Jezus’ leven en bediening
De wijze en de dwaze maagden
JEZUS heeft zijn apostelen op hun verzoek een teken van zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht gegeven. Nu verschaft hij verdere kenmerken van het teken in de vorm van drie gelijkenissen of illustraties.
De vervulling van elke illustratie zou waargenomen kunnen worden door degenen die tijdens zijn tegenwoordigheid zouden leven. Hij leidt de eerste in met de woorden: „Dan zal het koninkrijk der hemelen gelijk worden aan tien maagden die hun lampen namen en de bruidegom tegemoet gingen. Vijf van hen waren dwaas en vijf waren beleidvol.”
Met de woordkeus „het koninkrijk der hemelen [zal] gelijk worden aan tien maagden”, bedoelt Jezus niet dat degenen die het hemelse koninkrijk beërven, voor de helft uit dwaze en voor de helft uit beleidvolle personen bestaan! Nee, maar hij bedoelt dat er in verband met het koninkrijk der hemelen een kenmerk is dat hierop of daarop gelijkt, of dat aangelegenheden in verband met het Koninkrijk gelijk dit of dat zullen zijn.
De tien maagden symboliseren alle christenen die in aanmerking komen of beweren te komen voor het hemelse koninkrijk. Met Pinksteren in 33 G.T. werd de christelijke gemeente ten huwelijk beloofd aan de uit de doden opgewekte, verheerlijkte Bruidegom, Jezus Christus. Maar het huwelijk zou op de een of andere niet nader genoemde, nog in de toekomst liggende tijd in de hemel worden voltrokken.
In de illustratie vertrekken de tien maagden met de bedoeling de bruidegom te verwelkomen en zich aan te sluiten bij de trouwstoet. Bij zijn aankomst zullen zij de feestroute met hun lampen verlichten, om hem aldus te eren als hij zijn bruid naar het voor haar gereedgemaakte huis brengt. Jezus legt echter uit: „De dwaze namen wel hun lampen mee, maar geen olie, terwijl de beleidvolle met hun lampen tevens olie in hun vaten meenamen. Toen nu de bruidegom uitbleef, dommelden zij allen in en vielen in slaap.”
Het lange uitstel van de komst van de bruidegom duidt erop dat Christus’ tegenwoordigheid als regerende Koning in de verre toekomst zal plaatsvinden. Ten slotte ontvangt hij in het jaar 1914 het koningschap. Gedurende de lange nacht die eraan voorafgaat, vallen alle maagden in slaap. Maar zij worden hier niet om veroordeeld. De dwaze maagden worden veroordeeld omdat zij geen olie voor hun vaten hebben. Jezus legt uit hoe de maagden vóór de komst van de bruidegom ontwaken:
„Midden in de nacht weerklonk een roep: ’Daar is de bruidegom! Gaat uit hem tegemoet.’ Toen stonden al die maagden op en maakten hun lampen in orde. De dwaze zeiden tot de beleidvolle: ’Geeft ons wat van uw olie, want onze lampen gaan bijna uit.’ De beleidvolle antwoordden en zeiden: ’Misschien is er net niet genoeg voor ons en u. Gaat in plaats daarvan naar hen die ze verkopen en koopt voor uzelf.’”
De olie symboliseert datgene wat ervoor zorgt dat ware christenen blijven schijnen als lichtgevers, namelijk het geïnspireerde Woord van God, dat zij stevig vasthouden, te zamen met de heilige geest, die hulp biedt bij het begrijpen van dat Woord. De geestelijke olie stelt de beleidvolle maagden in staat licht uit te stralen om de bruidegom tijdens de optocht naar het bruiloftsfeest te verwelkomen. Maar de leden van de dwaze-maagdenklasse hebben in zichzelf, in hun vaten, niet de benodigde geestelijke olie. Daarom beschrijft Jezus wat er gebeurt:
„Terwijl [de dwaze maagden] nu heengingen om [olie] te kopen, kwam de bruidegom, en de maagden die gereed waren, gingen met hem naar binnen naar het bruiloftsfeest; en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de overige maagden en zeiden: ’Heer, heer, doe ons open!’ Hij gaf ten antwoord: ’Voorwaar, ik zeg u: Ik ken u niet.’”
Nadat Christus in zijn hemelse koninkrijk was aangekomen, ontwaakten de leden van de beleidvolle-maagdenklasse van ware gezalfde christenen ten aanzien van hun voorrecht om tot lof van de teruggekeerde Bruidegom licht te verspreiden in deze duistere wereld. Degenen die door de dwaze maagden werden afgebeeld, waren er echter niet op voorbereid deze verwelkomende lof te schenken. Wanneer de tijd daartoe aanbreekt, opent Christus voor hen dan ook niet de deur tot het bruiloftsfeest in de hemel. Hij laat hen buiten staan, in de duisternis van de donkerste nacht van de wereld, om met alle andere werkers der wetteloosheid om te komen. „Waakt daarom voortdurend,” besluit Jezus, „want gij weet noch de dag noch het uur.” Matthéüs 25:1-13.
◆ Wie worden door de tien maagden gesymboliseerd?
◆ Wanneer wordt de christelijke gemeente aan de bruidegom ten huwelijk beloofd, maar wanneer komt hij om zijn bruid naar het bruiloftsfeest te brengen?
◆ Wat beeldt de olie af, en waartoe worden de beleidvolle maagden door het bezit ervan in staat gesteld?
◆ Waar vindt het bruiloftsfeest plaats?
◆ Welke grootse beloning lopen de dwaze maagden mis, en wat is hun uiteindelijke lot?