Christus leidt zijn gemeente
„Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Mattheüs 28:20.
1, 2. (a) Wat beloofde de opgestane Jezus aan zijn volgelingen toen hij hun opdroeg discipelen te maken? (b) Hoe gaf Jezus actief leiding aan de vroege christelijke gemeente?
VOOR zijn hemelvaart verscheen Jezus Christus, onze uit de doden opgewekte Leider, aan zijn discipelen en zei: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Mattheüs 23:10; 28:18-20.
2 Jezus heeft zijn discipelen niet alleen het levensreddende werk om meer discipelen te maken toegewezen, maar heeft hun ook beloofd met hen te zijn. De geschiedenis van het vroege christendom, zoals die in het bijbelboek Handelingen staat opgetekend, bewijst onomstotelijk dat Christus de aan hem verleende autoriteit gebruikte om de pas opgerichte gemeente te leiden. Hij zond de beloofde „helper” — de heilige geest — om zijn volgelingen te sterken en hun krachtsinspanningen te leiden (Johannes 16:7; Handelingen 2:4, 33; 13:2-4; 16:6-10). De opgestane Jezus bediende zich van hem ter beschikking staande engelen om zijn discipelen te steunen (Handelingen 5:19; 8:26; 10:3-8, 22; 12:7-11; 27:23, 24; 1 Petrus 3:22). Bovendien verschafte onze Leider richting aan de gemeente door er regelingen voor te treffen dat bekwame mannen als een besturend lichaam dienst zouden verrichten. — Handelingen 1:20, 24-26; 6:1-6; 8:5, 14-17.
3. Welke vragen zullen in dit artikel besproken worden?
3 Maar wat valt er over onze tijd, „het besluit van het samenstel van dingen”, te zeggen? Hoe leidt Jezus Christus de christelijke gemeente in deze tijd? En hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij zijn leiderschap aanvaarden?
De Meester heeft een getrouwe slaaf
4. (a) Wie vormen „de getrouwe en beleidvolle slaaf”? (b) Wat heeft de Meester aan de zorg van de slaaf toevertrouwd?
4 Toen Jezus de profetie over het teken van zijn tegenwoordigheid uiteenzette, zei hij: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt! Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen” (Mattheüs 24:45-47). De „meester” is onze Leider, Jezus Christus, en hij heeft „de getrouwe en beleidvolle slaaf” — het lichaam van gezalfde christenen op aarde — aangesteld over al zijn aardse belangen.
5, 6. (a) Wat wordt afgebeeld door „de zeven gouden lampestandaarden” en „de zeven sterren” in een visioen dat de apostel Johannes ontving? (b) Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat „de zeven sterren” in Jezus’ rechterhand zijn?
5 Uit het bijbelboek Openbaring blijkt dat de getrouwe en beleidvolle slaaf rechtstreeks onder het toezicht van Jezus Christus staat. In een visioen van „de dag des Heren” zag de apostel Johannes „zeven gouden lampestandaarden, en in het midden van de lampestandaarden iemand gelijk een mensenzoon”, die ’zeven sterren in zijn rechterhand had’. Toen Jezus het visioen aan Johannes uitlegde, zei hij: „Wat het heilige geheim betreft van de zeven sterren die gij op mijn rechterhand hebt gezien, en van de zeven gouden lampestandaarden: De zeven sterren betekenen de engelen van de zeven gemeenten, en de zeven lampestandaarden betekenen zeven gemeenten.” — Openbaring 1:1, 10-20.
6 „De zeven gouden lampestandaarden” vormen een afbeelding van alle ware christelijke gemeenten in „de dag des Heren”, die in 1914 begon. Maar wat valt er over „de zeven sterren” te zeggen? Aanvankelijk symboliseerden ze alle door de geest verwekte, gezalfde opzieners die zorg droegen voor de eerste-eeuwse gemeenten.a De opzieners waren in Jezus’ rechterhand — dat wil zeggen onder zijn gezag en toezicht. Ja, Christus Jezus leidde de samengestelde slaafklasse. Thans zijn de gezalfde opzieners echter gering in aantal. Hoe strekt Christus’ leiderschap zich uit tot de meer dan 93.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde?
7. (a) Hoe bedient Jezus zich van het Besturende Lichaam om leiderschap te verschaffen aan de gemeente over de hele aarde? (b) Waarom kan er worden gezegd dat christelijke opzieners door heilige geest zijn aangesteld?
7 Net als in de eerste eeuw verricht een kleine groep bekwame mannen uit het midden van de gezalfde opzieners nu dienst als het Besturende Lichaam, dat de samengestelde getrouwe en beleidvolle slaaf vertegenwoordigt. Onze Leider bedient zich van dit Besturende Lichaam om bekwame mannen — hetzij met de geest gezalfde personen of niet — als ouderlingen in de plaatselijke gemeenten aan te stellen. Hierin wordt een belangrijke rol gespeeld door de heilige geest, die door Jezus krachtens Jehovah’s machtiging gebruikt wordt (Handelingen 2:32, 33). Allereerst moeten deze opzieners voldoen aan de in het door heilige geest geïnspireerde Woord van God uiteengezette vereisten (1 Timotheüs 3:1-7; Titus 1:5-9; 2 Petrus 1:20, 21). De aanbevelingen en aanstellingen worden onder gebed en onder de leiding van de heilige geest gedaan. Bovendien geven de aangestelde personen er blijk van de vrucht van die geest voort te brengen (Galaten 5:22, 23). Vervolgens geldt Paulus’ raad in gelijke mate voor alle ouderlingen, of zij gezalfd zijn of niet: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld” (Handelingen 20:28). Deze aangestelde mannen ontvangen leiding van het Besturende Lichaam en weiden de gemeente gewillig. Op deze manier is Christus nu met ons en verschaft actief leiding aan de gemeente.
8. Hoe bedient Christus zich van engelen om zijn volgelingen te leiden?
8 Jezus bedient zich ook van echte engelen om zijn volgelingen in deze tijd te leiden. Volgens de illustratie van de tarwe en het onkruid zou de tijd voor de oogst in „het besluit van het samenstel van dingen” komen. Wie zouden door de Meester worden gebruikt om het oogstwerk te verrichten? „De oogsters zijn engelen”, zei Christus. Hij voegde eraan toe: „De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen alle dingen die aanleiding tot struikelen geven en degenen die wetteloosheid bedrijven, uit zijn koninkrijk verzamelen” (Mattheüs 13:37-41). Daarbij komt nog dat net zoals een engel de schreden van Filippus leidde opdat hij de Ethiopische eunuch vond, er in deze tijd bewijzen in overvloed zijn dat Christus zijn engelen gebruikt om het werk van ware christenen te leiden wanneer zij oprechte mensen opsporen. — Handelingen 8:26, 27; Openbaring 14:6.
9. (a) Door middel waarvan leidt Christus de christelijke gemeente in deze tijd? (b) Indien wij voordeel willen trekken van Christus’ leiderschap, welke vraag dienen wij dan te beschouwen?
9 Hoe geruststellend is het te weten dat Jezus Christus in deze tijd door middel van het Besturende Lichaam, de heilige geest en de engelen in leiderschap voorziet. Zelfs als sommige van Jehovah’s aanbidders vanwege vervolging of soortgelijke redenen tijdelijk geïsoleerd zouden raken van het Besturende Lichaam, dan zou Christus nog steeds door middel van de heilige geest en met de hulp van engelen in leiderschap voorzien. Maar wij trekken alleen profijt van zijn leiderschap wanneer wij het aanvaarden. Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij Christus’ leiderschap aanvaarden?
„Weest gehoorzaam . . . weest onderdanig”
10. Hoe kunnen wij de aangestelde ouderlingen in de gemeente achting betonen?
10 Onze Leider heeft de gemeenten „gaven in mensen” — „sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren” — gegeven (Efeziërs 4:8, 11, 12). Onze houding en daden jegens hen onthullen duidelijk of wij Christus’ leiderschap aanvaarden. Het is alleen maar juist dat wij ’ons dankbaar betonen’ voor de geestelijk bekwame mannen die Christus heeft gegeven (Kolossenzen 3:15). Ook verdienen zij ons respect. „De oudere mannen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben, moet dubbele eer waardig worden geacht”, schreef de apostel Paulus (1 Timotheüs 5:17). Hoe kunnen wij onze dankbaarheid en achting voor de oudere mannen — ouderlingen of opzieners — in de gemeente tonen? Paulus antwoordt: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig” (Hebreeën 13:17). Ja, wij moeten hun gehoorzamen en onderdanig, inschikkelijk tegenover hen zijn.
11. Waarom betekent respect voor de ouderlingenregeling dat wij overeenkomstig onze doop leven?
11 Onze Leider is volmaakt. De mannen die hij als gaven heeft gegeven, zijn dat niet. Dus maken zij soms fouten. Toch is het uiterst belangrijk dat wij loyaal blijven aan Christus’ regeling. In overeenstemming met onze opdracht en doop handelen, betekent in feite dat wij de rechtmatigheid van door de geest aangestelde autoriteit in de gemeente erkennen en ons er gewillig aan onderwerpen. Onze doop ’in de naam van de heilige geest’ is een openbare bekendmaking dat wij de heilige geest en de rol die hij in Jehovah’s voornemens speelt, erkennen (Mattheüs 28:19). Zo’n doop houdt in dat wij met de geest samenwerken en niets doen wat de werkzaamheid ervan onder Christus’ volgelingen belemmert. Kunnen wij, aangezien de heilige geest een belangrijke rol speelt bij de aanbeveling en aanstelling van ouderlingen, werkelijk getrouw zijn aan onze opdracht als wij niet samenwerken met de ouderlingenregeling in de gemeente?
12. Welke voorbeelden in verband met minachting voor autoriteit haalt Judas aan, en wat leren ze ons?
12 De Schrift bevat voorbeelden die ons de waarde van gehoorzaamheid en onderdanigheid leren. Doelend op degenen die schimpend spraken over de aangestelde mannen in de gemeente, wees de discipel Judas naar drie waarschuwende voorbeelden door te zeggen: „Wee hun, want zij zijn het pad van Kaïn opgegaan en hebben zich voor een beloning hals over kop op de dwaalweg van Bileam begeven en zijn in het opstandige gepraat van Korach vergaan!” (Judas 11) Kaïn negeerde Jehovah’s liefdevolle raad en volgde eigenzinnig een weg van moordzuchtige haat (Genesis 4:4-8). Hoewel Bileam herhaalde malen goddelijke waarschuwingen kreeg, trachtte hij Gods volk voor een financiële beloning te vervloeken (Numeri 22:5-28, 32-34; Deuteronomium 23:5). Korach bekleedde een met waardigheid gepaard gaande positie in Israël, maar hij was daar niet tevreden mee. Hij zette aan tot opstand tegen Gods dienstknecht Mozes, de zachtmoedigste man op aarde (Numeri 12:3; 16:1-3, 32, 33). Kaïn, Bileam en Korach werden door rampspoed getroffen. Hoe aanschouwelijk leren deze voorbeelden ons naar de raad te luisteren van degenen die Jehovah in een positie van verantwoordelijkheid gebruikt en hen te respecteren!
13. Welke zegeningen voorzei de profeet Jesaja voor degenen die zich aan de ouderlingenregeling onderwerpen?
13 Wie zou geen voordeel willen trekken van de grootse regeling van opzicht die onze Leider in de christelijke gemeente heeft ingesteld? De profeet Jesaja voorzei de zegeningen ervan door te zeggen: „Zie! Een koning zal regeren voor louter rechtvaardigheid; en wat vorsten betreft, zij zullen als vorsten heersen voor louter gerechtigheid. En een ieder moet als een wijkplaats voor de wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land” (Jesaja 32:1, 2). Elk van de ouderlingen moet zo’n ’plaats’ van bescherming en veiligheid zijn. Laten wij, ook al vinden wij het moeilijk ons aan autoriteit te onderwerpen, ons er gebedsvol op toeleggen gehoorzaam en onderdanig te zijn aan de door God ingestelde autoriteit in de gemeente.
Hoe ouderlingen zich aan Christus’ leiderschap onderwerpen
14, 15. Hoe tonen degenen die de leiding in de gemeente nemen dat zij zich aan Christus’ leiderschap onderwerpen?
14 Elke christen — vooral de ouderlingen — moet Christus’ leiderschap volgen. De opzieners, of ouderlingen, hebben een mate van autoriteit in de gemeente. Maar zij proberen niet ’de meesters over het geloof van hun medegelovigen te zijn’ door te trachten hun leven te beheersen (2 Korinthiërs 1:24). De ouderlingen nemen Jezus’ woorden ter harte: „Gij weet dat de regeerders der natiën over hen heersen en de groten autoriteit over hen oefenen. Zo is het onder u niet” (Mattheüs 20:25-27). Als ouderlingen zich van hun verantwoordelijkheid kwijten, proberen zij oprecht anderen te dienen.
15 Christenen krijgen de aansporing: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, . . . en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel” (Hebreeën 13:7). Het feit dat ouderlingen de leiding nemen, is niet de reden waarom er bij christenen op wordt aangedrongen hen na te volgen. Jezus zei: „Eén is uw Leider, de Christus” (Mattheüs 23:10). Het is het geloof van de ouderlingen dat nagevolgd moet worden omdat zij navolgers zijn van onze ware Leider, Christus (1 Korinthiërs 11:1). Beschouw eens enkele manieren waarop ouderlingen ernaar streven als Christus te zijn in hun betrekkingen met anderen in de gemeente.
16. Hoe bejegende Jezus zijn volgelingen ondanks de autoriteit die hij bezat?
16 Hoewel Jezus in elk opzicht superieur was aan onvolmaakte mensen en ongeëvenaarde autoriteit van zijn Vader bezat, was hij bescheiden in zijn omgang met zijn discipelen. Hij overweldigde zijn toehoorders niet met een indrukwekkende tentoonspreiding van kennis. Jezus gaf blijk van gevoeligheid en mededogen jegens zijn volgelingen door hun menselijke behoeften in aanmerking te nemen (Mattheüs 15:32; 26:40, 41; Markus 6:31). Hij eiste nooit meer van zijn discipelen dan zij konden geven en hij legde hun nooit meer op dan zij konden dragen (Johannes 16:12). Jezus was „zachtaardig en ootmoedig van hart”. Het is daarom ook niet vreemd dat velen vonden dat hij verkwikkend was. — Mattheüs 11:28-30.
17. Hoe dienen ouderlingen blijk te geven van christelijke bescheidenheid in hun betrekkingen met anderen in de gemeente?
17 Als Christus de Leider blijk gaf van bescheidenheid, hoeveel te meer dienen degenen die de leiding nemen in de gemeente dat dan te doen! Ja, zij wachten zich ervoor de eventuele aan hen toevertrouwde autoriteit te misbruiken. En zij ’komen niet met een overdaad van woorden’ in een poging anderen te imponeren (1 Korinthiërs 2:1, 2). In plaats daarvan trachten zij met eenvoud en oprechtheid schriftuurlijke waarheidswoorden te spreken. Bovendien streven ouderlingen ernaar redelijk te zijn in wat zij van anderen verwachten en rekening te houden met hun behoeften (Filippenzen 4:5). In het besef dat iedereen beperkingen heeft, zullen zij liefdevol deze tekortkomingen van hun broeders en zusters in aanmerking nemen (1 Petrus 4:8). En zijn ouderlingen die nederig en zachtaardig zijn niet echt verkwikkend? Inderdaad.
18. Wat kunnen ouderlingen leren van de wijze waarop Jezus kinderen behandelde?
18 Jezus was te benaderen en stond open voor mensen, zelfs voor degenen die als onbelangrijk werden bezien. Beschouw zijn antwoord eens toen zijn discipelen mensen berispten omdat zij „jonge kinderen bij hem [brachten]”. „Laat de jonge kinderen bij mij komen”, zei Jezus, „tracht niet hen tegen te houden”. Vervolgens „nam [hij] de kinderen in zijn armen en ging hen zegenen, terwijl hij zijn handen op hen legde” (Markus 10:13-16). Jezus was hartelijk en vriendelijk, en anderen werden tot hem aangetrokken. Mensen waren niet bang voor Jezus. Zelfs kinderen voelden zich bij hem op hun gemak. Ook ouderlingen zijn te benaderen en als zij blijk geven van warme genegenheid en vriendelijkheid, voelen anderen — zelfs kinderen — zich bij hen op hun gemak.
19. Wat houdt het in „de zin van Christus” te hebben, en welke krachtsinspanningen zijn hiervoor nodig?
19 In hoeverre ouderlingen Christus Jezus kunnen navolgen, hangt er grotendeels van af hoe goed zij hem kennen. „Wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, dat hij hem zou kunnen onderrichten?”, vroeg Paulus. Vervolgens zei hij: „Wij hebben echter wel de zin van Christus” (1 Korinthiërs 2:16). De zin van Christus hebben, betekent zijn denkpatroon en de volle omvang van zijn persoonlijkheid kennen, zodat wij weten wat hij in een specifieke situatie zou doen. Stelt u zich eens voor dat u onze Leider zo grondig leert kennen! Hiervoor moeten wij nauwgezet aandacht schenken aan de evangelieverslagen en Jezus’ leven en voorbeeld geregeld tot een voorwerp van overdenking maken. Wanneer ouderlingen er moeite voor doen Christus’ leiderschap in die mate te volgen, zullen de leden van de gemeente meer geneigd zijn hun geloof na te volgen. En de ouderlingen smaken de voldoening te zien dat anderen vreugdevol in de voetstappen van de Leider treden.
Onder Christus’ leiderschap blijven
20, 21. Wat dient ons vaste besluit te zijn terwijl wij naar de beloofde nieuwe wereld vooruitzien?
20 Het is uiterst belangrijk dat wij ons allen aan Christus’ leiderschap blijven onderwerpen. Nu wij het einde van dit samenstel van dingen naderen, is onze situatie te vergelijken met die waarin de Israëlieten zich in 1473 v.G.T. op de vlakten van Moab bevonden. Zij stonden op de drempel van het Beloofde Land en bij monde van de profeet Mozes verklaarde God: „Gij [Jozua] zult dit volk in het land brengen dat Jehovah hun voorvaders onder ede beloofd heeft hun te geven” (Deuteronomium 31:7, 8). Jozua was de aangestelde leider. Om het Beloofde Land binnen te gaan, moesten de Israëlieten zich aan Jozua’s leiderschap onderwerpen.
21 Tot ons zegt de bijbel: „Eén is uw Leider, de Christus.” Alleen Christus zal ons de beloofde nieuwe wereld binnenleiden waarin rechtvaardigheid zal wonen (2 Petrus 3:13). Laten wij daarom vastbesloten zijn ons op alle levensterreinen aan zijn leiderschap te onderwerpen.
[Voetnoot]
a De hier genoemde „sterren” zijn geen symbool van letterlijke engelen. Jezus zou beslist geen mens gebruiken om inlichtingen ten behoeve van onzichtbare geestelijke schepselen op te tekenen. De „sterren” moeten daarom een afbeelding zijn van de menselijke opzieners of ouderlingen in de gemeenten die als Jezus’ boodschappers worden beschouwd. Dat hun aantal zeven is, duidt op door God bepaalde volledigheid.
Kunt u zich dit herinneren?
• Hoe leidde Christus de vroege gemeente?
• Hoe leidt Christus zijn gemeente in deze tijd?
• Waarom moeten wij onderdanig zijn aan hen die de leiding nemen in de gemeente?
• Op welke manieren kunnen ouderlingen tonen dat Christus hun Leider is?
[Illustratie op blz. 15]
Christus leidt zijn gemeente en houdt opzieners in zijn rechterhand
[Illustraties op blz. 16]
„Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig”
[Illustratie op blz. 18]
Jezus was hartelijk en te benaderen. Christelijke ouderlingen trachten als hij te zijn