Gedurende deze laatste dagen, waarin Jehovah’s Getuigen zoveel vervolging en moeilijkheden hebben ondergaan, is het voor hen van groot belang geweest geestelijk voedsel te verkrijgen ten einde een sterk geloof te behouden. In de meeste gevallen is er in voldoende geestelijk voedsel voorzien, vaak dank zij de een of andere opmerkelijke tentoonspreiding van Jehovah’s macht.
Bijvoorbeeld in Duitsland, onder Hitler, stencilden en verspreidden de Getuigen De Wachttoren, welk tijdschrift door de wrede nazi-autoriteiten officieel verboden was. In Hamburg deed de Gestapo een inval in een huis waar zulk stencilwerk werd gedaan. Het huis was klein en er was geen plaats waar iets veilig verstopt kon worden. De schrijfmachine was in een kast gestopt en de omvangrijker stenciluitrusting was in een aardappelkist in de kelder opgeborgen. Bovendien lag achter de kist een koffer vol met tijdschriften! Ontdekking scheen onvermijdelijk. Maar wat gebeurde er? De agent die de kast opende, deed het op zo’n wijze dat hij de schrijfmachine niet zag. Wat de kelder betreft, zo bericht de huisbewoner: „De drie agenten stonden midden in de ruimte, ja, stelt u zich voor, precies daar waar de kist stond met de koffer vol Wachttorens erachter. Maar niemand scheen iets te zien; het was alsof zij met blindheid waren geslagen.” Dank zij deze opmerkelijke bestiering van gebeurtenissen kon het huisgezin ermee voortgaan in moeilijke en gevaarlijke tijden geestelijk voedsel te verschaffen.
In de jaren ’60 woedde er een burgeroorlog tussen Nigeria en de afgescheiden provincie Biafra. Aangezien Biafra midden in Nigeriaans gebied lag, was de enige verbinding tussen deze provincie en de buitenwereld een noodvliegveld. Dit betekende dat de Getuigen in Biafra gevaar liepen afgesneden te worden van hun geestelijke voedselbevoorrading. Toen wezen de Biafraanse autoriteiten begin 1968 een van hun civiele ambtenaren aan een belangrijke post in Europa toe en een andere werd toegewezen aan het Biafraanse noodvliegveld. Het geval wilde dat deze twee personen Getuigen van Jehovah waren en nu zaten zij aan de beide uiteinden van de enige verbinding tussen Biafra en de buitenwereld. De twee erkenden dat deze regeling alleen maar door Jehovah zo gemanoeuvreerd kon zijn. Daarom boden zij zich vrijwillig aan voor de moeilijke en riskante taak om als kanaal te dienen waarlangs geestelijk voedsel Biafra kon binnenkomen. En zij hebben dit tijdens de gehele oorlog kunnen doen. Een van hen gaf het volgende commentaar: „De regeling ging uit boven iets wat mensen hadden kunnen uitdenken.”
[Tabel op blz. 19]
Symbolische getallen in de Openbaring
Getal Symbolische betekenis
2 Duidt op krachtige bevestiging van een zaak
(Openbaring 11:3, 4; vergelijk Deuteronomium 17:6).
3 Geeft nadruk te kennen. Duidt ook op intensiteit
4 Duidt op universaliteit of vierkantigheid in symmetrie
6 Duidt op onvolmaaktheid, iets abnormaals, monsterachtigs
(Openbaring 13:18; vergelijk 2 Samuël 21:20).
7 Duidt op door God bepaalde volledigheid, met betrekking
tot Jehovah’s voornemens of die van Satan
10 Duidt op totaliteit of volledigheid in fysiek opzicht,
met betrekking tot dingen op aarde
12 Duidt op een door God gegrondveste organisatie of
regeling, hetzij in de hemel of op de aarde
24 Duidt op Jehovah’s overvloedige (verdubbelde)
organisatorische regeling (Openbaring 4:4).
Enkele getallen in de Openbaring moeten letterlijk worden opgevat. Vaak kan dit uit de context worden opgemaakt. (Zie Openbaring 7:4, 9; 11:2, 3; 12:6, 14; 17:3, 9-11; 20:3-5.)