’De hand van Jehovah was met hen’
„Aldus bleef het woord van Jehovah op machtige wijze groeien en de overhand nemen.” — HANDELINGEN 19:20.
1. (a) Welke klacht uitten vijanden van het christendom in de eerste eeuw G.T.? (b) Wat gebeurde er overal waar de zendeling Paulus het goede nieuws van Gods koninkrijk predikte, en welke ondersteuning genoten de vroege christenen altijd?
MEER dan negentienhonderd jaar geleden uitten vijanden van de christelijke boodschap en tegenstanders van de zendingsapostel Paulus de volgende klacht: „Deze mensen, die de bewoonde aarde ondersteboven hebben gekeerd, zijn nu ook hier, . . . en [zij] handelen in strijd met de verordeningen van caesar door te zeggen dat er een andere koning is, Jezus” (Handelingen 17:6, 7). Overal waar de christelijke zendeling Paulus het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk bekendmaakte, bracht dat actie en reactie teweeg, en dikwijls vervolging. Ook andere vroege christenen ondergingen vervolging. Maar altijd „was de hand van Jehovah met hen”. — Handelingen 11:21.
2. Wie gaf de aanzet tot de christelijke zendingsactiviteit, en op welke wijze?
2 Wie had de aanzet gegeven tot deze uitermate belangrijke christelijke zendingsactiviteit? Dat was Jezus, een uniek mens met een bezielende boodschap en een ongebruikelijke methode om die te verbreiden. Bedenk dat Jezus, de Zoon van God, tot het joodse volk kwam met een opzienbarende bekendmaking aangaande het koninkrijk Gods. Maar zij waren alleen geïnteresseerd in het bewerken van hun eigen redding door middel van werken der Wet. — Matthéüs 4:17; Lukas 8:1; 11:45, 46.
’Tot alle natiën’ prediken
3. Welke door Jezus uitgesproken profetie moet zijn joodse discipelen hebben verbaasd, en waarom?
3 Wij kunnen ons dus de verbazing van Jezus’ joodse discipelen voorstellen toen hij hun drie dagen voor zijn dood vertelde: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Zijn discipelen moeten zich wel hebben afgevraagd hoe zij ooit het goede nieuws ’tot alle natiën’ zouden kunnen prediken. Hoe zou zo’n klein groepje gelovigen zich ooit van zo’n overweldigende taak kunnen kwijten? — Matthéüs 24:14; Markus 13:10.
4. Welk gebod gaf de uit de doden opgewekte Jezus zijn discipelen?
4 Later voegde de uit de doden opgewekte Jezus er een gebod aan toe, namelijk: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” Aldus kregen zij de opdracht de boodschap van hun Meester uit te dragen tot „mensen uit alle natiën”. — Matthéüs 28:18-20.
5, 6. (a) Hoe bereikte de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk de heidenen, en met welk resultaat? (b) Hoe reageerden de ouderlingen in Jeruzalem toen Petrus hun zijn ervaring met de heidense man Cornelius verhaalde?
5 Dit hield in dat zij op den duur ook tot heidenen moesten prediken, en dat bleek een uitdaging te zijn. De houding die Petrus ruim drie jaar later aan de dag legde, getuigt hiervan. Door middel van een visioen werd Petrus gezegd verontreinigde dieren als voedsel te nuttigen. Toen God hem te kennen gaf dat dingen die vroeger als verontreinigd werden beschouwd, nu als rein bezien moesten worden, stond Petrus versteld. Vervolgens werd Petrus er door Gods geest toe geleid het huis van de heidense man Cornelius, een Romeinse centurio, te bezoeken. Daar bemerkte hij dat het Gods wil was dat hij tot Cornelius zou prediken, ook al had hij voordien de opvatting gehuldigd dat het ongeoorloofd was contacten met mensen van een ander ras te hebben. Terwijl Petrus sprak, viel de heilige geest op die heidense familie en hiermee werd in feite te kennen gegeven dat het veld voor de christelijke zendingsactiviteit nu tot de niet-joodse wereld moest worden uitgebreid. — Handelingen 10:9-16, 28, 34, 35, 44.
6 Toen Petrus deze ontwikkeling aan de ouderlingen in Jeruzalem uiteenzette, „legden zij zich erbij neer, en zij verheerlijkten God en zeiden: ’Zo heeft God dan ook aan mensen uit de natiën de gelegenheid tot berouw geschonken, hetwelk tot leven leidt’” (Handelingen 11:18). Nu kon het goede nieuws van Christus en van zijn koninkrijk onbelemmerd tot de heidense natiën gaan!
Zendelingen voor de natiën
7. Hoe begon de christelijke zendingsactiviteit zich in de landen rond de Middellandse Zee te verbreiden, en hoe bezag Jehovah dit?
7 Het predikingswerk, dat na het martelaarschap van Stéfanus aan stootkracht had gewonnen, kreeg nu een ander aspect. Met uitzondering van de apostelen was de gemeente in Jeruzalem naar andere plaatsen verstrooid. Aanvankelijk predikten die vervolgde joodse gelovigen uitsluitend tot de joden in Fenicië, op Cyprus en in Antiochíë. „Er waren . . . echter enige mannen uit Cyprus en Cyrene, die . . . tot de Griekssprekende mensen spraken en het goede nieuws van de Heer Jezus bekendmaakten.” Hoe bezag Jehovah deze zendingsactiviteit onder de natiën? „De hand van Jehovah [was] met hen, en een groot aantal werd gelovig en keerde zich tot de Heer.” Dank zij de vrijmoedigheid van die vroege christenen begon zich in de landen rond de Middellandse Zee een doeltreffende zendingsactiviteit te verbreiden. Maar er stond nog meer te gebeuren. — Handelingen 4:31; 8:1; 11:19-21.
8. Hoe maakte God een beslissende stap ter bevordering van de expansie van het zendingswerk kenbaar?
8 Omstreeks 47/48 G.T. maakte God door middel van de heilige geest een beslissende stap kenbaar die tot verdere expansie van het zendingswerk zou leiden. Het bericht in Handelingen 13:2-4 vertelt ons: „De heilige geest [zei]: ’Zondert mij van allen Barnabas en Saulus af voor het werk waarvoor ik hen heb geroepen.’ . . . Derhalve gingen deze mannen, die door de heilige geest waren uitgezonden, naar Seleucië [de zeehaven van het Syrische Antiochíë] en voeren vandaar naar Cyprus.” Wat moet dat opwindend zijn geweest voor Paulus en Barnabas — zij waren op weg naar hun eerste buitenlandse toewijzing! De apostel Paulus beet de spits af van de christelijke zendingsactiviteit. Hij legde tevens het fundament voor een werk dat in onze twintigste eeuw voltooid zou worden.
9. Wat bracht de apostel Paulus door middel van zijn zendingsreizen tot stand?
9 Paulus ondernam vervolgens drie zendingsreizen waarover een verslag staat opgetekend, plus zijn reis naar Rome als gevangene. Tijdens deze reizen maakte hij een begin met het werk in verscheidene steden van Europa en predikte hij de Koninkrijksboodschap in landen en op eilanden die thans bekend zijn als Syrië, Cyprus, Kreta, Turkije, Griekenland, Malta en Sicilië. Misschien heeft hij zelfs Spanje bereikt. Hij hielp in veel steden gemeenten op te richten. Wat was het geheim van zijn doeltreffende zendingsactiviteit?
Doeltreffend onderwijs
10. Waarom verrichtte Paulus zijn zendingswerk zo doeltreffend?
10 Paulus volgde Christus’ onderwijsmethode na. Daarom wist hij hoe hij met mensen kon opschieten. Hij wist hoe hij moest onderwijzen en anderen tot onderwijzers moest opleiden. Hij baseerde zijn onderwijs op de Schriften. Hij trachtte anderen niet te imponeren met zijn eigen wijsheid, maar redeneerde daarentegen aan de hand van de Schriften (Handelingen 17:2, 3). Paulus verstond ook de kunst zich aan zijn gehoor aan te passen en gebruik te maken van de plaatselijke omstandigheden als springplank voor zijn boodschap. Zoals hij zei: „Ik [heb] mijzelf tot slaaf van allen gemaakt, om de meesten te winnen. En zo ben ik voor de joden geworden als een jood . . . Voor hen die zonder wet zijn, ben ik geworden als iemand zonder wet . . . Voor de zwakken ben ik zwak geworden, om de zwakken te winnen. Ik ben voor alle soorten van mensen alles geworden, om er toch maar enkelen te redden.” — 1 Korinthiërs 9:19-23; Handelingen 17:22, 23.
11. Waaruit blijkt dat Paulus en zijn metgezellen doeltreffende zendelingen waren, en hoe wijdverbreid was de christelijke bediening?
11 Paulus en zijn metgezellen waren doeltreffende zendelingen. Met doorzettingsvermogen en volharding richtten zij overal waar zij kwamen christelijke gemeenten op en versterkten ze (Handelingen 13:14, 43, 48, 49; 14:19-28). De vroeg-christelijke bediening was over zo’n groot gebied verbreid dat Paulus ten slotte kon schrijven over „de waarheid van dat goede nieuws, hetwelk tot u is doorgedrongen, zoals het in de gehele wereld vrucht draagt en toeneemt, . . . en dat in heel de schepping die onder de hemel is, werd gepredikt”. Ja, de vroeg-christelijke zendingsactiviteit had invloed op de mensen. — Kolossenzen 1:5, 6, 23.
12. Waardoor hield het authentieke christelijke zendingswerk een tijdlang op?
12 Doch tegen het begin van de tweede eeuw G.T. begonnen afvallige ideeën de christelijke gemeente te infiltreren. Jezus en de apostelen hadden hiervoor gewaarschuwd (Matthéüs 7:15, 21-23; Handelingen 20:29, 30; 1 Johannes 2:18, 19). In de daaropvolgende eeuwen werd de Koninkrijksboodschap onder dogmatiek en heidense leerstellingen bedolven. De christenheid zond zendelingen uit, niet om het ware koninkrijk Gods te prediken, maar om de weerloze inheemse bevolking — dikwijls te vuur en te zwaard — het koninkrijk van hun politieke meesters en sponsors op te leggen. Het authentieke christelijke zendingswerk hield op, maar niet voorgoed.
13. Hoe werd in de huidige tijd een aanvang gemaakt met een zendingsveldtocht, en wat was er tegen eind 1916 tot stand gebracht?
13 Tegen het einde van de negentiende eeuw zag Charles T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, de noodzaak in van zendingsactiviteit. Hij organiseerde derhalve een uitgebreide predikingsveldtocht, en hijzelf bezocht veel steden in de Verenigde Staten en reisde ook per schip de wereld rond om zoveel mogelijk landen te bezoeken. Zijn op de bijbel gebaseerde geschriften werden in 35 talen uitgegeven. Naar verluidt heeft hij voordat hij in 1916 overleed, als openbare spreker meer dan anderhalf miljoen kilometer gereisd en meer dan 30.000 toespraken gehouden.
14. Wat heeft Joseph F. Rutherford gedaan ter bevordering van de zendingsactiviteit?
14 Zijn opvolger, Joseph F. Rutherford, besefte eveneens de dwingende noodzaak van zendingsactiviteit. In het begin van de jaren ’20 zond hij bekwame mannen naar verschillende landen uit om te helpen het predikingswerk van de grond te krijgen. Zendelingen hebben wat dit Koninkrijkswerk betreft baanbrekend werk gedaan in Spanje, Zuid-Amerika en West-Afrika. In 1931 werd er een oproep gedaan voor vrijwilligers om het werk in Spanje te versterken. Drie jonge mannen uit Engeland meldden zich aan en hebben daar onder bijzonder moeilijke en zware omstandigheden vier jaar lang gediend tot het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog in 1936. Toen moesten zij voor hun leven vluchten.
15. Wat vond er in de jaren ’40 plaats om het zendingswerk in belangrijke mate uit te breiden?
15 Gedurende het decennium van de jaren ’40 zouden er betere voorzieningen ten behoeve van de zendingsactiviteit komen. De derde president van het Wachttorengenootschap, Nathan H. Knorr, werkte samen met een team van ijverige mannen. Klaarblijkelijk onder leiding van de heilige geest zag hij er in 1942 de noodzaak van in om een zendelingenschool te openen als voorbereiding op de uitdaging die de periode na de Tweede Wereldoorlog zou bieden. Midden in die wereldoorlog nam hij het initiatief, en in februari 1943 werd in het noorden van de staat New York de Wachttoren-Bijbelschool Gilead ingewijd. De school telde vier docenten en gaf elke zes maanden aan meer dan honderd ijverige pioniers en pioniersters een op de bijbel gebaseerde opleiding voor de zendingsdienst. Zijn hun daaruit voortvloeiende activiteiten doeltreffend geweest?
16. (a) Hoeveel Getuigen predikten er in 1943, en hoe laat dit zich met de huidige tijd vergelijken? (b) Welk aandeel hebben de zendelingen aan deze toename gehad? Licht dit toe.
16 In 1943 waren er slechts 126.329 Getuigen die in 54 landen predikten. Hoe is de situatie thans? Nu, 45 jaar later, zijn er 28 maal zoveel, meer dan drie en een half miljoen actieve bedienaren in 212 landen en eilanden der zee. Een aanzienlijk deel van deze toename is te danken aan het voortreffelijke fundament dat werd gelegd door de meer dan 6000 zendelingen die van de Gileadschool zijn gegradueerd. Zij zijn afkomstig uit 59 landen en zijn in de loop van de laatste vijf decennia naar 148 verschillende landen uitgezonden. Met hun hulp zijn er nu, in plaats van slechts iets meer dan 100.000 Getuigen in de hele wereld, zoals 45 jaar geleden het geval was, tien landen met elk meer dan 100.000 bedienaren die het goede nieuws prediken en onderwijzen. In de meeste van deze natiën hebben de Gileadzendelingen aan de spits van het evangelisatiewerk gestaan.
17. Wat zijn drie fundamentele factoren die zowel het vroege als het hedendaagse christelijke zendingswerk doeltreffend hebben gemaakt?
17 Of wij nu spreken over het vroege of het hedendaagse christelijke zendingswerk, er zijn fundamentele factoren die het doeltreffend hebben gemaakt. Eén daarvan is het rechtstreekse contact met mensen dat voortvloeit uit de van-huis-tot-huisbediening en het geven van informeel getuigenis, alsmede de huisbijbelstudieregeling (Johannes 4:7-26; Handelingen 20:20). Nog een factor is de rechtstreekse en eenvoudige op de bijbel gebaseerde boodschap die het accent legt op het koninkrijk Gods als de enige duurzame oplossing voor de problemen van de mensheid (Handelingen 19:8; 28:16, 23, 30, 31). En velen van onze zendelingen dienen in ontwikkelingslanden, waar de noodzaak voor Gods rechtvaardige heerschappij zeer duidelijk is. Een derde factor is de liefde die Christus onderwees en die onze hedendaagse zendelingen tentoonspreiden in hun dagelijkse omgang met mensen van allerlei slag en komaf. Het lijdt geen twijfel of de zendelingen van het Wachttorengenootschap hebben de afgelopen 45 jaar een grote bijdrage geleverd aan de wereldomvattende expansie van Jehovah’s organisatie. — Romeinen 1:14-17; 1 Korinthiërs 3:5, 6.
De pioniersgeest verbreidt zich
18. Wie nog meer hebben zich dezelfde geest van zendingsijver eigen gemaakt als de gegradueerden van Gilead?
18 Ongetwijfeld heeft het ijverige voorbeeld van de gegradueerden van Gilead bij anderen het verlangen doen ontstaan volle-tijdbedienaren te zijn. Thans zijn er honderdduizenden andere getuigen van Jehovah die zich dezelfde geest van zendingsijver hebben eigen gemaakt. Ook zij zijn pioniers in de ware zin van het woord en treden in de voetstappen van Jezus „de Pionier van hun redding”. — Hebreeën 2:10; 12:2, Moffatt.
19. Waarvoor hebben veel Getuigen met de pioniersgeest zich vrijwillig aangeboden, en hoe voelen zij zich beloond?
19 Sedert de jaren ’60 is het heel moeilijk geworden zendelingen naar een aantal landen te zenden. De Wachttoren-Bijbelschool Gilead blijft voor zover dit mogelijk is zendelingen uitsturen, afhankelijk van de behoefte in vreemde landen. Wereldwijd is het veld waar Getuigen met de ware pioniersgeest dienst kunnen verrichten, echter reusachtig. Velen hebben zich vrijwillig aangeboden om hun eigen regelingen te treffen teneinde te dienen in landen waar de behoefte groter is. Zou u zich bij hen kunnen aansluiten? Dikwijls laten zulke verkondigers zich erover uit dat de ontberingen en offers ruimschoots goedgemaakt worden door de grote vreugde die het schenkt met schapen te vergelijken personen in ontwikkelingslanden te voeden met Koninkrijkswaarheden. Zij worden honderdvoudig beloond doordat zij nieuwe „broers en zusters en moeders en kinderen” vinden en hen laten delen in de schitterende hoop op eeuwig leven in „het komende samenstel van dingen”. — Markus 10:28-30.
20. (a) Wie verrichten in veel landen het leeuwedeel van de prediking? (b) Hoe komt het dat Japan jaarlijks een hoger totaal aan velddiensturen rapporteert dan vrijwel elk ander land? (c) Welke vraag zouden wij zeer terecht kunnen overwegen?
20 Bovendien zijn er in deze tijd honderdduizenden dienstknechten van Jehovah die elke maand heilige dienst rapporteren als gewone of hulppioniers. De meesten van hen werken ijverig in hun plaatselijke omgeving. In veel landen zijn zij het die het leeuwedeel van het predikingswerk verrichten, en dikwijls staan zij week in week uit bij dezelfde huizen. Hun Koninkrijkshoop wordt weerspiegeld in hun stralende voorkomen en de vreugde die zij ervaren wanneer zij nieuwe vrienden maken en in hun gebied veel belangstelling voor de Koninkrijksboodschap aankweken. Meer pioniers betekent dat er veel meer uren besteed worden aan het loven van God. Al ruim een decennium lang rapporteert Japan, waar de overgrote meerderheid van Jehovah’s Getuigen uit gewezen boeddhisten bestaat, jaarlijks een hoger totaal aan velddiensturen dan enig ander land buiten de Verenigde Staten. Dat komt doordat bijna de helft van de Koninkrijksverkondigers daar uit pioniers bestaat. Kunt ook u uw aangelegenheden zo regelen dat u een aandeel kunt hebben aan dit buitengewoon grootse voorrecht, de pioniersdienst?
21. (a) Hoe kunnen andere Getuigen die niet in de omstandigheden verkeren om zich voor de gewone pioniersdienst op te geven, toch van een pioniersgeest blijk geven? (b) Hoe kunnen jongeren de pioniersgeest tonen?
21 Ook andere Getuigen zijn „ijverig voor voortreffelijke werken” (Titus 2:14). Tot hen behoren bejaarden, verkondigers met een slechte gezondheid, velen met gezinsverantwoordelijkheden en nog schoolgaande jongeren, die door hun omstandigheden wellicht niet in de gelegenheid zijn zich voor de gewone pioniersdienst op te geven. Ook zij kunnen van een pioniersgeest blijk geven door de pioniers aanmoedigende ondersteuning te geven, waar mogelijk met hen in de dienst te staan en een positieve houding te bewaren ten aanzien van de gelegenheden tot prediken die zij zelf hebben. Jonge mensen kunnen zich de volle-tijddienst voor het Koninkrijk ten doel stellen en wanneer zij eenmaal gedoopt zijn, van tijd tot tijd aan de hulppioniersdienst deelnemen. Evenals de jonge Timótheüs kunnen zij diep over deze dingen nadenken teneinde samen met heel Gods volk geestelijke vorderingen te maken. — 1 Timótheüs 4:15, 16.
22. Welk vaste besluit dienen wij, wat onze situatie in het leven ook is, te nemen, en met welk voortreffelijke resultaat?
22 Mogen wij allen, wat onze situatie in het leven ook is, er door Jehovah’s geest toe worden bewogen een volledig aandeel aan zijn dienst te hebben. Moge „de hand van Jehovah” met een ieder van ons blijven, zodat met betrekking tot onze nederige krachtsinspanningen kan worden gezegd dat „het woord van Jehovah op machtige wijze [bleef] groeien en de overhand nemen”. — Handelingen 11:21; 19:20.
Overzichtsvragen
◻ Hoe is het christelijke zendingswerk begonnen, en hoe wijdverbreid zou het worden?
◻ Welk aandeel had de apostel Paulus aan de uitbreiding van het zendingswerk?
◻ Hoe werd het zendingswerk in de huidige tijd weer tot leven gebracht?
◻ Welke factoren hebben de zendings- en pioniersdienst doeltreffend gemaakt?
◻ Hoe kunnen wij ons thans de pioniersgeest eigen maken?
[Tabel op blz. 13]
Koninkrijksactiviteit in tien landen — 1988
(Al deze landen rapporteerden in 1988 meer dan 100.000 verkondigers)
Gemiddeld Aanwezigen
Hoogtepunt aantal Aantal op het
Land verkondigers pioniers predikingsuren Avondmaal
V.S. 797.104 96.947 161.478.732 1.822.607
Mexico 248.822 32.117 58.061.457 1.004.062
Brazilië 245.610 22.725 44.218.022 718.414
Italië 160.584 25.477 43.354.687 330.461
Nigeria 134.543 14.022 27.800.623 398.555
Japan 128.817 52.183 60.626.840 297.171
Duitsland 125.068 8.416 22.029.942 215.385
Groot-Brittannië 113.412 11.927 22.103.713 211.060
Filippijnen 107.679 21.320 26.337.621 305.087
Frankrijk 103.734 9.189 21.598.308 205.256
[Illustratie op blz. 10]
Paulus en Barnabas op weg naar hun eerste zendingstoewijzing