Hebt u „de zin van Christus”?
„Moge . . . de God die volharding en vertroosting schenkt, geven dat gij onder elkaar dezelfde geestesgesteldheid hebt die Christus Jezus bezat.” — ROMEINEN 15:5.
1. Hoe wordt Jezus op veel schilderijen van de christenheid afgebeeld, en waarom is dit geen eerlijke weergave van Jezus?
„MEN heeft hem niet een keer zien lachen.” Zo wordt Jezus beschreven in een document dat geschreven zou zijn door een Romeins beambte in de oudheid. Dit document dat in zijn huidige vorm sinds ongeveer de elfde eeuw bekend is, heeft naar verluidt veel kunstenaars beïnvloed.a Op een aantal schilderijen wordt Jezus afgebeeld als een droevig uitziend persoon, die zelden of nooit lachte. Maar dat is eigenlijk geen eerlijke voorstelling van Jezus, die in de Evangeliën wordt beschreven als een hartelijke, vriendelijke man met intense gevoelens.
2. Hoe kunnen wij ’dezelfde geestesgesteldheid die Christus Jezus bezat’ aankweken en waartoe zal dit ons toerusten?
2 Om de echte Jezus te leren kennen, is het duidelijk dat wij onze geest en ons hart moeten vullen met een nauwkeurig begrip van de soort persoon die Jezus werkelijk was toen hij zich op aarde bevond. Laten wij derhalve enkele evangelieverslagen onderzoeken die ons inzicht verschaffen in „de zin van Christus” — dat wil zeggen, zijn gevoelens, zijn waarnemingen, zijn gedachten en zijn redeneringen (1 Korinthiërs 2:16). Laten wij, terwijl wij dat doen, beschouwen hoe wij ’dezelfde geestesgesteldheid die Christus Jezus bezat’, zouden kunnen aankweken (Romeinen 15:5). Aldus kunnen wij in ons leven en in onze omgang met anderen beter toegerust zijn om het voorbeeld te volgen dat hij ons gegeven heeft. — Johannes 13:15.
Gemakkelijk te benaderen
3, 4. (a) Wat was de omlijsting van het in Markus 10:13-16 opgetekende verslag? (b) Hoe reageerde Jezus toen zijn discipelen trachtten de jonge kinderen ervan te weerhouden tot hem te komen?
3 Mensen voelden zich tot Jezus aangetrokken. Bij verschillende gelegenheden werd hij door personen van verschillende leeftijd en achtergrond vrijmoedig benaderd. Beschouw het in Markus 10:13-16 beschreven voorval eens. Het vond plaats aan het einde van zijn bediening, toen hij voor de laatste keer op weg was naar Jeruzalem om een smartelijke dood te ondergaan. — Markus 10:32-34.
4 Stel u het tafereel voor. Mensen beginnen kinderen, met inbegrip van baby’s, naar Jezus te brengen opdat hij ze kan zegenen.b Maar de discipelen trachten de kinderen ervan te weerhouden tot Jezus te komen. Misschien denken de discipelen dat Jezus in deze beslissende weken stellig niet door kinderen lastiggevallen wil worden. Maar zij hebben het bij het verkeerde eind. Wanneer Jezus beseft wat de discipelen doen, is hij daarmee niet ingenomen. Jezus roept de kinderen bij zich en zegt: „Laat de jonge kinderen bij mij komen; tracht niet hen tegen te houden” (Markus 10:14). Vervolgens doet hij iets waardoor een werkelijk tedere en liefdevolle manier van doen wordt onthuld. Het verslag zegt: „Hij nam de kinderen in zijn armen en ging hen zegenen” (Markus 10:16). De kinderen voelen zich klaarblijkelijk op hun gemak als Jezus hen in zijn zorgzame armen neemt.
5. Wat vertelt het verslag in Markus 10:13-16 ons over wat voor iemand Jezus was?
5 Dat korte verslag vertelt ons veel over wat voor persoon Jezus was. Merk op dat hij gemakkelijk te benaderen was. Hoewel hij een verheven positie in de hemel had bekleed, was hij niet intimiderend en ook niet kleinerend jegens onvolmaakte mensen (Johannes 17:5). Is het ook niet veelbetekenend dat zelfs kinderen zich bij hem op hun gemak voelden? Zij zouden zich beslist niet aangetrokken hebben gevoeld tot een koude, vreugdeloze persoon die nooit glimlachte of lachte! Mensen van alle leeftijden benaderden Jezus omdat zij voelden dat hij een hartelijke, zorgzame persoon was, en zij hadden het vaste vertrouwen dat hij hen niet zou wegsturen.
6. Hoe kunnen ouderlingen ervoor zorgen dat zij gemakkelijker te benaderen zijn?
6 Wanneer wij over dit verslag nadenken, kunnen wij ons afvragen: ’Heb ik de zin van Christus? Ben ik te benaderen?’ In deze kritieke tijden hebben Gods schapen gemakkelijk te benaderen herders nodig, mannen die als „een wijkplaats voor de wind” zijn (Jesaja 32:1, 2; 2 Timotheüs 3:1). Ouderlingen, als jullie een oprechte, innige belangstelling voor jullie broeders en zusters aankweken en bereid zijn jullie ten behoeve van hen te geven, zullen zij voelen dat jullie je om hen bekommeren. Zij zullen het aan jullie gelaatsuitdrukking zien, het horen aan de toon waarop jullie spreken en het aan jullie manier van doen opmerken. Zulke oprechte hartelijkheid en zorgzaamheid kan een sfeer van vertrouwen scheppen waarin het gemakkelijker voor anderen, met inbegrip van kinderen, is jullie te benaderen. Eén christelijke vrouw legt uit waarom zij zich tegenover een bepaalde ouderling kon uiten: „Hij sprak op een tedere en meedogende wijze met mij. Anders zou ik waarschijnlijk geen woord hebben gezegd. Hij zorgde ervoor dat ik mij op mijn gemak voelde.”
Rekening houden met anderen
7. (a) Hoe toonde Jezus dat hij anderen met consideratie bejegende? (b) Waarom heeft Jezus het gezichtsvermogen van een zekere blinde man wellicht geleidelijk hersteld?
7 Jezus was attent. Hij hield rekening met de gevoelens van anderen. Alleen al door het zien van de ellendigen werd hij zo geroerd dat hij ertoe werd bewogen hun lijden te verlichten (Mattheüs 14:14). Ook hield hij rekening met de beperkingen en behoeften van anderen (Johannes 16:12). Eens brachten mensen een blinde man bij hem en smeekten Jezus hem te genezen. Jezus gaf de man het gezichtsvermogen terug, maar hij deed dit geleidelijk. Aanvankelijk zag de man slechts vaag mensen — dingen „die op bomen lijken, maar ze lopen rond”. Vervolgens herstelde Jezus zijn gezichtsvermogen volledig. Waarom genas hij de man geleidelijk? Dit kan heel goed het geval zijn geweest opdat iemand die zo lang aan het donker gewend was, zich kon instellen op de schok die hij zou krijgen wanneer hij plotseling een zonverlichte en complexe wereld zou zien. — Markus 8:22-26.
8, 9. (a) Wat gebeurde er kort nadat Jezus en zijn discipelen in het gebied van de Dekapolis kwamen? (b) Beschrijf hoe Jezus de dove man genas.
8 Beschouw ook eens een voorval dat zich na het Pascha van 32 G.T. voordeed. Jezus en zijn discipelen kwamen in het gebied van de Dekapolis, ten oosten van de Zee van Galilea. Weldra vonden grote scharen hen daar en brachten velen die ziek en gehandicapt waren bij Jezus, en hij genas hen allen (Mattheüs 15:29, 30). Interessant is dat Jezus één man apart nam om speciale aandacht aan hem te schenken. De evangelieschrijver Markus, de enige die dit voorval optekende, bericht wat er gebeurde. — Markus 7:31-35.
9 De man was doof en kon nauwelijks spreken. Jezus heeft misschien de speciale nervositeit of verlegenheid van deze man aangevoeld. Vervolgens deed Jezus iets wat enigszins ongewoon was. Hij nam de man apart, buiten de kring van de schare. Daarna maakte Jezus gebruik van enkele tekens om de man te kennen te geven wat hij ging doen. Hij „stak zijn vingers in de oren van de man, en na gespuwd te hebben, raakte hij zijn tong aan” (Markus 7:33). Daarop keek Jezus naar de hemel omhoog en uitte een gebedsvolle zucht. Deze demonstratieve handelingen moesten de man het volgende duidelijk maken: ’Wat ik voor u ga doen, is aan kracht van God toe te schrijven.’ Ten slotte zei Jezus: „Word geopend” (Markus 7:34). Daarop werd het gehoor van de man hersteld en kon hij normaal spreken.
10, 11. Hoe kunnen wij consideratie tonen voor de gevoelens van anderen in de gemeente? in het gezin?
10 Wat een consideratie betoonde Jezus anderen! Hij hield rekening met hun gevoelens, en deze van medegevoel getuigende consideratie bracht hem er vervolgens toe te handelen op manieren waardoor hun gevoelens werden gespaard. Als christenen doen wij er goed aan de zin van Christus in dit opzicht aan te kweken en aan de dag te leggen. De bijbel vermaant ons: „Weest allen gelijkgezind, betoont medegevoel, hebt broederlijke genegenheid, teder mededogen, zijt nederig van geest” (1 Petrus 3:8). Dit maakt het beslist nodig dat wij spreken en handelen op manieren waardoor de gevoelens van anderen in aanmerking worden genomen.
11 In de gemeente kunnen wij consideratie voor de gevoelens van anderen tonen door hun waardigheid te verlenen, hen te behandelen zoals wij graag behandeld zouden willen worden (Mattheüs 7:12). Dit houdt in dat wij voorzichtig zijn met betrekking tot wat wij zeggen en ook hoe wij het zeggen (Kolossenzen 4:6). Bedenk dat ’onbezonnen woorden als een zwaard kunnen steken’ (Spreuken 12:18). Wat valt er over de gezinskring te zeggen? Een echtgenoot en echtgenote die elkaar werkelijk liefhebben, houden rekening met de gevoelens van elkaar (Efeziërs 5:33). Zij vermijden hardvochtige woorden, niet-aflatende kritiek en bijtend sarcasme — die allemaal aanleiding kunnen zijn tot gekwetste gevoelens waar zij niet gemakkelijk overheen kunnen komen. Ook kinderen hebben gevoelens, en liefdevolle ouders nemen die in aanmerking. Wanneer er correctie nodig is, geven zulke ouders die op manieren waardoor de waardigheid van kinderen wordt gerespecteerd en wordt voorkomen dat zij nodeloos in verlegenheid worden gebrachtc (Kolossenzen 3:21). Wanneer wij aldus blijk geven van consideratie jegens elkaar, tonen wij dat wij de zin van Christus hebben.
Bereid om vertrouwen in anderen te stellen
12. Welke evenwichtige, realistische kijk had Jezus op zijn discipelen?
12 Jezus had een evenwichtige, realistische kijk op zijn discipelen. Hij wist heel goed dat zij niet volmaakt waren. Per slot van rekening kon hij het hart van mensen lezen (Johannes 2:24, 25). Toch bezag hij hen niet louter als personen met onvolmaaktheden maar als personen met goede hoedanigheden. Hij zag ook de mogelijkheden in deze mensen die Jehovah had getrokken (Johannes 6:44). Jezus’ positieve kijk op zijn discipelen bleek duidelijk uit de wijze waarop hij met hen omging en hen bejegende. Om maar iets te noemen, hij toonde zich bereid om hen te vertrouwen.
13. Hoe toonde Jezus dat hij zijn discipelen vertrouwde?
13 Hoe gaf Jezus blijk van dat vertrouwen? Toen hij de aarde verliet, delegeerde hij een zware verantwoordelijkheid aan zijn gezalfde discipelen. Hij droeg de verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de wereldwijde belangen van zijn koninkrijk aan hen over (Mattheüs 25:14, 15; Lukas 12:42-44). Tijdens zijn bediening toonde hij zelfs op kleine, indirecte manieren dat hij hen vertrouwde. Toen hij op wonderbare wijze voedsel vermenigvuldigde om de scharen te voeden, delegeerde hij aan zijn discipelen de verantwoordelijkheid het voedsel te verdelen. — Mattheüs 14:15-21; 15:32-37.
14. Hoe zou u het in Markus 4:35-41 opgetekende verslag samenvatten?
14 Beschouw ook het in Markus 4:35-41 opgetekende verslag eens. Bij deze gelegenheid stapten Jezus en zijn discipelen in een boot en zeilden oostwaarts over de Zee van Galilea. Kort nadat zij waren weggevaren, ging Jezus achter in de boot liggen en viel in een diepe slaap. Maar weldra „stak er een zeer zware storm op”. Zulke stormen waren niet ongewoon op de Zee van Galilea. Wegens de lage ligging ervan (ongeveer 200 meter beneden zeeniveau) is de lucht daar veel warmer dan in het omringende gebied, waardoor er atmosferische storingen optreden. Daarbij komt nog dat er van de berg Hermon, die in het noorden ligt, sterke winden door het Jordaandal waaien. Van het ene moment op het andere kan de rust plotseling plaatsmaken voor een razende storm. Sta hier eens bij stil: Jezus was ongetwijfeld bekend met die veelvoorkomende stormen, want hij was in Galilea opgegroeid. Toch sliep hij heel vredig, waarbij hij vertrouwde op de bekwaamheden van zijn discipelen, van wie sommigen vissers waren. — Mattheüs 4:18, 19.
15. Hoe kunnen wij Jezus’ bereidheid om zijn discipelen te vertrouwen, navolgen?
15 Kunnen wij Jezus’ bereidheid om zijn discipelen te vertrouwen, navolgen? Sommigen vinden het moeilijk om verantwoordelijkheden aan anderen te delegeren. Zij moeten, om zo te zeggen, altijd aan het roer staan. Misschien denken zij: ’Als ik iets goed gedaan wil hebben, moet ik het zelf doen!’ Maar als wij alles zelf moeten doen, lopen wij gevaar onszelf af te matten en nemen wij misschien onnodig tijd van ons gezin af. Bovendien kan het zijn dat als wij gepaste taken en verantwoordelijkheden niet aan anderen delegeren, wij hun de nodige ervaring en opleiding onthouden. Het zou verstandig zijn te leren anderen te vertrouwen en dingen aan hen te delegeren. Wij doen er goed aan onszelf eerlijk af te vragen: ’Heb ik de zin van Christus in deze aangelegenheid? Delegeer ik bereidwillig bepaalde taken aan anderen in het vertrouwen dat zij hun best doen?’
Hij bracht vertrouwen in zijn discipelen tot uitdrukking
16, 17. Welke verzekering gaf Jezus op de laatste avond van zijn aardse leven aan zijn apostelen, ook al wist hij dat zij hem in de steek zouden laten?
16 Jezus toonde op nog een andere belangrijke manier dat hij een positieve kijk op zijn discipelen had. Hij liet hun weten dat hij hen vertrouwde. Dit kwam duidelijk tot uitdrukking in de geruststellende woorden die hij op de laatste avond van zijn aardse leven tot zijn apostelen sprak. Let eens op wat er gebeurde.
17 Het was een drukke avond voor Jezus. Hij gaf zijn apostelen een aanschouwelijke les in nederigheid door hun voeten te wassen. Nadien stelde hij het avondmaal in dat een gedachtenis aan zijn dood zou zijn. Vervolgens raakten de apostelen opnieuw verwikkeld in een verhitte woordentwist over de vraag wie van hen de grootste scheen te zijn. Jezus, die altijd geduldig was, hekelde hen niet maar redeneerde met hen. Hij vertelde hun wat in het verschiet lag: „In deze nacht zult gij allen in verband met mij tot struikelen worden gebracht, want er staat geschreven: ’Ik zal de herder slaan, en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden’” (Mattheüs 26:31; Zacharia 13:7). Hij wist dat zijn intiemste metgezellen hem wanneer hij in nood zou verkeren, in de steek zouden laten. Toch veroordeelde hij hen niet. Integendeel, hij zei tot hen: „Maar nadat ik zal zijn opgewekt, zal ik u voorgaan naar Galilea” (Mattheüs 26:32). Ja, hij verzekerde hun dat ook al zouden zij hem in de steek laten, hij hen niet in de steek zou laten. Wanneer die verschrikkelijke beproeving voorbij was, zou hij hen opnieuw ontmoeten.
18. Welke belangrijke opdracht vertrouwde Jezus in Galilea aan zijn discipelen toe, en hoe brachten zijn discipelen haar ten uitvoer?
18 Jezus hield woord. Later verscheen de opgestane Jezus in Galilea aan de elf getrouwe apostelen, die kennelijk met vele anderen bijeengekomen waren (Mattheüs 28:16, 17; 1 Korinthiërs 15:6). Daar gaf Jezus hun een belangrijke opdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). Het boek Handelingen verschaft ons een duidelijk bewijs dat de apostelen die opdracht ten uitvoer hebben gebracht. Zij hebben in de eerste eeuw getrouw aan de spits gestaan van de prediking van het goede nieuws. — Handelingen 2:41, 42; 4:33; 5:27-32.
19. Wat leren Jezus’ daden na zijn opstanding ons over de zin van Christus?
19 Wat leert dit onthullende verslag ons over de zin van Christus? Jezus had zijn apostelen op hun ergst gezien en toch had hij hen „tot het einde toe lief” (Johannes 13:1). Ondanks hun tekortkomingen liet hij hun weten dat hij in hen geloofde. Merk op dat Jezus’ vertrouwen niet misplaatst was. Het vertrouwen en geloof dat hij in hen tot uitdrukking had gebracht, gaf hun ongetwijfeld kracht om in hun hart vastbesloten te zijn het werk ten uitvoer te brengen dat hij hun had opgedragen.
20, 21. Hoe kunnen wij een positieve kijk op onze medegelovigen tonen?
20 Hoe kunnen wij er in dit opzicht blijk van geven de zin van Christus te bezitten? Wees niet pessimistisch ten aanzien van medegelovigen. Als u negatief over hen denkt, zullen uw woorden en daden dat waarschijnlijk onthullen (Lukas 6:45). Maar de bijbel vertelt ons dat liefde ’alle dingen gelooft’ (1 Korinthiërs 13:7). Liefde is positief, niet negatief. Ze bouwt op en breekt niet af. Mensen reageren bereidwilliger op liefde en aanmoediging dan op intimidatie. Wij kunnen anderen opbouwen en aanmoedigen door uiting te geven aan vertrouwen in hen (1 Thessalonicenzen 5:11). Als wij net als Christus een positieve kijk op onze broeders en zusters hebben, zullen wij hen bejegenen op manieren waardoor zij opgebouwd worden en het beste in hen naar boven wordt gebracht.
21 De zin van Christus aankweken en tentoonspreiden, gaat verder dan alleen maar bepaalde dingen na te volgen die Jezus heeft gedaan. Zoals in het voorgaande artikel is uiteengezet, moeten wij, als wij werkelijk als Jezus willen handelen, eerst leren de dingen te bezien zoals hij ze bezag. De Evangeliën stellen ons in staat nog een aspect van zijn persoonlijkheid, zijn gedachten en gevoelens over zijn toegewezen werk te zien, zoals in het volgende artikel zal worden besproken.
[Voetnoten]
a In het document beschrijft de vervalser de vermeende fysieke verschijning van Jezus, met inbegrip van de kleur van zijn haar, baard en ogen. De bijbelvertaler Edgar J. Goodspeed legt uit dat deze vervalsing was „bedoeld om de beschrijving in de handboeken van de schilders betreffende het uiterlijk van Jezus ingang te doen vinden”.
b Blijkbaar waren de kinderen van verschillende leeftijden. Het woord dat hier met „jonge kinderen” is vertaald, wordt ook voor Jaïrus’ twaalfjarige dochter gebruikt (Markus 5:39, 42; 10:13). In het parallelle verslag gebruikt Lukas echter een woord dat ook voor baby’s of kleintjes wordt gebruikt. — Lukas 1:41; 2:12; 18:15.
c Zie het artikel „Respecteert u hun waardigheid?” in De Wachttoren van 1 april 1998.
Kunt u dit uitleggen?
• Hoe reageerde Jezus toen zijn discipelen trachtten kinderen ervan te weerhouden tot hem te komen?
• Op welke manieren betoonde Jezus anderen consideratie?
• Hoe kunnen wij Jezus’ bereidheid om zijn discipelen te vertrouwen, navolgen?
• Hoe kunnen wij het vertrouwen navolgen dat Jezus in zijn apostelen tot uitdrukking bracht?
[Illustratie op blz. 16]
Kinderen voelden zich bij Jezus op hun gemak
[Illustratie op blz. 17]
Jezus bejegende anderen met mededogen
[Illustratie op blz. 18]
Gemakkelijk te benaderen ouderlingen zijn een zegen