Neutrale christenen in een met bloed bevlekte wereld
„Al wie het bloed van een mens vergiet, diens eigen bloed zal door de mens vergoten worden, want naar Gods beeld heeft hij de mens gemaakt.” — GENESIS 9:6.
1. Welke wereldontwikkelingen sinds 1914 geven reden tot bezorgdheid?
ZEEËN van bloed, het bloed van ruim honderd miljoen mensen, zijn sinds 1914 in oorlogen vergoten. En wat is het vooruitzicht voor de toekomst? De verwoesting van twee Japanse steden in 1945 maakte een eind aan ongeveer 200.000 levens en leidde uiteindelijk tot een nieuwe, door de supermachten uitgewerkte politieke leer, die passend betiteld wordt als „MAD” (Engels voor „waanzinnig” — Mutually Assured Destruction, ofte wel wederzijds gegarandeerde vernietiging). Dit is de basis geworden voor een angstevenwicht, dat steunt op voorraden kernwapens die onze aarde vele malen in de as kunnen leggen. Onderzeeërs doorkruisen de oceanen met deze duivelse wapens, en recentelijk heeft de dreiging van de ruimteoorlog het gevaar nog doen toenemen. Zelfs het angstevenwicht schudt nu op zijn grondvesten. Is er een uitweg uit deze waanzin?
2. Wat profeteerde Jezus betreffende deze tijden, maar welke verzekering gaf hij christenen?
2 Ja zeker! Maar niet de uitweg die de natiën verkiezen. Jezus profeteerde betreffende hun huidige dilemma: „Er [zullen] tekenen zijn in zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst der natiën, die vanwege het gebulder der zee en haar onstuimigheid geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen; want de krachten der hemelen zullen worden geschokt.” Jezus besloot die profetie met de verzekering dat christenen die ’wakker blijven, erin zullen slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden’. — Lukas 21:25, 26, 36.
Vrede met God nastreven
3. (a) Hoe dienen de natiën de belangen van „de god dezer wereld”? (b) Hoe zal Jehovah het geschilpunt beslechten?
3 De natiën, vooral de met kernwapens uitgeruste natiën, bevinden zich in de greep van een wedijver om de wereldheerschappij, die heel goed op wereldvernietiging zou kunnen uitlopen. Hiermee worden de belangen van „de god dezer wereld” gediend. De natiën „hebben zich als één blok aaneengesloten tegen Jehovah en tegen zijn [Christus]”, die nu in de hemel op de troon is geplaatst. Wanneer Jehovah het bevel geeft, zal Christus die natiën als met een ijzeren scepter breken. Dan zal de belofte vervuld worden: ’De God die vrede geeft, zal Satan binnenkort onder uw voeten verbrijzelen.’ — 2 Korinthiërs 4:4, Leidse Vertaling; Psalm 2:2, 6-9; Romeinen 16:20.
4. Hoe kunnen wij vrede met God nastreven? (1 Petrus 3:11)
4 Wij, van onze kant, dienen vrede met die God te willen nastreven. Hoe kunnen wij dat? Wij dienen onder andere Gods zienswijze te willen hebben met betrekking tot de heiligheid van het menselijk leven en van het kostbare levensbloed dat door onze slagaderen en aderen stroomt.
5. Uit welke voorbeelden blijkt dat Jehovah het moedwillig vergieten van bloed wreekt?
5 Jehovah is de Schepper van de mens en van de wonderbaarlijke bloedstroom die voedsel naar alle delen van het menselijk lichaam transporteert zodat wij in leven blijven. Het is nooit Gods bedoeling geweest dat er moedwillig mensenbloed vergoten zou worden. Nadat Kaïn de eerste moord had begaan, verklaarde Jehovah dat Abels bloed om wraak riep. Later werd een van Kaïns nakomelingen, Lamech, een moordenaar en zei in dichterlijke bewoordingen dat indien hij gedood zou worden, de bloedschuld die daardoor zou ontstaan, gewroken moest worden. Mettertijd raakte een verdorven wereld van gewelddaad vervuld. Jehovah ontketende de grote Vloed om die eerste mensenwereld te vernietigen. Alleen het gezin van de vreedzame Noach, wiens naam „Rust” betekent, bleef in leven. — Genesis 4:8-12, 23, 24; 6:13; 7:1.
6. Hoe luidt Gods wet inzake bloed, en voor wie is die bindend?
6 Vervolgens lichtte Jehovah Noach in over Zijn uitdrukkelijke wil inzake bloed. Als hoogtepunt van zijn uiteenzetting zei hij: „Al wie het bloed van een mens vergiet, diens eigen bloed zal door de mens vergoten worden, want naar Gods beeld heeft hij de mens gemaakt” (Genesis 9:3-6). De gehele tegenwoordige mensheid stamt van Noach af; derhalve is deze goddelijke wet waardoor de nadruk wordt gelegd op eerbied voor het leven, bindend voor alle mensen die Gods goedkeuring willen genieten. Ook in het zesde van de Tien Geboden werd gezegd: „Gij moogt niet moorden.” Bloedschuld roept om passend optreden en vergelding. — Exodus 20:13; 21:12; Deuteronomium 21:1-9; Hebreeën 10:30.
7. (a) Waarom was het passend dat Jehovah Israël gebood oorlog te voeren? (b) In welke oorlogvoering zijn christenen thans gewikkeld?
7 Waarom heeft Jehovah, aangezien bloedvergieten zo duidelijk verboden werd, de natie Israël toegestaan, ja zelfs geboden, oorlog te voeren? Wij moeten in gedachte houden dat dit een geheiligde oorlogvoering was door middel waarvan Jehovah, de Rechter van de gehele aarde, demonen aanbiddende natiën liet uitroeien. De Kanaänieten bijvoorbeeld waren onwettige bewoners van het Beloofde Land en hielden er een door demonen beheerste, immorele levensstijl op na waardoor Gods heilige volk in gevaar gebracht zou worden. Jehovah zorgde ervoor dat het land die ontaarde mensen uit hun gebied ’uitbraakte’ en bediende zich hiervoor van een theocratische oorlogvoering (Leviticus 18:1-30; Deuteronomium 7:1-6, 24). Dit wettigt de geestelijke oorlogvoering van een christen in deze tijd. — 2 Korinthiërs 10:3-5; Efeziërs 6:11-18.
8. Waaruit blijkt dat God geen goedkeuring hecht aan het vergieten van onschuldig bloed?
8 Jehovah hechtte echter geen goedkeuring aan het in het wilde weg vergieten van bloed. Daarom staat er betreffende een koning van Juda geschreven: „Ook heeft Manasse zeer veel onschuldig bloed vergoten, totdat hij Jeruzalem ermee gevuld had van het ene einde tot het andere.” Hoewel Manasse later berouw had en zich voor Jehovah vernederde, bleef die bloedschuld aan hem en zijn dynastie kleven. Manasses godvrezende kleinzoon, koning Josía, deed positieve stappen om het land te reinigen en de ware aanbidding te herstellen. Hij kon die bloedschuld echter niet verwijderen. Tijdens de regering van Josía’s zoon Jojakim trad Jehovah op door Nebukadnezar tegen Juda te laten optrekken ten einde het oordeel aan die natie te voltrekken. „Het was slechts op bevel van Jehovah dat dit tegen Juda geschiedde, om het uit zijn ogen weg te doen wegens de zonden van Manasse, naar alles wat hij gedaan had; en ook wegens het onschuldige bloed dat hij vergoten had, zodat hij Jeruzalem met onschuldig bloed gevuld had, en Jehovah wilde geen vergeving schenken.” — 2 Koningen 21:16; 24:1-4; 2 Kronieken 33:10-13.
De maatstaf voor christenen
9. Welke maatstaf met betrekking tot het vergieten van bloed stelde Jezus voor christenen vast?
9 Wij zouden verwachten dat Jezus, de Stichter van het christendom, met betrekking tot het vergieten van bloed een maatstaf voor christenen zou vaststellen. Heeft hij dit gedaan? Nu, kort nadat Jezus de herdenking van zijn dood had ingesteld, zag hij erop toe dat zijn discipelen twee zwaarden bij zich hadden. Met welk doel? Om een uiterst belangrijk beginsel te onderstrepen, een beginsel dat alle christenen in acht zouden moeten nemen. Toen de afdeling soldaten kwam om Jezus in Gethsémané te arresteren, hanteerde de onstuimige Petrus een zwaard en sloeg het rechteroor van Malchus, een slaaf van de joodse hogepriester, af. Was het niet heel nobel om aldus ten behoeve van de Zoon van God te strijden? Jezus dacht er niet zo over. Hij genas het oor van de slaaf en herinnerde Petrus eraan dat Zijn hemelse Vader in staat was twaalf legioenen engelen te sturen om Jezus te helpen. Jezus vermeldde hier het fundamentele beginsel: „Allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan.” — Matthéüs 26:51-53; Lukas 22:36, 38, 49-51; Johannes 18:10, 11.
10. (a) Welk belangrijke beginsel wordt in Johannes 17:14, 16 en 18:36 vastgesteld? (b) Welke handelwijze leidde voor christenen in de eerste eeuw tot redding?
10 Christenen die in de eerste eeuw leefden, zouden zich later Jezus’ vurige gebed tot Jehovah te binnen brengen, waarin hij over zijn discipelen zei: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” Zij zouden zich Jezus’ verklarende antwoord aan Pontius Pilatus herinneren: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron” (Johannes 17:14, 16; 18:36). In die tijd bestreden joodse politieke partijen elkaar, zowel met woorden als in een letterlijke strijd waarin bloed vloeide. Maar Jezus’ discipelen lieten zich niet in die revolutionaire acties betrekken. Zo’n dertig jaar wachtten zij in Jeruzalem. Toen werd het door Jezus gegeven profetische teken zichtbaar en reageerden zij erop door ’naar de bergen te vluchten’. Hun neutrale houding en hun vlucht leidden tot hun redding. — Matthéüs 24:15, 16.
11, 12. (a) Welke beslissing moesten Cornelius en Sergius Paulus nemen toen zij gelovigen werden? (b) Uit welke bron zullen zij hulp ontvangen hebben om de juiste beslissing te kunnen nemen? (c) Welke aanwijzing geeft dit ons in deze tijd?
11 Sommigen vragen wellicht: ’Hoe staat het met Cornelius, de hoofdman over honderd, en Sergius Paulus, de door het leger ondersteunde proconsul op Cyprus? Waren deze mannen niet verbonden met het militaire apparaat? Ja, op het moment dat zij de christelijke boodschap aanvaardden, was dat zo. De Schrift vertelt ons echter niet wat Cornelius en anderen na hun bekering hebben gedaan. Ongetwijfeld zal Sergius Paulus, die een intelligent man was en „versteld stond van het onderwijs van Jehovah”, zijn wereldlijke positie al gauw in het licht van zijn pasgevonden geloof aan een nauwkeurig onderzoek hebben onderworpen en een juiste beslissing hebben genomen. Cornelius zal dit eveneens gedaan hebben (Handelingen 10:1, 2, 44-48; 13:7, 12). Er is geen bericht voorhanden dat de discipelen hun zeiden wat zij moesten doen. Zij konden dat te weten komen uit hun eigen studie van Gods Woord. — Jesaja 2:2-4; Micha 4:3.
12 Zo dienen ook christenen in deze tijd anderen niet persoonlijk te instrueren welk standpunt zij moeten innemen inzake kwesties die met christelijke neutraliteit verband houden. Een ieder moet in overeenstemming met zijn begrip van bijbelse beginselen zijn eigen gewetensvolle beslissingen nemen. — Galaten 6:4, 5.
In de huidige tijd
13. Hoe verging het de Bijbelonderzoekers toen zij tijdens de Eerste Wereldoorlog probeerden bloedschuld te vermijden?
13 In 1914 deed de totale oorlogvoering haar intrede op het wereldtoneel. Alle hulpbronnen van de oorlogvoerende natiën, met inbegrip van hun mankracht, werden voor oorlogsdoeleinden ingezet. Velen van de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen werden genoemd, stelden prijzenswaardige pogingen in het werk om bloedschuld te vermijden. Zij werden bitter vervolgd, precies zoals Jezus had voorzegd. — Johannes 15:17-20.
14, 15. (a) Hoe voorzag Jehovah gedurende de Tweede Wereldoorlog in leiding? (b) Welk scherp omlijnde standpunt namen Jehovah’s Getuigen toen in? (c) Hoe was dit precies het tegenovergestelde van wat wereldse religieuze ijveraars deden?
14 Toen in 1939 opnieuw een wereldconflict losbarstte, voorzag Jehovah in duidelijke leiding voor zijn dienstknechten. Binnen twee maanden nadat de oorlog was verklaard, kwam deze leiding in de vorm van bijbelstudiemateriaal met als titel „Neutraliteit” in de uitgave van The Watchtower van 1 november 1939 (Nederlandse uitgave van januari 1940). Het artikel besloot met de zin: „Al degenen, die aan de zijde des Heeren staan, zullen zich ten opzichte van de oorlogvoerende natiën neutraal houden en onverdeeld en onvoorwaardelijk voor den grooten Theocraat en zijn Koning instaan.”
15 Wat was het resultaat? Als een wereldomvattende broederschap weerhielden Jehovah’s Getuigen zich er consequent van het bloed van onschuldige mensen, met inbegrip van hun broeders in andere landen, te vergieten. Terwijl katholieken, protestanten, boeddhisten en anderen elkaar afslachtten, gehoorzaamden Jezus’ ware discipelen zijn nieuwe gebod: ’Net zoals ik u heb liefgehad, moet ook gij elkaar liefhebben.’ — Johannes 13:34.
16. (a) Hoe betoonden Jehovah’s Getuigen zich eerzame burgers? (b) Hoe bleven de Getuigen God terugbetalen wat van God is, en waartoe leidde dit soms?
16 Deze christenen bleven caesar terugbetalen wat van caesar is. Als eerzame burgers gehoorzaamden zij de wetten van het land (Matthéüs 22:17-21; Romeinen 13:1-7). Maar wat belangrijker was, zij betaalden God terug wat van hem was, met inbegrip van hun leven als opgedragen christenen en hun christelijke aanbidding. Toen caesar eiste dat hem gegeven werd wat God toekomt, handelden zij derhalve overeenkomstig de in Handelingen 4:19 en 5:29 vermelde beginselen. Of het nu ging om bloedvergieten, non-combattante dienst, werk dat in de plaats kwam van militaire dienst of het groeten van een symbool zoals de vlag van een natie, getrouwe christenen stelden zich op het standpunt dat er geen middenterrein was. In een aantal gevallen werden zij vanwege dit standpunt terechtgesteld. — Matthéüs 24:9; Openbaring 2:10.
Zij sloten geen compromis
17. (a) Hoe werden Jehovah’s Getuigen volgens het hier aangehaalde boek door de nazi’s behandeld? (b) Hoe boden Jehovah’s Getuigen, in schrille tegenstelling met anderen, het hoofd aan de uitdaging?
17 In een recent boek getiteld Of Gods and Men staat dat Jehovah’s Getuigen gedurende Hitlers Derde Rijk de religieuze groep waren die „de meest extreme tegenstand” ondervond. Jehovah’s Getuigen sloten geen compromis. Degenen die in Duitsland tot andere religies behoorden, volgden hun aalmoezeniers en veldpredikers, waardoor zij eredienst voor het Duitse Rijk verrichtten en het „merkteken” van het politieke wilde beest „aan hun rechterhand of op hun voorhoofd” ontvingen (Openbaring 13:16). Zij gaven de rechterhand van actieve ondersteuning aan de Duitse politieke organisatie en lieten duidelijk uitkomen welk standpunt zij hadden ingenomen door „Heil Hitler!” te roepen en de hakenkruisvlag te groeten.
18. (a) Welk bericht laat zien of Jehovah’s Getuigen neutraal waren ten opzichte van de politiek? (b) Wat voor invloed dient dit historische bericht op elk van ons in deze tijd te hebben?
18 Welke positie namen ware christenen daar in? In het bovengenoemde boekwerk staat: „Alleen de Jehovah’s Getuigen weerstonden het regime. Zij boden met hand en tand weerstand en als gevolg daarvan werd de helft van hun aantal gevangengezet en een kwart ter dood gebracht. . . . In tegenstelling met [andere religies] zijn zij onwerelds in die zin dat zij niet de goedkeuring of de beloningen van de stoffelijke wereld zoeken en zich niet als leden ervan beschouwen. Zij zijn ’neutraal’ ten opzichte van de politiek aangezien zij reeds tot een andere wereld — Gods wereld — behoren. . . . Zij zoeken geen compromissen en bieden ze ook niet aan. . . . In het leger dienen, stemmen of de Hitlergroet brengen, zou hebben betekend dat zij hogere waarde toekenden aan de rechten die deze wereld doet gelden dan aan de rechten die God doet gelden.” Dat Jehovah’s Getuigen voorstanders van vrede en geweldloosheid waren, werd zelfs in de concentratiekampen erkend. Waaruit blijkt dit? Omdat „alleen Getuigen de SS-bewakers met vlijmscherpe scheermessen mochten scheren, aangezien zij alleen bij hen het vertrouwen konden hebben dat zij niemand zouden doden”.
19. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen Jezus’ moedige voorbeeld gevolgd, en met welk resultaat?
19 Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden Jehovah’s Getuigen een markant voorbeeld van christelijke neutraliteit. Overal op aarde volgden zij op consequente wijze moedig het voorbeeld van Jezus door „geen deel van de wereld” te zijn; net als Christus overwonnen zij deze met bloedschuld beladen wereld. — Johannes 17:16; 16:33; 1 Johannes 5:4.
In geval van bloedschuld een toevluchtsoord vinden
20. (a) Waarom is het dringend noodzakelijk uit de valse religie te vluchten? (b) Waar alleen kan in deze tijd een werkelijke toevlucht gevonden worden?
20 Door de eeuwen heen hebben religieuze organisaties de bladzijden van de geschiedenis rood gekleurd door in kruistochten, „heilige” oorlogen en inquisities onschuldig bloed te vergieten. Ze hebben concordaten gesloten met bloeddorstige dictators. Ze hebben hun instemming betuigd wanneer deze dictators Jehovah’s Getuigen in gevangenissen en concentratiekampen opsloten, waar velen van hen gestorven zijn. Ze hebben bereidwillige ondersteuning gegeven aan führers (leiders) die Getuigen hebben terechtgesteld door hen te fusilleren en te onthoofden. Deze religieuze stelsels kunnen niet aan Jehovah’s rechtvaardige oordeel ontkomen. Het zal niet uitgesteld worden. Noch dient iemand die rechtvaardigheid liefheeft zijn vlucht uit de valse religie — het met bloed bevlekte „Babylon de Grote” — uit te stellen en ermee te wachten een toevlucht in Gods organisatie te zoeken. — Openbaring 18:2, 4, 21, 24.
21. Wat wordt door Gods regeling van de toevluchtssteden afgeschaduwd?
21 Velen van ons hebben, voordat wij Gods Woord bestudeerden, misschien mensenbloed vergoten of behoorden tot religieuze of politieke organisaties waarop bloedschuld rust. In dit opzicht kunnen wij vergeleken worden met de niet-moedwillige doodslager in Israël. Hij kon de wijk nemen naar een van de zes specifiek vermelde steden waar hij een toevlucht kon vinden en waaruit hij uiteindelijk, bij de dood van de hogepriester van Israël, bevrijd kon worden. In deze tijd betekent dit de voordelen van de actieve dienst van Gods Hogepriester, Jezus Christus, te aanvaarden en niet onder die regeling vandaan te gaan. Door daar in verbondenheid met Gods gezalfde volk te blijven, kunnen wij in leven blijven wanneer de hedendaagse „bloedwreker”, Christus Jezus, Gods oordeel voltrekt aan degenen op wie bloedschuld rust. De leden van de „grote schare”, die thans naar Gods organisatie vluchten, moeten in dat toevluchtsoord blijven totdat Christus, in zijn hoedanigheid van Hogepriester, in die zin ’sterft’ dat hij zijn verlossingswerk heeft voltooid. — Numeri 35:6-8, 15, 22-25; 1 Korinthiërs 15:22-26; Openbaring 7:9, 14.
22. Wat is in het licht van Jesaja 2:4 het verschil tussen de natiën die leden van de VN zijn en Gods heilige natie?
22 Op het plein van de VN in New York kunt u de volgende op Jesaja 2:4 (King James Version) gebaseerde woorden lezen: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen slaan. En hun speren tot snoeimessen: Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen. Noch zullen zij de oorlog meer leren.” Maar wie handelt tegenwoordig in overeenstemming met deze woorden? Geen enkel lid van de zogenoemde Verenigde Naties. Alleen de vrede nastrevende wereldomvattende „natie” die uit ruim drie miljoen getuigen van Jehovah bestaat, heeft duidelijk gedemonstreerd hoe christelijke neutraliteit gehandhaafd kan worden in een met bloed bevlekte wereld.
Overzichtsvragen
◻ Hoe kunnen wij vrede met God nastreven?
◻ Hoe beziet Jehovah moedwillig bloedvergieten?
◻ Wat wordt met christelijke neutraliteit bedoeld?
◻ Welke voortreffelijke voorbeelden van rechtschapenheid hebben wij?
◻ Hoe kunnen wij toevlucht vinden die tot redding leidt?
[Kader op blz. 21]
Een bericht van geloof, moed en rechtschapenheid
Het boek New Religious Movements: A Perspective for Understanding Society maakt verder de volgende opmerkingen over de wijze waarop Jehovah’s Getuigen in weerwil van de nazi-vervolging aan hun rechtschapenheid vasthielden:
„Door hun weigering om toe te geven, vormden Jehovah’s Getuigen een uitdaging voor het totalitaire concept van de nieuwe maatschappij, en het was duidelijk merkbaar dat deze uitdaging, evenals de hardnekkigheid waarmee die bleef bestaan, de bouwmeesters van de nieuwe ordening verontrustte. Hoe meer de Getuigen werden vervolgd, des te sterker vormden zij een werkelijke ideologische uitdaging. De beproefde methoden van vervolging, marteling, gevangenzetting en bespotting resulteerden bij geen van de Getuigen in bekering tot het nazi-standpunt en kwamen zelfs als een boemerang op het hoofd van de aanstichters terug. De nazi’s raakten in paniek tegenover deze onvoorspelbare reactie.”
„De strijd tussen deze twee partijen die om loyale erkenning vochten, was bitter, en dat te meer aangezien de fysiek sterkere nazi’s in veel opzichten minder zeker van zichzelf waren, minder rotsvast geworteld in hun eigen overtuiging, minder zeker van het voortbestaan van hun Duizendjarige Rijk. De Getuigen twijfelden niet aan hun eigen wortels, want hun geloof bestond onmiskenbaar al sedert de tijd van Abel. Terwijl de nazi’s genoodzaakt waren tegenstand te onderdrukken en hun aanhangers te overtuigen, waarbij zij dikwijls taal en beeldspraak ontleenden aan het sektarische christendom, waren de Getuigen zeker van de totale, onverzettelijke loyaliteit van hun leden, zelfs tot de dood toe.”
Het zal werkelijk een gelukkige dag zijn wanneer deze zegepraal van de christelijke loyaliteit is behaald (Romeinen 8:35-39). Dan, onder de Koninkrijksheerschappij van de „Vredevorst”, de verheerlijkte Jezus Christus, zal er „aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede . . . geen einde zijn”. — Jesaja 9:6, 7.
[Kader op blz. 22]
Jeugdige rechtschapenheidbewaarders
Het volgende is een aanhaling uit een onlangs gepubliceerd dagboek van een waarnemer in een Europees land. Het geeft te kennen hoe jeugdige Getuigen moedig hun standvastigheid hebben bewaard toen zij moesten bewijzen „geen deel van de wereld” te zijn. — Johannes 17:14.
’12 maart 1945: Er was een zitting van de krijgsraad. Twee jonge Jehovisten zijn de beschuldigden. De aanklacht: weigering van militaire dienst (in overeenstemming met de geest van hun religie). De jongste, die nog geen twintig jaar is, werd veroordeeld tot vijftien jaar strafgevangenis. Maar de oudste werd ter dood veroordeeld, en hij werd onmiddellijk naar zijn woonplaats gebracht om daar in het openbaar als een afschrikwekkend voorbeeld terechtgesteld te worden. Hij is het veertiende slachtoffer hier. Hij ruste in vrede. Deze zaak heeft mij zeer aangegrepen. Je kunt niet op zo’n manier tegen de Jehovisten optreden. Ze hebben van deze jongen geen waarschuwend voorbeeld maar een martelaar gemaakt. Het was een gezonde jongen. Ik ben bedroefd om hem.
Vanmiddag hebben wij de bijzonderheden vernomen over de terechtstelling van deze jongeman, die ten aanschouwen van een flink aantal mensen op het marktplein plaatsvond. Een van de soldaten die in het kordon stond, schaamde zich zo erg dat hij zich vóór de terechtstelling doodschoot. Dit was omdat een kolonel wilde dat hij de beul zou helpen. Maar daartoe was hij niet bereid. Liever maakte hij een eind aan zijn eigen leven. De jongeman zelf is moedig gestorven. Hij heeft geen woord gezegd.’
Hoe gelukkig zullen zulke jonge mensen bij hun opstanding zijn dat zij liever de angel van de dood hebben ondergaan dan een plaats in Jehovah’s nieuwe samenstel van dingen te verbeuren! — Vergelijk Hosea 13:14.