-
Leer van de gelijkenis van de talentenDe Wachttoren 2015 | 15 maart
-
-
EEN SLECHTE EN TRAGE SLAAF
14, 15. Bedoelde Jezus dat veel van zijn gezalfde broeders slecht en traag zouden blijken te zijn? Leg uit.
14 De derde slaaf in de gelijkenis begroef zijn talent, in plaats van er zaken mee te doen of het op zijn minst bij de bankiers te brengen. Deze slaaf liet zien dat hij een verkeerde instelling had door willens en wetens de belangen van zijn meester te schaden. De meester noemde hem terecht ‘slecht en traag’. Hij nam hem zijn talent af en gaf het aan de slaaf met de tien talenten. Vervolgens werd de slechte slaaf ‘in de duisternis buiten’ geworpen. ‘Daar zou hij wenen en knarsetanden’ (Matth. 25:24-30; Luk. 19:22, 23).
15 Een van de drie slaven verborg dus zijn talent. Bedoelde Jezus daarmee dat een derde van zijn gezalfde volgelingen slecht en traag zou blijken te zijn? Nee. Kijk eens naar de context. In de illustratie van de getrouwe en beleidvolle slaaf had Jezus het over een ‘boze slaaf’ die zijn medeslaven zou slaan. Daarmee voorspelde Jezus niet dat er een ‘boze slaafklasse’ zou opstaan. Hij waarschuwde gewoon dat de getrouwe slaaf niet de eigenschappen van een boze slaaf zou moeten gaan ontwikkelen. En in de illustratie van de tien maagden zei Jezus niet dat de helft van zijn gezalfde volgelingen als de vijf dwaze maagden zou zijn. Het was een waarschuwing voor wat er zou kunnen gebeuren als zijn gezalfde broeders hun waakzaamheid zouden verliezen en niet op zijn komst voorbereid zouden zijn.f In deze context lijkt het redelijk te concluderen dat Jezus met de illustratie van de talenten niet bedoelde dat een groot aantal van zijn gezalfde broeders in de laatste dagen slecht en traag zou zijn. Hij waarschuwde gewoon dat ze ijverig moesten blijven — ‘zakendoen’ met hun talent — en dat ze niet de houding van een slechte slaaf moesten ontwikkelen (Matth. 25:16).
-