Verankerd door hoop, gedreven door liefde
„Nu blijven . . . geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde.” — 1 KORINTHIËRS 13:13.
1. Welke waarschuwing geeft de apostel Paulus ons?
DE APOSTEL Paulus waarschuwt ons dat ons geloof, net als een schip, schipbreuk kan lijden. Hij spreekt over het ’behouden van het geloof en een goed geweten dat sommigen van zich hebben afgestoten, en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof’ (1 Timotheüs 1:19). In de eerste eeuw G.T. werden zeeschepen van hout vervaardigd. Hun zeewaardigheid hing af van de kwaliteit van het timmerhout en van vakkundige scheepsbouw.
2. Waarom moet het schip van ons geloof goed gebouwd zijn, en wat vergt dit van ons?
2 Wat het schip van ons geloof genoemd zou kunnen worden, moet te midden van de woelige zee der mensheid blijven drijven (Jesaja 57:20; Openbaring 17:15). Het moet dus goed gebouwd zijn en dit hangt van ons af. Toen de „zee” van de joodse en Romeinse wereld voor de vroege christenen bijzonder ruw werd, schreef Judas: „Gij, geliefden, moet uzelf opbouwen op uw allerheiligst geloof en bidden met heilige geest, en uzelf aldus bewaren in Gods liefde, in afwachting van de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus, met eeuwig leven in het vooruitzicht” (Judas 20, 21). Aangezien Judas ook sprak over het strijden voor ’het geloof dat aan de heiligen werd overgeleverd’, kan de uitdrukking „allerheiligst geloof” betrekking hebben op de gehele omvang van de christelijke leer, met inbegrip van het goede nieuws van redding (Judas 3). Christus is het fundament van dat geloof. Er is een sterk geloof nodig, willen wij aan het ware christelijke geloof vasthouden.
De „sektenvrees”-storm doorstaan
3. Hoe bedienen sommigen zich van de „sektenvrees”?
3 De afgelopen jaren is er sprake geweest van verscheidene afgrijselijke gevallen van massale zelfmoorden, moorden en terroristische aanvallen waarbij geheimzinnige kleine sekten betrokken waren. Het is begrijpelijk dat veel mensen, onder wie oprechte politieke leiders, zich ermee bezig hebben gehouden om onschuldige mensen, vooral jongeren, tegen zulke gevaarlijke sekten te beschermen. „De god van dit samenstel van dingen”, die ongetwijfeld verantwoordelijk is voor deze gruwelijke misdaden, heeft aldus in het leven geroepen wat sommigen een sektenvrees noemen, en hij gebruikt dit tegen Jehovah’s volk (2 Korinthiërs 4:4; Openbaring 12:12). Sommigen hebben deze situatie uitgebuit om tegenstand tegen ons werk op te roepen. In bepaalde landen hebben zij een actie op touw gezet die zou beogen mensen tegen „gevaarlijke sekten” te beschermen maar hebben Jehovah’s Getuigen ten onrechte genoemd en ons aldus door insinuatie beschuldigd. Dit heeft het van-huis-tot-huiswerk in sommige Europese landen bemoeilijkt en heeft sommige mensen die met ons de bijbel bestudeerden ertoe gebracht met hun studie te stoppen. En dat heeft weer een negatieve uitwerking op sommige van onze broeders en zusters gehad.
4. Waarom dient tegenstand ons niet te ontmoedigen?
4 Tegenstand dient ons echter niet te ontmoedigen, maar onze overtuiging dat wij het ware christendom beoefenen juist te versterken (Mattheüs 5:11, 12). De vroege christenen werden ervan beschuldigd een opruiende sekte te zijn en zij ondervonden overal „tegenspraak” (Handelingen 24:5; 28:22). Maar de apostel Petrus stelde zijn medegelovigen gerust door te schrijven: „Geliefden, staat niet vreemd te kijken over de brand onder u, die over u komt als een beproeving, alsof u iets vreemds overkwam. Integendeel, blijft u verheugen, aangezien gij deel hebt aan het lijden van de Christus, opdat gij u ook gedurende de openbaring van zijn heerlijkheid moogt verheugen en verrukt moogt zijn” (1 Petrus 4:12, 13). Insgelijks schreef een lid van het eerste-eeuwse besturende lichaam: „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u velerlei beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt. Maar laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn en in niets te kort schiet” (Jakobus 1:2-4). Net als stormachtige winden de zeewaardigheid van een schip testen, zullen de stormen van tegenstand eventuele zwakheden in ons schip des geloofs onthullen.
Verdrukking brengt volharding voort
5. Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat ons geloof onder verdrukking stabiel is?
5 Christenen kunnen pas nadat zij stormen van verdrukking hebben doorstaan, zeker zijn van hun volharding en van de stabiliteit van hun geloof. Onze volharding zal in stormachtige zeeën ’haar werk pas voltooid hebben’ als wij ’volkomen en in alle opzichten ongeschonden zijn en in niets tekortschieten’, ook niet in een sterk geloof. Paulus schreef: „In elk opzicht bevelen wij ons als Gods dienaren aan: door veel te verduren, door verdrukkingen, door noden, door moeilijkheden.” — 2 Korinthiërs 6:4.
6. Waarom dienen wij te „juichen terwijl wij in verdrukkingen zijn”, en hoe versterkt dit onze hoop?
6 De stormwinden van verdrukking die wij wellicht soms te verduren hebben, dienen beschouwd te worden als gelegenheden om te bewijzen dat ons schip des geloofs deugdelijk en bestendig is. Aan christenen in Rome schreef Paulus: „Laten wij ook juichen terwijl wij in verdrukkingen zijn, daar wij weten dat verdrukking volharding voortbrengt, volharding vervolgens een goedgekeurde toestand, de goedgekeurde toestand vervolgens hoop, en de hoop leidt niet tot teleurstelling” (Romeinen 5:3-5). Door onder beproevingen standvastig te blijven, verwerven wij Jehovah’s goedkeuring. Dit versterkt op zijn beurt weer onze hoop.
Waarom sommigen schipbreuk lijden
7. (a) Hoe hadden sommigen, zoals uit Paulus’ woorden blijkt, geestelijke schipbreuk geleden? (b) Hoe zijn sommigen in deze tijd van de waarheid afgeweken?
7 Toen Paulus voor het gevaar van „schipbreuk” waarschuwde, had hij sommigen in gedachten die hun goede geweten van zich hadden „afgestoten” en hun geloof hadden verloren (1 Timotheüs 1:19). Tot hen behoorden Hymeneüs en Alexander die tot afval vervielen, van de waarheid afweken en schimpend spraken (1 Timotheüs 1:20, voetnoot; 2 Timotheüs 2:17, 18). In deze tijd slaan afvalligen, die van de waarheid afwijken, „de getrouwe en beleidvolle slaaf” met woorden en bijten zij in feite in de hand die hen tot dusver van geestelijk voedsel had voorzien. Sommigen vertonen overeenkomst met de „boze slaaf”, die stilzwijgend te kennen geeft: „Mijn meester blijft uit” (Mattheüs 24:44-49; 2 Timotheüs 4:14, 15). Zij ontkennen dat het einde van dit goddeloze samenstel van dingen nabij is en bekritiseren de geestelijk waakzame slaafklasse omdat zij Jehovah’s volk met een gevoel van dringendheid blijven bezielen (Jesaja 1:3). Zulke afvalligen slagen erin ’het geloof van sommigen te ondermijnen’ en veroorzaken een geestelijke schipbreuk. — 2 Timotheüs 2:18.
8. Waardoor is het gekomen dat het schip des geloofs van sommigen schipbreuk heeft geleden of gezonken is?
8 Andere opgedragen christenen hebben het schip van hun geloof schipbreuk doen lijden door hun geweten van zich af te stoten en zich in te laten met de ongebreidelde genotzucht van deze wereld en haar seksuele immoraliteit (2 Petrus 2:20-22). Weer anderen doen hun schip des geloofs zinken omdat volgens hen de haven van het nieuwe samenstel van dingen nog niet nabij schijnt te zijn. Aangezien zij geen tijdberekeningen kunnen maken aangaande de vervulling van bepaalde profetieën en omdat zij „Jehovah’s dag” in hun geest uitstellen, verlaten zij de ware aanbidding (2 Petrus 3:10-13; 1 Petrus 1:9). Zij bemerken al gauw dat zij weer terug zijn in de troebele, woelige wateren van het tegenwoordige samenstel van dingen (Jesaja 17:12, 13; 57:20). Sommigen die ermee gestopt zijn omgang met de christelijke gemeente te hebben, geloven nog steeds dat ze de ware religie beoefent. Maar zij hebben kennelijk niet het geduld en de volharding die nodig zijn om op de door Jehovah God beloofde nieuwe wereld te wachten. Het leven in het Paradijs is voor hen niet snel genoeg gekomen.
9. Wat doen enkele opgedragen christenen, en tot een beschouwing waarvan dienen deze feiten ons te bewegen?
9 Enkele opgedragen christenen in sommige delen van de wereld schijnen de zeilen van hun schip des geloofs voor een deel gestreken te hebben. Het schip vaart nog steeds, maar in plaats dat zij met alle zeilen bijgezet vol geloof vooruitgaan, hebben zij hun tempo vertraagd. Aangetrokken door de hoop op een „spoedig paradijs” waren sommigen bereid geen moeite te sparen om het te bereiken — door ijverig te zijn in het predikingswerk en geregeld alle vergaderingen, grotere bijeenkomsten en congressen te bezoeken. Nu zij beseffen dat verwezenlijking van hun hoop verder weg ligt dan zij hadden verwacht, hebben zij de prijs die zij willen betalen, verlaagd. Dit blijkt uit teruggelopen predikingsactiviteit, ongeregeld vergaderingsbezoek en de bereidheid om programmaonderdelen op grotere bijeenkomsten of congressen te missen. Anderen besteden meer tijd aan ontspanning en het verkrijgen van materiële gerieven. Door deze feiten worden wij ertoe bewogen te beschouwen wat — in overeenstemming met onze opdracht aan Jehovah — de aandrijvende kracht in ons leven dient te zijn. Dient onze ijver in zijn dienst afhankelijk te zijn van de hoop op een „spoedig paradijs”?
Hoop vergeleken met een anker
10, 11. Waarmee vergeleek Paulus onze hoop, en waarom was deze vergelijking passend?
10 Paulus zette uiteen dat Jehovah een belofte van zegeningen had gedaan die door bemiddeling van Abraham zouden komen. Vervolgens legde de apostel uit: „God [is] . . . tussenbeide gekomen met een eed, opdat wij, die naar de veilige plaats zijn gevlucht, door middel van twee onveranderlijke dingen [zijn woord en zijn eed], waarin God onmogelijk kan liegen, een krachtige aanmoediging mogen hebben om de hoop te grijpen die ons in het vooruitzicht is gesteld. Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, zowel zeker als vast” (Hebreeën 6:17-19; Genesis 22:16-18). De hoop die gezalfde christenen in het vooruitzicht is gesteld, is onsterfelijk leven in de hemel. In deze tijd heeft de overgrote meerderheid van Jehovah’s dienstknechten de schitterende hoop op eeuwig leven op een paradijsaarde (Lukas 23:43). Zonder deze hoop kan men geen geloof hebben.
11 Een anker is een krachtig veiligheidsmiddel, dat onontbeerlijk is om een schip op zijn plaats te houden en te voorkomen dat het gaat rondzwalken. Geen zeeman zou zonder een anker de haven uitvaren. Aangezien Paulus ettelijke malen schipbreuk had geleden, wist hij uit ondervinding dat het leven van zeevaarders vaak van de ankers van hun schip afhing (Handelingen 27:29, 39, 40; 2 Korinthiërs 11:25). In de eerste eeuw had een schip geen motor om de kapitein in staat te stellen naar wens te manoeuvreren. Behalve oorlogsgaleien, waarop ook roeiers waren, waren vaartuigen voornamelijk afhankelijk van de wind om vooruit te komen. Als zijn schip op de rotsen dreigde te lopen, restte de kapitein niets anders dan zijn anker uit te werpen en de storm te doorstaan, erop vertrouwend dat het anker in de zeebodem zou blijven vastzitten. Paulus vergeleek de hoop van een christen derhalve met „een anker voor de ziel, zowel zeker als vast” (Hebreeën 6:19). Wanneer wij door stormen van tegenstand worden bestookt of andere beproevingen ondergaan, is onze schitterende hoop als een anker dat ons als levende zielen op de plaats houdt, zodat ons schip des geloofs niet naar de gevaarlijke ondiepten van twijfels of de vernietigende rotsen van afval afdrijft. — Hebreeën 2:1; Judas 8-13.
12. Hoe kunnen wij het vermijden ons van Jehovah terug te trekken?
12 Paulus waarschuwde Hebreeuwse christenen: „Past op, broeders, dat er zich in niemand van u ooit een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelt, doordat hij zich terugtrekt van de levende God” (Hebreeën 3:12). In de Griekse tekst betekent ’zich terugtrekken’ letterlijk ’afstand nemen’, dat wil zeggen, afvallig worden. Maar wij kunnen zo’n volslagen schipbreuk vermijden. Geloof en hoop zullen ons in staat stellen Jehovah zelfs gedurende de ergste stormen van beproeving aan te hangen (Deuteronomium 4:4; 30:19, 20). Ons geloof zal niet zijn als een schip dat door winden van afvallige leer heen en weer wordt geslingerd (Efeziërs 4:13, 14). En met hoop als ons anker zullen wij als Jehovah’s dienstknechten in staat zijn de stormen van het leven te doorstaan.
Gedreven door liefde en heilige geest
13, 14. (a) Waarom is het anker van onze hoop op zichzelf niet voldoende? (b) Wat dient de motiverende kracht te zijn om heilige dienst voor Jehovah te verrichten, en waarom?
13 Een christen zal geen vorderingen maken in de richting van het nieuwe samenstel als zijn enige beweegreden om Jehovah te dienen de hoop op eeuwig leven op een paradijsaarde is. Terwijl hij aan zijn anker van hoop als een stabiliserende factor in zijn leven vasthoudt, dient hij hieraan en aan zijn geloof de aandrijvende kracht liefde toe te voegen. Paulus onderstreepte dit feit toen hij schreef: „Nu blijven . . . geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde.” — 1 Korinthiërs 13:13.
14 Onze motiverende kracht om heilige dienst te verrichten, dient oprechte liefde voor Jehovah te zijn, als antwoord op zijn onmetelijke liefde voor ons. De apostel Johannes schreef: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde. Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven. Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad” (1 Johannes 4:8, 9, 19). Uit dankbaarheid jegens Jehovah dient het allerbelangrijkste voor ons niet te zijn dat wij persoonlijk worden gered, maar dat wij getuigenis afleggen omtrent de heiliging van zijn heilige naam en de rechtvaardiging van zijn rechtmatige soevereiniteit.
15. Hoe houdt onze liefde voor Jehovah verband met de kwestie van zijn soevereiniteit?
15 Jehovah wil dat wij hem dienen omdat wij hem en niet alleen het Paradijs liefhebben. De bijbelse encyclopedie Inzicht in de Schrifta zegt: „Jehovah kan zich erop beroemen dat zijn soevereiniteit en de ondersteuning ervan door zijn schepselen voornamelijk op liefde gebaseerd is. Hij wenst alleen diegenen als onderdanen die zijn soevereiniteit liefhebben wegens zijn voortreffelijke eigenschappen en omdat zijn soevereiniteit rechtvaardig is, ja, die er de voorkeur aan geven boven elke andere soevereiniteit (1 Kor 2:9). In plaats van te trachten onafhankelijk te zijn, verkiezen zij het onder zijn soevereiniteit te dienen — omdat zij hem hebben leren kennen en beseffen dat hij in liefde, gerechtigheid en wijsheid verre superieur aan hen is (Ps 84:10, 11).” — Deel 2, blz. 201.
16. Hoe is de liefde voor Jezus een aandrijvende kracht in ons leven?
16 Als christen geven wij ook blijk van liefde voor Jezus als reactie op zijn liefde voor ons. Paulus redeneerde: „De liefde die de Christus heeft, dringt ons, want wij hebben zó geoordeeld, dat één mens voor allen is gestorven; allen waren dus gestorven; en hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor hen gestorven is en werd opgewekt” (2 Korinthiërs 5:14, 15). Christus is het fundament waarop ons geestelijke leven, ons geloof en onze hoop zijn gebouwd. Onze liefde voor Christus Jezus schraagt onze hoop en maakt ons geloof standvastig, vooral in tijden van stormachtige beproevingen. — 1 Korinthiërs 3:11; Kolossenzen 1:23; 2:6, 7.
17. Welke dynamische kracht verschaft Jehovah ons, en hoe wordt de belangrijkheid ervan in Handelingen 1:8 en Efeziërs 3:16 aangetoond?
17 Hoewel onze liefde voor God en voor zijn Zoon de voornaamste aandrijvende kracht in ons leven als christenen is, verschaft Jehovah nog iets wat ons aandrijft, ons aanspoort en ons kracht verleent om in zijn dienst voort te gaan. Het is zijn werkzame kracht of heilige geest. De met „geest” weergegeven Hebreeuwse en Griekse woorden hebben in wezen betrekking op de dynamische beweging van de lucht, zoals wind. Zeilschepen zoals die waarop Paulus zich inscheepte, verlieten zich op de onzichtbare kracht van de wind om hun bestemming te bereiken. Insgelijks hebben wij liefde en de invloed van Gods onzichtbare werkzame kracht nodig wil ons schip des geloofs ons in Jehovah’s dienst voorwaarts doen gaan. — Handelingen 1:8; Efeziërs 3:16.
Op naar onze bestemming!
18. Waardoor zullen wij in staat zijn eventuele toekomstige beproevingen op ons geloof te verduren?
18 Ons geloof en onze liefde kunnen zwaar op de proef worden gesteld voordat wij in het nieuwe samenstel van dingen komen. Maar Jehovah heeft ons een anker verschaft, „zowel zeker als vast” — onze schitterende hoop (Hebreeën 6:19; Romeinen 15:4, 13). Wanneer wij onder tegenstand of andere beproevingen gebukt gaan, kunnen wij volharden als wij veilig verankerd zijn door onze hoop. Laten wij, nadat één storm geluwd is, maar voordat er een andere opsteekt, vastbesloten zijn onze hoop en ons geloof te versterken.
19. Hoe kunnen wij het schip van ons geloof op koers houden en de haven van Gods nieuwe wereld bereiken?
19 Voordat Paulus melding maakte van het „anker voor de ziel”, zei hij: „Wij begeren dat een ieder van u dezelfde naarstigheid [„spoed”, voetnoot] aan de dag legt om tot het einde toe de volle verzekerdheid van de hoop te hebben, opdat gij niet traag wordt, maar navolgers zijt van hen die door geloof en geduld de beloften beërven” (Hebreeën 6:11, 12). Laten wij, gedreven door liefde voor Jehovah en voor zijn Zoon en in de kracht van heilige geest het schip van ons geloof op koers houden totdat wij de haven van Gods beloofde nieuwe wereld bereiken.
[Voetnoot]
a Verkrijgbaar bij het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap in Emmen.
Bij wijze van overzicht
◻ Welke waarschuwing gaf Paulus ons met betrekking tot ons geloof?
◻ Hoe hebben sommigen geestelijke schipbreuk geleden, en hoe zijn anderen het langzamer aan gaan doen?
◻ Welke godvruchtige hoedanigheid moet aan ons geloof gekoppeld worden?
◻ Waardoor zullen wij in staat worden gesteld de haven van Gods beloofde nieuwe wereld te bereiken?
[Illustratie op blz. 16]
Het schip van ons geloof moet goed gebouwd zijn om de stormen van het leven te doorstaan
[Illustratie op blz. 17]
Ons geloof zou schipbreuk kunnen lijden
[Illustratie op blz. 18]
Hoop is een anker voor ons leven als christenen