Wees waakzaam en wees ijverig!
„Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur.” — MATTHEÜS 25:13.
1. Waar zag de apostel Johannes naar uit?
IN DE laatste dialoog in de bijbel beloofde Jezus: „Ik kom vlug.” Zijn apostel Johannes antwoordde: „Amen! Kom, Heer Jezus.” De apostel twijfelde er niet aan dat Jezus zou komen. Johannes behoorde tot de apostelen die Jezus hadden gevraagd: „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid [Grieks: pa·rouʹsi·a] en van het besluit van het samenstel van dingen?” Ja, Johannes zag vol vertrouwen uit naar Jezus’ toekomstige tegenwoordigheid. — Openbaring 22:20; Mattheüs 24:3.
2. In welke situatie verkeren de kerken met betrekking tot Jezus’ tegenwoordigheid?
2 Zo’n vertrouwen is tegenwoordig iets zeldzaams. Veel kerken hebben een officiële leer omtrent Jezus’ ’komst’, maar weinige van hun leden verwachten dat die echt zal plaatsvinden. Zij leven dienovereenkomstig. Het boek The Parousia in the New Testament merkt op: „De hoop op de Parousia oefent weinig positieve invloed uit op het leven, de gedachtegang en het werk van de kerk. . . . De intense dringendheid waarmee de kerk haar werkzaamheden op het gebied van berouw en van de missionaire evangelieprediking dient uit te oefenen, is verzwakt, zo niet geheel verloren gegaan.” Maar dat is niet bij iedereen het geval!
3. (a) Hoe denken ware christenen over de pa·rouʹsi·a? (b) Wat zullen wij nu in het bijzonder beschouwen?
3 Jezus’ ware discipelen zien vol verlangen uit naar het einde van het huidige goddeloze samenstel van dingen. Terwijl wij dat loyaal doen, moeten wij de juiste kijk behouden op alles wat bij Jezus’ tegenwoordigheid betrokken is en dienovereenkomstig handelen. Dat zal ons in staat stellen ’tot het einde te volharden en gered te worden’ (Mattheüs 24:13). Terwijl Jezus de profetie in Mattheüs hoofdstuk 24 en 25 uiteenzette, verschafte hij wijze raad die wij tot ons eeuwige voordeel kunnen toepassen. Hoofdstuk 25 bevat gelijkenissen die u waarschijnlijk kent, met inbegrip van die over tien maagden (de wijze en de dwaze maagden) en de gelijkenis van de talenten (Mattheüs 25:1-30). Hoe kunnen wij profijt trekken van die illustraties?
Wees waakzaam, net als de vijf maagden!
4. Wat is de essentie van de gelijkenis van de maagden?
4 U zult de gelijkenis van de maagden in Mattheüs 25:1-13 misschien weer willen lezen. Wij verplaatsen ons naar een grootse joodse bruiloft waarbij de bruidegom naar het huis van de vader van de bruid gaat om haar naar het huis van de bruidegom (of dat van zijn vader) te begeleiden. Zo’n stoet kon ook musici en zangers omvatten en de aankomsttijd ervan zou niet precies bekend zijn. In de gelijkenis wachtten tien maagden tot in de nacht op de komst van de bruidegom. Vijf waren zo dwaas geweest om niet genoeg lampolie mee te brengen en moesten derhalve heengaan om meer te kopen. De andere vijf waren zo wijs geweest om extra olie in vaten mee te nemen, zodat zij, indien nodig, tijdens het wachten hun lampen opnieuw konden vullen. Slechts deze vijf waren aanwezig en gereed toen de bruidegom arriveerde. Derhalve mochten alleen zij aan het feest deelnemen. Toen de vijf dwaze maagden terugkeerden, was het voor hen te laat om eraan deel te nemen.
5. Welke schriftplaatsen werpen licht op de figuurlijke betekenis van de gelijkenis van de maagden?
5 Veel aspecten van deze gelijkenis kunnen symbolisch worden opgevat. Zo duidt de Schrift Jezus als een bruidegom aan (Johannes 3:28-30). Jezus vergeleek zichzelf met een koningszoon voor wie een bruiloftsfeest was bereid (Mattheüs 22:1-14). En de bijbel vergelijkt Christus met een echtgenoot (Efeziërs 5:23). Interessant is dat de gelijkenis geen melding maakt van een bruid, hoewel gezalfde christenen elders als de „bruid” van Christus worden aangeduid (Johannes 3:29; Openbaring 19:7; 21:2, 9). Ze spreekt echter over tien maagden en de gezalfden worden elders vergeleken met een maagd die Christus ten huwelijk beloofd is. — 2 Korinthiërs 11:2.a
6. Welke aansporing gaf Jezus toen hij de gelijkenis van de maagden besloot?
6 Afgezien van zulke bijzonderheden en eventuele profetische toepassingen zijn er beslist voortreffelijke beginselen die wij uit deze gelijkenis kunnen leren. Merk bijvoorbeeld op dat Jezus de gelijkenis besloot met de woorden: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur.” De gelijkenis maakt dus duidelijk dat een ieder van ons waakzaam moet zijn, bedacht moet zijn op het naderende einde van dit goddeloze samenstel. Dit einde komt ontegenzeglijk, ook al kunnen wij geen datum bepalen. In dit verband is het interessant aandacht te schenken aan de houdingen die door de twee groepen maagden aan de dag werden gelegd.
7. In welk opzicht bleken vijf van de maagden in de gelijkenis dwaas te zijn?
7 Jezus zei: „Vijf van hen waren dwaas.” Kon dat gezegd worden omdat zij niet geloofden dat de bruidegom zou komen? Waren zij afwezig omdat zij bezig waren genoegens na te jagen? Of hadden zij zich laten misleiden? Niets van dat alles. Jezus zei dat die vijf „de bruidegom tegemoet gingen”. Zij wisten dat hij zou komen en zij wilden erbij betrokken zijn, ja, een aandeel hebben aan het „bruiloftsfeest”. Maar waren zij er voldoende op voorbereid? Zij wachtten enige tijd op hem, tot „midden in de nacht”, maar zij waren niet op zijn komst voorbereid, ongeacht wanneer dat zou zijn — hetzij vroeger of later dan zij aanvankelijk hadden verwacht.
8. Hoe bleken vijf van de maagden in de gelijkenis beleidvol te zijn?
8 De andere vijf — degenen die Jezus beleidvol noemde — gingen ook met brandende lampen naar buiten en verwachtten de komst van de bruidegom. Ook zij moesten wachten, maar zij waren „beleidvol”. Het Griekse woord dat met „beleidvol” is vertaald, kan de gedachte aan „voorzichtig, verstandig, praktische wijsheid bezittend” overdragen. Deze vijf bewezen beleidvol te zijn door vaten met extra olie mee te nemen om, indien nodig, hun lampen opnieuw te vullen. In feite waren zij er zo op gebrand voor de bruidegom gereed te zijn dat zij hun olie niet wilden weggeven. Zo’n waakzaamheid was niet misplaatst, zoals blijkt uit het feit dat zij aanwezig en volkomen gereed waren toen de bruidegom arriveerde. Degenen die „gereed waren, gingen met hem naar binnen naar het bruiloftsfeest; en de deur werd gesloten”.
9, 10. Waar gaat het in de gelijkenis van de maagden om en welke vragen dienen wij onszelf te stellen?
9 Jezus gaf geen les over het in acht nemen van het decorum bij een huwelijk en ook gaf hij geen raad over het anderen met zich te laten delen. Wat hij liet uitkomen, was: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur.” Vraag uzelf af: ’Ben ik werkelijk waakzaam met betrekking tot Jezus’ tegenwoordigheid?’ Wij geloven dat Jezus thans in de hemel regeert, maar hoe sterk is onze geest gericht op de realiteit dat ’de Zoon des mensen spoedig op de wolken des hemels zal komen met kracht en grote heerlijkheid’? (Mattheüs 24:30) Tegen ’middernacht’ was de komst van de bruidegom beslist dichterbij dan toen de maagden hem aanvankelijk tegemoet gingen. Op overeenkomstige wijze is de komst van de Zoon des mensen om het goddeloze samenstel te vernietigen, dichterbij dan toen wij naar zijn komst begonnen uit te zien (Romeinen 13:11-14). Hebben wij onze waakzaamheid bewaard en zijn wij zelfs waakzamer nu die tijd naderbij komt?
10 Om het gebod ’waakt voortdurend’ te gehoorzamen, is constante waakzaamheid vereist. Vijf maagden lieten hun olie op raken en gingen heen om meer te kopen. Een christen in deze tijd kan op soortgelijke wijze worden afgeleid zodat hij niet volledig op Jezus’ ophanden zijnde komst is voorbereid. Het overkwam sommige eerste-eeuwse christenen. Het kan sommigen in deze tijd overkomen. Laten wij onszelf dus afvragen: ’Overkomt het mij?’ — 1 Thessalonicenzen 5:6-8; Hebreeën 2:1; 3:12; 12:3; Openbaring 16:15.
Wees ijverig nu het einde nadert
11. Welke gelijkenis zette Jezus vervolgens uiteen en waarmee vertoonde ze overeenkomst?
11 In zijn volgende gelijkenis deed Jezus meer dan zijn volgelingen op het hart te drukken waakzaam te zijn. Na over de wijze en de dwaze maagden te hebben gesproken, vertelde hij de illustratie van de talenten. (Lees Mattheüs 25:14-30.) In veel opzichten lijkt deze op zijn vroegere gelijkenis van de minen, die Jezus uitsprak omdat velen „meenden dat het koninkrijk Gods zich ogenblikkelijk ging vertonen”. — Lukas 19:11-27.
12. Wat is de essentie van de gelijkenis van de talenten?
12 In de gelijkenis van de talenten sprak Jezus over een man die, voordat hij een reis naar het buitenland maakte, drie slaven bij zich riep. Aan één vertrouwde hij vijf talenten toe, aan een ander twee en aan de laatste slechts één — „een ieder naar zijn eigen bekwaamheid”. Waarschijnlijk werd hier gedoeld op een zilveren talent, een geldeenheid die destijds overeenkwam met wat een arbeider in veertien jaar zou verdienen — een hoop geld! Toen de man terugkeerde, riep hij de slaven ter verantwoording voor wat zij gedurende de „lange tijd” dat hij weg was, hadden gedaan. De eerste twee slaven hadden het hun toevertrouwde in waarde verdubbeld. Hij zei „wel gedaan”, beloofde elkeen meer verantwoordelijkheid en eindigde met de woorden: „Ga de vreugde van uw meester binnen.” Aangezien de slaaf met het ene talent vond dat de meester uiterst veeleisend was, had hij het talent geen enkele nuttige bestemming gegeven. Hij had het geld verborgen en het zelfs niet bij bankiers gedeponeerd om er rente van te trekken. De meester noemde hem ’slecht en traag’ omdat hij tegen de belangen van zijn meester was ingegaan. Bijgevolg werd hem het talent afgenomen en werd hij buitengeworpen, waar „hij [zou] wenen en knarsetanden”.
13. Hoe bleek Jezus als de meester in de gelijkenis te zijn?
13 Ook nu kunnen bepaalde details in symbolische zin worden begrepen. Zo zou Jezus, die wordt afgebeeld door de man die naar het buitenland reisde, zijn discipelen verlaten, naar de hemel gaan en een lange tijd wachten totdat hij koningsmacht zou ontvangen (Psalm 110:1-4; Handelingen 2:34-36; Romeinen 8:34; Hebreeën 10:12, 13).b Maar ook nu kunnen wij een ruimere les of gedragsregel bespeuren die wij allen in ons leven moeten toepassen. Welke is dat?
14. Welke absolute noodzaak wordt door de gelijkenis van de talenten beklemtoond?
14 Of wij nu de hoop hebben op onsterfelijk leven in de hemel of op eeuwig leven op een paradijsaarde, uit Jezus’ gelijkenis blijkt duidelijk dat wij ons in christelijke activiteiten dienen in te spannen. In feite kan de boodschap van deze gelijkenis in één woord worden samengevat: ijver. Vanaf Pinksteren 33 G.T. gaven de apostelen het voorbeeld. Wij lezen: „Met nog vele andere woorden legde [Petrus] grondig getuigenis af en bleef hen vermanen en zei: ’Wordt gered uit dit kromme geslacht’” (Handelingen 2:40-42). En wat een prachtige resultaten kreeg hij op grond van zijn inspanningen! Toen anderen zich bij de apostelen in het christelijke predikingswerk aansloten, waren ook zij ijverig, waardoor het goede nieuws ’in de gehele wereld toenam’. — Kolossenzen 1:3-6, 23; 1 Korinthiërs 3:5-9.
15. Op welke speciale wijze dienen wij de strekking van de gelijkenis van de talenten toe te passen?
15 Houd de context van deze gelijkenis in gedachte — een profetie over Jezus’ tegenwoordigheid. Wij zien ruimschoots bevestigd dat Jezus’ pa·rouʹsi·a aan de gang is en weldra een climax zal bereiken. Denk eens aan het verband dat Jezus legde tussen „het einde” en het werk dat christenen moeten doen: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Mattheüs 24:14). Wanneer wij dit in gedachte houden, op welke slaaf lijken wij dan? Vraag uzelf eens af: ’Zou er een reden zijn om te concluderen dat ik als de slaaf ben die verborg wat hem was toevertrouwd, misschien terwijl hij zich met zijn eigen persoonlijke belangen bezighield? Of is het duidelijk dat ik ben als degenen die goed en getrouw waren? Ben ik vastbesloten de belangen van de Meester bij elke gelegenheid te vermeerderen?’
Waakzaam en ijverig gedurende zijn tegenwoordigheid
16. Welke boodschap houden de twee gelijkenissen die wij hebben besproken voor u in?
16 Ja, afgezien van hun figuurlijke en profetische betekenis verschaffen deze twee gelijkenissen ons een duidelijke aanmoediging die uit de mond van Jezus zelf komt. Zijn boodschap luidt als volgt: Wees waakzaam; wees ijverig, vooral wanneer het teken van Christus’ pa·rouʹsi·a wordt gezien. Dat is nu het geval. Zijn wij dus werkelijk waakzaam en ijverig?
17, 18. Welke raad gaf de discipel Jakobus ten aanzien van Jezus’ tegenwoordigheid?
17 Jezus’ halfbroer Jakobus was niet op de Olijfberg om Jezus’ profetie te horen; maar hij kwam die later te weten en begreep duidelijk de draagwijdte ervan. Hij schreef: „Oefent daarom geduld, broeders, tot de tegenwoordigheid van de Heer. Ziet! De boer wacht de kostbare vrucht van de aarde af en oefent ten aanzien ervan geduld totdat hij de vroege regen en de late regen krijgt. Oefent ook gij geduld; maakt uw hart standvastig, want de tegenwoordigheid van de Heer is nabij gekomen.” — Jakobus 5:7, 8.
18 Nadat Jakobus de verzekering had gegeven dat God een ongunstig oordeel zal vellen over degenen die hun rijkdom misbruiken, drukte hij christenen op het hart niet ongeduldig te zijn terwijl zij wachten totdat Jehovah tot handelen overgaat. Een ongeduldige christen zou wraakzuchtig kunnen worden, alsof hijzelf het gepleegde onrecht moest rechtzetten. Maar dat dient niet te gebeuren, omdat de tijd van oordeel stellig zal komen. Zoals Jakobus uiteenzette, wordt dat door het voorbeeld van een boer geïllustreerd.
19. Wat voor geduld zou een Israëlitische boer aan de dag kunnen leggen?
19 Een Israëlitische boer die zaadjes plantte, moest wachten, eerst op het opschieten van de halmen, vervolgens op het volgroeien van de plant en ten slotte op de oogst (Lukas 8:5-8; Johannes 4:35). In de loop van die maanden was er tijd en misschien reden voor enige bezorgdheid. Zouden de vroege regens komen en voldoende zijn? Hoe stond het met de late regens? Zouden insecten of een storm de planten doden? (Vergelijk Joël 1:4; 2:23-25.) Over het algemeen kon een Israëlitische boer echter op Jehovah en de door hem in werking gestelde natuurlijke kringlopen vertrouwen (Deuteronomium 11:14; Jeremia 5:24). Het geduld van de boer kon werkelijk neerkomen op een door vertrouwen ingegeven verwachting. In geloof wist hij dat hetgeen waarop hij wachtte, zou komen. Ja, daar kon hij van op aan!
20. Hoe kunnen wij in overeenstemming met Jakobus’ raad geduld aan de dag leggen?
20 Hoewel een boer enige kennis kan hebben van de tijd waarop de oogst zal zijn, konden eerste-eeuwse christenen niet uitrekenen wanneer Jezus’ tegenwoordigheid er zou zijn. Maar die zou stellig komen. Jakobus schreef: „De tegenwoordigheid [Grieks: pa·rouʹsi·a] van de Heer is nabij gekomen.” Toen Jakobus deze woorden optekende, had het grootschalige of wereldomvattende teken van Christus’ tegenwoordigheid zich nog niet voorgedaan. Maar dat is thans wel het geval! Hoe dienen wij ons daarom in deze tijdsperiode te voelen? Het teken is werkelijk zichtbaar. Wij zien het. Wij kunnen met stelligheid zeggen: ’Ik zie het teken in vervulling gaan.’ Wij kunnen vol vertrouwen zeggen: ’De tegenwoordigheid van de Heer is reeds aangebroken en de climax ervan is nabij.’
21. Wat zijn wij vastbesloten te doen?
21 Aangezien dat zo is, hebben wij een bijzonder krachtige reden om de fundamentele lessen van Jezus’ twee gelijkenissen die wij hebben besproken, ter harte te nemen en toe te passen. Hij zei: „Waakt daarom voortdurend, want gij weet noch de dag noch het uur” (Mattheüs 25:13). Ongetwijfeld is het voor ons nu de tijd om ijverig in onze christelijke dienst te zijn. Laten wij er dagelijks in ons leven blijk van geven te begrijpen wat Jezus duidelijk wilde maken. Laten wij waakzaam zijn! Laten wij ijverig zijn!
[Voetnoten]
a Zie voor symbolische bijzonderheden van de gelijkenis het boek Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen, blz. 169-212, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Welke kerngedachte hebt u uit de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden afgeleid?
◻ Welke fundamentele raad geeft Jezus u door middel van de gelijkenis van de talenten?
◻ In welk opzicht komt uw geduld ten aanzien van de pa·rouʹsi·a overeen met dat van een Israëlitische boer?
◻ Waarom is dit een bijzonder opwindende en moeilijke tijd om in te leven?
[Illustraties op blz. 23]
Welke lessen leert u uit de gelijkenis van de maagden en die van de talenten?