Bent u gereed voor Jehovah’s dag?
„De grote dag van Jehovah is nabij. Hij is nabij en haast zich zeer.” — ZEFANJA 1:14.
1. Hoe beschrijft de Schrift de dag van Jehovah?
JEHOVAH’S „grote en vrees inboezemende dag” zal spoedig over dit goddeloze samenstel van dingen komen. De Schrift beschrijft de dag van Jehovah als een dag van strijd, duisternis, verbolgenheid, benauwdheid, radeloze angst, ontsteltenis en verwoesting. Toch zullen er overlevenden zijn, want „een ieder die de naam van Jehovah aanroept, [zal] veilig . . . ontkomen” (Joël 2:30-32; Amos 5:18-20). Ja, op die dag zal God zijn vijanden verdelgen en zijn volk redden.
2. Waarom dient Jehovah’s dag ons met een gevoel van dringendheid te bezielen?
2 Gods profeten verbonden een gevoel van dringendheid aan Jehovah’s dag. Zo schreef Zefanja: „De grote dag van Jehovah is nabij. Hij is nabij en haast zich zeer” (Zefanja 1:14). De situatie is thans des te dringender omdat Gods Voornaamste Oordeelsvoltrekker, de Koning Jezus Christus, op het punt staat ’zijn zwaard aan zijn dij te gorden en voor de zaak van waarheid, ootmoed en rechtvaardigheid te rijden’ (Psalm 45:3, 4). Bent u gereed voor die dag?
Zij koesterden hoge verwachtingen
3. Welke verwachtingen koesterden sommige christenen in Thessalonika, en om welke twee redenen hadden zij het bij het verkeerde eind?
3 Velen hebben onvervulde verwachtingen gekoesterd met betrekking tot de dag van Jehovah. Sommige vroege christenen in Thessalonika zeiden: ’Jehovah’s dag is reeds aangebroken!’ (2 Thessalonicenzen 2:2) Maar er waren twee fundamentele redenen waarom die dag niet ophanden was. Over een van die redenen had de apostel Paulus gezegd: „Wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’, dan zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen” (1 Thessalonicenzen 5:1-6). In deze „tijd van het einde” wachten wij als Jehovah’s Getuigen op de vervulling van die woorden (Daniël 12:4). De Thessalonicenzen misten nog een bewijsvoering dat Jehovah’s grote dag aangebroken was, want Paulus vertelde hun: „Die dag komt niet tenzij eerst de afval komt” (2 Thessalonicenzen 2:3). Toen Paulus die woorden (omstreeks 51 G.T.) optekende, was „de afval” van het ware christendom nog niet volledig tot ontwikkeling gekomen. Thans zien wij in de christenheid de volle bloei ervan. Maar hoewel de verwachtingen van die getrouwe gezalfden in Thessalonika, die God tot in de dood getrouw zijn blijven dienen, niet vervuld werden, hebben zij uiteindelijk een hemelse beloning ontvangen (Openbaring 2:10). Ook wij zullen beloond worden als wij in afwachting van Jehovah’s dag getrouw blijven.
4. (a) Waarmee wordt Jehovah’s dag in 2 Thessalonicenzen 2:1, 2 in verband gebracht? (b) Welke opvattingen hielden zogenoemde kerkvaders er met betrekking tot Christus’ wederkomst en verwante aangelegenheden op na?
4 De bijbel brengt „de grote dag van Jehovah” in verband met „de tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus” (2 Thessalonicenzen 2:1, 2). De zogenoemde kerkvaders hielden er met betrekking tot Christus’ wederkomst, zijn tegenwoordigheid en zijn duizendjarige regering verschillende denkbeelden op na (Openbaring 20:4). In de tweede eeuw G.T. koesterde Papias van Hiërapolis verwachtingen omtrent een fabuleuze vruchtbaarheid van de aarde gedurende de duizendjarige regering van Christus. Justinus Martyr sprak herhaaldelijk over Jezus’ tegenwoordigheid en verwachtte dat het herstelde Jeruzalem de zetel van zijn koninkrijk zou zijn. Irenaeus van Lyon leerde dat Jezus na de vernietiging van het Romeinse Rijk zichtbaar zou verschijnen, Satan zou binden en in het aardse Jeruzalem zou regeren.
5. Wat hebben zekere geleerden over Christus’ „Tweede Advent” en zijn duizendjarige regering gezegd?
5 De historicus Philip Schaff merkte op dat „het meest opvallende punt” in de periode vóór het concilie van Nicea in 325 G.T. „het geloof [was] in een aan de algemene opstanding en het algemene oordeel voorafgaande en door de verheerlijkte Christus op aarde uitgeoefende zichtbare regering die duizend jaar zou duren en waarin de opgestane heiligen zouden delen”. In A Dictionary of the Bible, onder redactie van James Hastings, staat: „Tertullianus, Irenaeus en Hippolytus zien nog steeds uit naar een ophanden zijnde Advent [van Jezus Christus]; maar met de Alexandrijnse Vaders komt er een verandering in het gedachtengoed. . . . Toen Augustinus het Millennium met de periode van de strijdende Kerk vereenzelvigde, werd de Tweede Advent naar een verre toekomst geschoven.”
Jehovah’s dag en Jezus’ tegenwoordigheid
6. Waarom dienen wij niet te concluderen dat Jehovah’s dag nog ver in de toekomst ligt?
6 Misvattingen hebben tot teleurstellingen geleid, maar laten wij niet denken dat Jehovah’s dag nog ver in de toekomst ligt. Jezus’ onzichtbare tegenwoordigheid, waarmee de Schrift die dag in verband brengt, is reeds begonnen. De Wachttoren en verwante publikaties van Jehovah’s Getuigen hebben vaak schriftuurlijke bewijzen verschaft dat Christus’ tegenwoordigheid in het jaar 1914 is begonnen.a Welnu dan, wat zei Jezus over zijn tegenwoordigheid?
7. (a) Wat zijn enkele onderdelen van het teken van Jezus’ tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen? (b) Hoe kunnen wij gered worden?
7 Jezus’ tegenwoordigheid werd kort voor zijn dood een onderwerp van gesprek. Nadat zijn apostelen Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas hem de verwoesting van Jeruzalems tempel hadden horen voorzeggen, vroegen zij: „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Mattheüs 24:1-3; Markus 13:3, 4) In antwoord hierop voorzei Jezus oorlogen, hongersnoden, aardbevingen en andere onderdelen van „het teken” van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen. Hij zei ook: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden” (Mattheüs 24:13). Wij zullen gered worden als wij getrouw tot het einde van ons huidige leven of tot het einde van dit goddeloze samenstel volharden.
8. Wat moest er vóór het einde van het joodse samenstel worden verricht, en wat wordt in dit verband thans gedaan?
8 Vóór het einde zou er een bijzonder belangrijk kenmerk van Jezus’ tegenwoordigheid in vervulling gaan. Hierover zei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Voordat de Romeinen in 70 G.T. Jeruzalem verwoestten en het joodse samenstel van dingen eindigde, kon Paulus zeggen dat het goede nieuws „in heel de schepping die onder de hemel is, werd gepredikt” (Kolossenzen 1:23). In deze tijd wordt door Jehovah’s Getuigen echter een veel uitgebreider predikingswerk „op de gehele bewoonde aarde” verricht. In de laatste paar jaar heeft God de weg voor een groot getuigenis in Oost-Europa geopend. Met drukkerijen en andere faciliteiten over de gehele aarde is Jehovah’s organisatie toegerust voor toegenomen activiteit, zelfs in „onaangeroerd gebied” (Romeinen 15:22, 23). Zet uw hart u ertoe aan uw uiterste best te doen om getuigenis te geven voordat het einde komt? Als dat zo is, kan God u sterken om een lonend aandeel aan het voor ons liggende werk te hebben. — Filippenzen 4:13; 2 Timotheüs 4:17.
9. Waarop vestigde Jezus, zoals opgetekend staat in Mattheüs 24:36, de aandacht?
9 De voorzegde Koninkrijksprediking en andere onderdelen van het teken van Jezus’ tegenwoordigheid gaan op dit ogenblik in vervulling. Derhalve is het einde voor dit goddeloze samenstel van dingen nabij. Het is waar dat Jezus zei: „Van die dag en dat uur weet niemand iets af, noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan de Vader alleen” (Mattheüs 24:4-14, 36). Maar Jezus’ profetie kan ons helpen voor „die dag en dat uur” gereed te zijn.
Zij waren gereed
10. Hoe weten wij dat het mogelijk is om geestelijk wakker te blijven?
10 Om de grote dag van Jehovah te overleven, moeten wij geestelijk wakker blijven en pal staan voor de ware aanbidding (1 Korinthiërs 16:13). Wij weten dat zo’n volharding mogelijk is, want een godvruchtig gezin heeft volhard en overleefde de Vloed die in 2370 v.G.T. de goddeloze mensen vernietigde. Jezus vergeleek die tijd met zijn tegenwoordigheid en zei: „Net zoals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn.” — Mattheüs 24:37-39.
11. Welke handelwijze volgde Noach ondanks het geweld dat er in zijn tijd bestond?
11 Net als wij leefden Noach en zijn gezin in een gewelddadige wereld. Ongehoorzame engelen-„zonen van de ware God” hadden zich gematerialiseerd en hadden zich vrouwen genomen bij wie zij de beruchte Nefilim verwekten — bruten die de gewelddadigheid ongetwijfeld deden toenemen (Genesis 6:1, 2, 4; 1 Petrus 3:19, 20). Maar „Noach wandelde [in geloof] met de ware God”. Hij „betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten” — het goddeloze geslacht van zijn tijd (Genesis 6:9-11). Met oprecht vertrouwen in God kunnen wij in afwachting van de dag van Jehovah hetzelfde doen in deze gewelddadige en goddeloze wereld.
12. (a) Welk werk verrichtte Noach buiten het bouwen van een ark? (b) Hoe reageerden de mensen op Noachs prediking, en welke gevolgen had dit voor hen?
12 Noach staat algemeen bekend als de bouwer van een ark die diende om mens en dier door de Vloed heen te brengen. Hij was ook „een prediker van rechtvaardigheid”, maar zijn tijdgenoten ’sloegen geen acht op’ zijn van God afkomstige boodschap. Zij aten en dronken, huwden, brachten gezinnen groot en verrichtten de normale bezigheden van het leven totdat de Vloed hen allen wegvaagde (2 Petrus 2:5; Genesis 6:14). Zij wilden niets horen over oprechte spraak en oprecht gedrag, net als het hedendaagse goddeloze geslacht zijn oren toesluit voor wat Jehovah’s Getuigen zeggen over „berouw jegens God”, geloof in Christus, rechtvaardigheid en „het komende oordeel” (Handelingen 20:20, 21; 24:24, 25). Er is geen verslag voorhanden waaruit blijkt hoeveel mensen er op aarde leefden toen Noach Gods boodschap bekendmaakte. Maar één ding is zeker, in 2370 v.G.T. werd de wereldbevolking danig gedecimeerd! De Vloed vaagde de goddelozen weg en spaarde alleen degenen die voor die daad van God gereed waren — Noach en de zeven anderen in zijn gezin. — Genesis 7:19-23; 2 Petrus 3:5, 6.
13. In welke rechterlijke beslissing stelde Noach volledig vertrouwen, en hoe handelde hij in overeenstemming daarmee?
13 God stelde Noach niet jaren van tevoren in kennis van de precieze dag en het precieze uur waarop de Vloed zou komen. Maar toen Noach 480 jaar was, verordende Jehovah: „Mijn geest zal niet voor onbepaalde tijd ten aanzien van de mens werkzaam zijn, omdat hij toch vlees is. Bijgevolg zullen zijn dagen honderd twintig jaar bedragen” (Genesis 6:3). Noach stelde volledig vertrouwen in deze goddelijke rechterlijke beslissing. Nadat Noach 500 jaar was geworden, werd hij „de vader van Sem, Cham en Jafeth”, en volgens de gewoonte van die tijd zullen zijn zonen vijftig of zestig jaar geweest zijn voordat zij trouwden. Toen Noach de opdracht kreeg om de ark te bouwen teneinde de Vloed te overleven, hebben die zonen en hun vrouwen hem kennelijk bij die onderneming geholpen. Het bouwen van de ark viel waarschijnlijk samen met Noachs dienst als „een prediker van rechtvaardigheid”, waarmee hij de laatste veertig of vijftig jaar voor de Vloed druk bezig bleef (Genesis 5:32; 6:13-22). Al die jaren handelden hij en zijn gezin in geloof. Laten ook wij geloof aan de dag leggen terwijl wij het goede nieuws prediken en Jehovah’s dag verwachten. — Hebreeën 11:7.
14. Wat zei Jehovah ten slotte tot Noach, en waarom?
14 Toen de ark haar voltooiing naderde, kan Noach gedacht hebben dat de Vloed voor de deur stond, hoewel hij niet precies wist wanneer die zou plaatsvinden. Ten slotte zei Jehovah tot hem: „Over nog slechts zeven dagen laat ik het veertig dagen en veertig nachten regenen op de aarde” (Genesis 7:4). Hierdoor kregen Noach en zijn gezin net genoeg tijd om alle diersoorten in de ark te brengen en er zelf binnen te gaan voordat de Vloed begon. Wij hoeven de dag en het uur waarop de vernietiging van dit samenstel begint niet te weten; wij zijn niet belast met de instandhouding van het dierlijke leven, en de toekomstige menselijke overlevenden gaan reeds de symbolische ark, het geestelijke paradijs van Gods volk, binnen.
’Waakt voortdurend’
15. (a) Hoe zou u met uw eigen woorden uitleggen wat Jezus in Mattheüs 24:40-44 zei? (b) Welke uitwerking heeft het dat wij niet de precieze tijd weten waarop Jezus komt om Gods wraak te voltrekken?
15 Met betrekking tot zijn tegenwoordigheid legde Jezus uit: „Dan zullen er twee mannen op het veld [aan het werk] zijn: de een zal meegenomen en de ander achtergelaten worden; twee vrouwen zullen aan de handmolen [graan tot meel] malen: de een zal meegenomen en de ander achtergelaten worden. Waakt daarom voortdurend, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt. Maar weet één ding, dat indien de heer des huizes had geweten in welke nachtwake de dief zou komen, hij wakker zou zijn gebleven en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. Toont ook gij u daarom gereed, want de Zoon des mensen komt op een uur waarvan gij het niet hebt gedacht” (Mattheüs 24:40-44; Lukas 17:34, 35). Dat wij niet de precieze tijd weten waarop Jezus komt om Gods wraak te voltrekken, houdt ons waakzaam en stelt ons dagelijks in de gelegenheid te bewijzen dat wij Jehovah met onzelfzuchtige motieven dienen.
16. Wat zal er gebeuren met personen die worden „achtergelaten” en met degenen die worden „meegenomen”?
16 Tot de personen die worden „achtergelaten” om met de goddelozen vernietigd te worden, zullen ook degenen behoren die eens verlicht zijn geweest maar die door een zelfzuchtige levenswijze worden opgeslokt. Mogen wij ons bevinden onder hen die worden „meegenomen”, degenen die Jehovah volledig zijn toegewijd en werkelijk dankbaar zijn voor de geestelijke voorzieningen die hij via „de getrouwe en beleidvolle slaaf” treft (Mattheüs 24:45-47). Laten wij tot het einde toe God dienen met „liefde uit een rein hart en uit een goed geweten en uit geloof zonder huichelarij”. — 1 Timotheüs 1:5.
Heilige gedragingen van essentieel belang
17. (a) Wat werd in 2 Petrus 3:10 voorzegd? (b) Wat zijn enkele van de gedragingen en daden waartoe in 2 Petrus 3:11 wordt aangemoedigd?
17 De apostel Petrus schreef: „Jehovah’s dag [zal] komen als een dief, waarop de hemelen met een sissend gedruis zullen voorbijgaan, maar de elementen, intens heet, zullen ontbonden worden, en de aarde en de werken daarop zullen ontdekt worden” (2 Petrus 3:10). De symbolische hemelen en aarde zullen de hitte van Gods brandende toorn niet overleven. Petrus voegt er daarom aan toe: „Aangezien al deze dingen aldus ontbonden zullen worden, wat voor mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding”! (2 Petrus 3:11) Tot deze gedragingen en daden behoren geregeld aanwezig zijn op christelijke vergaderingen, goeddoen aan anderen en een zinvol aandeel hebben aan de prediking van het goede nieuws. — Mattheüs 24:14; Hebreeën 10:24, 25; 13:16.
18. Wat dienen wij te doen als wij bijna ongemerkt gehecht raken aan de wereld?
18 „Heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding” vereisen dat wij ’onszelf onbevlekt van de wereld bewaren’ (Jakobus 1:27). Maar als wij nu eens bijna ongemerkt gehecht raken aan deze wereld? Misschien worden wij ertoe verlokt een gevaarlijke positie voor het aangezicht van God in te nemen door onrein amusement te zoeken of door te luisteren naar muziek en songs die de goddeloze geest van deze wereld propageren (2 Korinthiërs 6:14-18). Als dat het geval is, laten wij dan in gebed Gods hulp zoeken, opdat wij niet met de wereld zullen voorbijgaan, maar in een goedgekeurde positie voor het aangezicht van de Zoon des mensen zullen staan (Lukas 21:34-36; 1 Johannes 2:15-17). Als wij ons aan God hebben opgedragen, zullen wij beslist ons best willen doen om een warme band met hem aan te kweken en in stand te houden, en aldus gereed te zijn voor de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah.
19. Waarom kunnen grote menigten Koninkrijksverkondigers verwachten het besluit van dit goddeloze samenstel van dingen te overleven?
19 De godvruchtige Noach en zijn gezin overleefden de Vloed, waarin de wereld uit de oudheid werd vernietigd. Oprechte personen bleven in leven toen het joodse samenstel van dingen in 70 G.T. eindigde. De apostel Johannes bijvoorbeeld was omstreeks 96–98 G.T., toen hij het boek Openbaring, zijn evangelieverslag en drie geïnspireerde brieven schreef, nog actief in Gods dienst. Van de duizenden die met Pinksteren 33 G.T. het ware geloof aanvaardden, overleefden waarschijnlijk velen het einde van het joodse samenstel (Handelingen 1:15; 2:41, 47; 4:4). Thans kunnen grote menigten Koninkrijksverkondigers de hoop koesteren het besluit van het huidige goddeloze samenstel van dingen te overleven.
20. Waarom dienen wij ijverige ’predikers van rechtvaardigheid’ te zijn?
20 Laten wij, met het vooruitzicht om levend de nieuwe wereld binnen te gaan, ijverige ’predikers van rechtvaardigheid’ zijn. Wat een voorrecht is het om God in deze laatste dagen te dienen! En wat een vreugde is het om mensen de weg te wijzen naar de hedendaagse „ark”, het geestelijke paradijs waarin Gods volk zich verheugt! Mogen de miljoenen die zich er thans in bevinden, getrouw, geestelijk wakker en gereed blijven voor de grote dag van Jehovah. Maar wat zal ons allen helpen om wakker te blijven?
[Voetnoot]
a Zie hoofdstuk 10 en 11 van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welke verwachtingen hebben sommigen met betrekking tot Jehovah’s dag en Christus’ tegenwoordigheid gekoesterd?
◻ Waarom kunnen wij zeggen dat Noach en zijn gezin gereed waren voor de Vloed?
◻ Wat zal er gebeuren met degenen die ’voortdurend waken’ en met degenen die dat niet doen?
◻ Waarom zijn heilige gedragingen van essentieel belang, vooral naarmate wij dichter bij Jehovah’s grote dag komen?